Genealogische website Warsage

burgemeester van wersch

Johannes Theodorus van Wersch werd op 30 maart 1750 te Kerkrade gedoopt uit het ouderpaar Johannes van Wersch en echtgenote Johanna Catharina Brouwers. Toen hij gedoopt werd, schreef de pastoor in het kerkboek: lib Baron de trips Baptus est. Maar ook parentes solverunt 5 florenos Aquensis quam proles baptizata est aqua circe Pascha benedictus.
Vertaald is dat: De ouders betaalden 5 Aker florijnen waarmee het kind rond Pasen gezegend werd met water.
Zij hadden drie kinderen die in Simpelveld geboren waren, waarvan het oudste kind, een dochter, vroegtijdig overleed. Het gezin verhuisde in 1747 naar Kerkrade, waar Johannes pachter werd van de kasteelhoeve het Heeren Anstel.

Al in 1763 liet Jan van Werst (die in de akte van de notaris zowel Joannes van Werts als Joannes van Werst genoemd wordt) een akte opmaken over de pacht van de hof Herenanstel. Hierin staat dat hij ongeveer 59 jaar is en al 16 jaar de hoeve Anstel pacht. Sonder nochtans dat hij heeft in gebruijck gehad noch is hebbende het principael quartier ofte wooninghe altoos gedient hebbende voor den huijsheer selfs, maer geduerigh den delven tijdt van niemandt sijnde bewoont geweest.

De pacht kostte hem 300 Akener rijksdaalders per jaar. Het land en huis waren eigendom van de Abdij Cloosterrode. Niemand woonde in het huis omdat het te slecht bij stond. 12 jaar geleden stond het geheel ook te koop, maar er waren geen kopers voor. Landmeter Caspar Rhoe had toen alles opgemeten huis, hof, weiden, beemden, landerijen, broeken, vijvers, bossages. Bij elkaar 120 morgen groot. Jan zei ook dat het zeer slechte grond was met vuile beemden en broeken. Hij liet zelfs zijn kinderen in plaats van knechten werken. Daarom wilde hij vermindering van de pachtsom. In 1764 had hij drie knechten werken.

Het huis Herenanstel werd wegens bouwvalligheid in 1876 gesloopt en de bijbehorende boerderij deels in 1978.

Jan had inmiddels drie pachttermijnen van zes jaar gehad en moest wel verhuizen. Hij had op 20 mei 1767 een boerderij aan de Irmstraat in Simpelveld van zijn schoonzus Mechtilde Brouwers gekocht, weduwe van Bart Horbach. Hij betaalde hiervoor 500 pattacons tegen een koers van 12 Aker guldens per pattacon. Ook kocht hij de landerijen erbij voor 950 pattacons. Deze 1450 pattacons stonden gelijk aan 17.450 mark.
Het gezin verhuisde naar Simpelveld. Alleen hun oudste zoon Lambertus bleef in Kerkrade als boer op Heren Anstel.

De jongste zoon Philippus van Wersch was Ingetreden in het klooster van de Minderbroeders Conventuelen in Linnich.

pattaconsHet geleende bedrag uit 1777 van 1400 pattacons werd door Pieter Joseph van Wersch in 1821 afgelost. In zijn notitieboekje schreef hij: Anno 1821 den 20 november ist durch Theodorus van Wersch en Petrus van Wersch, die Capital in Achen afgelegt worden van 1400 paticon en vervallen inbrefsen (rente) vor 1200 paticon. Dit geld had de weduwe van Theodorus van Wersch geleend. Op de boerderij woonden Theodoor met zijn broers Stephanus en Peter. Peter trouwde in 1782 en vertrok.

Toen Johannes op 5 mei 1777 overleden was, hij werd 77 jaar, bleven zijn kinderen, de broers Stephanus, Johannes Theodorus en Johannes Petrus op de boerderij in de Irmstraat wonen.
Theodorus, zoals zijn roepnaam luidt, treedt het meest op de voorgrond. Simpelveld werd de plaats waar hij zich thuis voelde.

Een korte geschiedenis vooraf
Het dorpje Simpelveld had toen al een bewogen geschiedenis doorgemaakt. Reeds in de eerste eeuw werd het door Romeinse kolonisten bewoond, getuige de twee villa’s die blootgelegd werden en de beroemde sarcofaag die opgegraven werd en waarvan een replica in het gemeentehuis van Simpelveld wordt bewaard.
In de omtrek hadden zich kolonisten gevestigd o.a. in Voerendaal, Heerlen, Bocholtz en Spekholzerheide Het werd een welvarende streek; de bevolking leefde onder de “Pax Romana”, beschermd door de legioenen aan de grenzen van het Imperium. Het zou twee eeuwen duren.

Karel de Grote

Toen de macht van Rome begon te tanen en de legioenen niet meer in staat waren de grenzen te verdedigen, raakten de Germaanse stammen op drift en vielen ons gebied binnen. De legioenen trokken zich terug naar de vestingsteden om nog enige weerstand te bieden en de bevolking was genadeloos overgeleverd aan de “furor teutonicua”, De bevolking viel ten prooi aan hun gewelddadig optreden en de villa’s werden niet ontzien aangezien deze stenen gebouwen van geen nut waren.
De Germaanse stammen trokken naar het westen en zuiden en bekrijgden elkaar onderling om de suprematie. Dat duurde enkele eeuwen lang, totdat Karel de Grote tot algemeen leider werd uitverkoren en voor een bestuurlijke eenheid in West-Europa zorgde. Omdat hij niet in staat bleek de centrale macht te handhaven, voerde hij het fatale leenstelsel in dat in de volgende eeuwen rampzalige gevolgen zou hebben.
De vorsten haspelden onderling met hun territoria als met een schaakspel en twisten en oorlogen waren er het gevolg van.

Limburg-Brabant

In de Middeleeuwen vormde Simpelveld samen met Bocholtz een schepenbank of gemeente in het Land van Hertogenrade. Het eerst behoorde het aan Limburgs gebied, na 1288 ging het over tot Brabants gebied. Philips III, koning van Spanje en hertog van Brabant, verpandde in 1626 de bestuursrechten in Simpelveld aan Maria van Bongart voor 772 gulden. Zijn kleinzoon Karel II verhief de schepenbank Simpelveld-Bocholtz tot een zelfstandige heerlijkheid. Het bestuur droeg hij op aan Charles Gaspar, baron von der Leyen voor een bedrag van 10.000 gulden Brabants. De heren Von der Leyen bestuurden de heerlijkheid tot 1774. In dat jaar werd het bestuur door Frederik Ferdinand von der Leyen overgedragen aan Maria Barbara von Oberhausen.
Simpelveld genoot als heerlijkheid een grote zelfstandigheid. Alle bestuurs- en rechtszaken hadden binnen het grondgebied rechtsgeldigheid. De schepenbank, bestaande uit een schout en zeven schepenen, die door de gebiedend heer benoemd werden, fungeerde als rechtbank. Tegen hun vonnis in criminele zaken was geen beroep mogelijk. Voor civiele zaken kon men in beroep gaan te Rolduc.
Dit was het regime waaronder Theodorus van Wersch in de tweede helft van de 18de eeuw leefde.

In een delingsakte van 11 februari 1779 wordt gewag gemaakt van Anna Catharina Brouwers naergelatene weduwe van wijlen Joes van Wersch ge-assisteert met hare grootjarige kinderen.
Deze kinderen zijn Stephanus, Joh. Theodorus en Joh. Petrus, die samen met hun moeder in Simpelveld woonden. Zoals reeds hiervoor vermeld woonde de oudste, Lambertus, in Kerkrade en de jongste, Philippus, in het klooster te Linnich.

 

Onenigheid

Op 23 augustus 1794, kwamen Theodorus en zijn broer Jan Petrus van Wersch bij notaris Scheilen. Die schreef dat Henricus Rietzervelt had gezegd dat hij al sinds 1735 het recht had om water te putten bij zijn buurmannen Deodorus (=Theodorus van Wersch) en zijn broer Joannes Petrus van Wersch uit de Irmstraat. Als tegenprestatie zou hij helpen met het onderhoud en met eventuele reparaties. Maar opeens weigerden de broers hem dat recht. Daarop weigerde Henricus hen om over zijn land te rijden en biesten te drijven. 
Deodorus vroeg of hij kon bewijzen dat hij dat recht had en als hij het niet kon, hij hem het recht ontnam om nog door zijn poort te komen. de broers hem requirant sullen beletten van door hunne port te vaeren als alleenlijck met zijn paert permitteeren te vaeren.
Hoe het verder afliep is onbekend.

De vierde oktober 1779 was voor Theodorus een gedenkwaardige dag: hij trad op die dag in het huwelijk met Maria Elisabeth Lintjens. Deze was geboren in Voerendaal op 5 oktober 1746.

Het huwelijk werd gesloten te Simpelveld. Hier werden hun kinderen geboren, te weten:
Jan Lambert, gedoopt 20 juli 1780, overleden Simpelveld 20 augustus 1781.
Johannes Stephanus (Jean Etienne), gedoopt 14 januari 1782,
Anna Catharina, gedoopt 25 januari 1784,
Johanna Clara, gedoopt 5 juni 1786, overleden 20 januari 1787,
Johanna Maria, gedoopt 15 maart 1789, overleden 14 februari 1790,
Pieter Joseph, gedoopt 18 mei 1790.


Op 25 november 1779 overleed de moeder van Theodorus op 67-jarige leeftijd.
In een akte, opgemaakt op 13 april 1784, verklaarde Lambertus dat hij afstand deed van zijn patrimonium in Simpelveld ten behoeve van zijn broers Theodorus, Joes Petrus en Joes Stephanus voor eene integraele somme van zes hondert pattacons per 12 gulden aix.

Ontwikkelingen

De 18de eeuw is een van de belangwekkendste tijdvakken uit de geschiedenis. In de eerste helft woedden er twee oorlogen, nl. de Spaanse Successieoorlog van 1702 tot 1713 en de Oostenrijkse Successieoorlog van 1740 tot 1748. Door verschillende troepen militairen werd de straat zeer onveilig gemaakt. Vooral in 1747 hebben blijkbaar de Oostenrijkse soldaten flink huisgehouden in Simpelveld en Bocholtz, zoals pastoor Bancx van Simpelveld schrijft in zijn memorleboek en hij verzucht dan ook:

a milite austriaco libera nos Domine (bevrijd ons Heer van de Oostenrijkse militie).

 

Ook werd de streek geteisterd door het optreden van de Bokkenrijders die overvallen pleegden op kerken on boerenhofsteden.

Op geestelijk gebied ontwikkelt zich een ommekeer in het denken door de zogenaamde “Verlichting”. Vooral de Franse filosofen doen veel aan de belangstelling op economisch, maatschappelijk, politiek en religieus gebied. Door de Encyclopedisten wordt die belangstelling aangewakkerd door de uitgaven van encyclopedieën.
De natuurkunde ontwikkelt zich als wetenschap en uitvindingen vinden plaats die in latere  jaren een enorme ommekeer teweeg brengen. De Engelsman James Watt (geb. 19 januari 1736) experimenteerde met stoomkracht en maakte door zijn uitvinding de stoommachine tot een bedrijfszeker werktuig hetgeen later tot de industriële revolutie zou leiden.

Al deze stromingen bleven niet zonder invloed op de volksmentaliteit. In Frankrijk begon het te gisten hetgeen er toe leidde dat op 5 mei 1789 de bijeenroeping van de Staten-Generaal plaatsvond. Sedertdien stevenden radicale groepen af op een revolutie van ongekende hevigheid en radicale hervorming die culmineerde in de moord op koning Lodewijk XVI door de guillotine in 1793. In 1792/93 braken de revolutieoorlogen uit die met wisselend succes gevoerd werden. Onder invloed van deze gebeurtenissen schrijft pastoor Sougnez van Simpelveld in het memorieboek de volgende passage:

 

Le 6 et 7 Novembre 1792 lorsque les français ont attaqués les austriciens devant Mons et Hainaut on a entendu ici parfaitement et meme a Rolduc le bruit du canon d’une distance de 32 a 33 lieux”

 

Vertaling

Op 6 en 7 november 1792, toen de Fransen de Oostenrijkers voor Bergen en Henegouwen aanvielen, was het geluid van het kanon hier en zelfs in Rolduc te horen van 32 tot 33 mijl.

Pastoor Sougnez vlucht

De Fransen worden in 1793 nog eenmaal in hun opmars gestuit maar in 1794 keren zij terug naar onze streken, Onder het zingen van de opwindende tekst en de meeslepende melodie van de Marseillaise marcheerden zij voorwaarts, onweerstaanbaar en zeker van hun overwinning.

Nadat de troepen onze streken zijn genaderd nam pastoor Sougnez het besluit te vluchten en zich over de Rijn in Westfalen in veiligheid te brengen. Met een kar en twee paarden en vergezeld van zijn knecht Joh. Leonardus Wintgens wordt de reis, die 40 uren duurt, ondernomen. Op hun tocht daarheen zijn zij niet alleen, want met hen trekt een stroom van mensen van allerlei slag die niet met de Fransen in aanraking wensen te komen. In zijn nemorieboek zijn de redenen daarvoor als volgt beschreven:

Le 20 septembre voyant approcher les armes françaises et craignant des mauvais traitements d’une soldatiesque effrence et même en restant de m’exposer a souffrier des cruautés, comme il etoit arrivé dans ;’interieur de la France pendant le Regne du Tyrant Roberspierre, et voient que tout le monde, surtout les ecclésiastiques se sauvaient, entre autres notre Abbé et Communauté de Beaureprt, je pris aussi le Resolution de partir et de me transporter à l’autre coté du Rhin.

 

Vertaling

Op 20 september, toen ik de nadering van de Franse legers zag en de slechte behandeling van groepen soldaten vreesde, wilde ik mij niet blootstellen aan wreedheden door te blijven zoals het gebeurde in het binnenland van Frankrijk tijdens het bewind van de tiran Roberspierre, en zag dat iedereen, vooral de clergie, vluchtten, onder andere onze abt van de gemeenschap van Beaurepart, nam ik ook het besluit om te vertrekken en mij te verplaatsen naar de andere kant van de Rijn.

Einde Heerlijkheid

De bezetting van Simpelveld had een vredig verloop. De slecht uitgeruste, doch fanatieke Franse soldaten werden door de bevolking ontvangen met vreugde, vrees of onverschilligheid, al naar gelang ze er tegenover stond.
Bij vroegere krijgsverrichtingen in deze streken werden na afloop van de status quo min of meer gehandhaafd. Maar ditmaal was het anders. Met de vestiging van het Franse gezag werd een nieuwe periode in de geschiedenis van onze streek ingeluid en een eeuwenoude toestand onderging een radicale verandering. De Franse legers trokken op verdere verovering uit om de droom van de Rijn als grens van Frankrijk te bewerkstelligen. Maar de volksrepresentanten bleven hier om voor een nieuwe bestuursinrichting te zorgen. De lappendeken van kleine staatjes werd opgerold en daarmede kwam ook en einde aan het zelfstandig bestaan van de Heerlijkheid Simpelveld en Bocholtz. De Schepenbank trok zich terug en wilde ook onder een andere vorm haar functie onder het nieuwe bewind niet voortzetten. Het was niet gemakkelijk geschikte personen voor de nieuwe bestuursfuncties te vinden. De toestand was onzeker en men wachtte af.

De volksrepresentanten benoemden in 1794 voor Simpelveld en Bocholtz een “municipalité”, waarvan deel uitmaakten: Jan Leonard Daniëls, pachter op de Bongard als “agent-municipal”, J. W. Jansen uit Merkelbeek als secretaris, terwijl verder als “adjoint” fungeerden Jan Joseph Bosten, Willem Hendrik Schiffelaers, Gilles van de Weyer en Peter Joseph Crutzen.
Dan volgen de onafscheidelijke gevolgen van de bezetting: inkwartieringen, rekwisities en leveringen. Zoals blijkt uit een order van de plaatselijke commandant ondertekend door Georgeon mogen Simpelveld en Bocholtz mede zorgen voor de proviandering van de in Aken gelegerde troepen. De order luidt:

Les commndt. des Troupes cantonnées a Bocholtz, Simpelveld ou environs fera Respecter les propriétés des habitants de ces deux Villages, et ils empêcheront qui reçu n’on soit enlevé que par un ordre bien en règle des préposés établis d Aix la Chapelle. Ces cantons étant destinés a approvisionner cette place. Cette demande est confiée aux poste militaires établis pres de ces endroits.
Aix la Chapelle le 8 Nivos
Le commndt. la place
Georgeon.
pour copie conforme J.W. Jansen secretaire de municipalité de Bocholtz et Simpelveld.

 

Vertaling
De commandant van de troepen gelegerd te Bocholtz, Simpelveld of omgeving zullen de eigendommen van de inwoners van deze twee dorpen respecteren en zij zullen voorkomen dat dat degenen die ze meenemen, op bevel van de ambtenaren gevestigd in Aken, verwijderd worden. Deze kantons zijn bestemd om deze plaats te bevoorraden. Dit verzoek wordt toevertrouwd aan de militaire post gevestigd bij deze plaatsen.
Aken, de 8 Nivos
De commandant de plaats
Georgeon.
voor eensluidend afschrift J.W. Jansen secretaris van gemeente Bocholtz en Simpelveld.

De volksrepresentanten kondigden legio besluiten af en trokken ze weer in al naargelang de toestand van het ogenblik dit vereiste. De verordening van de Schepenbank voor de””schatting” op het houden van paarden vindt ook na de invoering van de Franse wetgeving nog doorgang. Dit blijkt uit het notitieblokje van Theodorus van Wersch waarin de jaarlijkse “schatting” voor de jaren 1792 tot 19 mei 1799 vermeld staat.

 

Na de inlijving van de Zuidelijke Nederlanden bij de Franse Republiek op 1 oktober 1795 volgde een nieuwe bestuursindeling waarbij het land werd verdeeld in departementen en kantons. Simpelveld en Bocholtz, sedert 16 augustus 1626 tot een Heerlijkheid verenigd, werden in afzonderlijke gemeenten gescheiden en behoorden na afkondiging van het besluit van 9 januari 1796 tot het kanton en het departement Meuse inferieure, ook wel Nedermaas.

Pastoor Sougnez

In juni 1795 was pastoor Sougnez uit zijn verblijfplaats in Westfalen, voorzien van een paspoort, uitgeschreven door de volksrepresentant Roberjot, naar Simpelveld teruggekeerd.
Gedurende zijn afwezigheid hadden de inwoners van Bocholtz de priester Johannes Benedictus Dautzenberg uit Aken verzocht zich in hun dorp te vestigen om hun geestelijke belangen te behartigen. Een verzoek van pastoor Sougnez aan Dautzenberg om zich terug te trekken werd door deze afgewezen. Hij werd hierbij gesteund door de inwoners van Bocholtz die pal gekant waren tegen een nieuwe jurisdictie van pastoor Sougnez over Bocholtz. 0m zijn rechten als pastoor van Bocholtz te herkrijgen werd door pastoor Sougnez een langdurig proces gevoerd. Waarschijnlijk was dit mede een van de redenen dat hij op 14 oktober 1797 de eedsformule op de Republiek ondertekende.
Pastoor Sougnez heeft over het verloop van het proces een uitvoerig verslag geschreven In het Memorieboek. Het is hem niet gelukt het recht aan zijn zijde te krijgen. Hij eindigt het verslag in het jaar 1802 met de woorden:

 

“Au mois de novembre suivant, malgré toutes mes représentations, le dit pretre Dautzenberg a été nommé par l’évêque desservant de Bocholtz également comme mol desservant de Simpelveld et Introduit comme tel ave pompe par sur le curé primaire Geich de Kerkrade./. Sic mundus vult decipi.”.

 

Vertaling
In de maand november daaropvolgend werd genoemde priester Dautzenberg, ondanks al mijn protesten, door de bisschop aangesteld als priester van Simpelveld en als zodanig met pracht en praal geïntroduceerd door de eerste pastoor Geich van Kerkrade./.

Sic mundus vult decipi.

 

Hiermede heeft de in 1796 voltrokken gemeentelijke scheiding van Simpelveld en Bocholtz in 1802 ook de parochiële zelfstandigheid verkregen. Aan een eeuwenoude toestaand van onderhorigheid van de parochie Bocholtz aan de pastoor van Simpelveld was een einde gekomen.
Zijn rol was echter nog niet uitgespeeld. In 1809 komen wij zijn naam tegen als politicus. Hij is dan lid van de gemeenteraad van Simpelveld als “conseiller municipale”. In het jaar 1808 is hij overleden.

 

Pastoor Sougnez was een markante en strijdvaardige figuur. Men moet zijn gedragscode zien in de maatschappelijke en sociale toestand van zijn tijd om een oordeel over hem te kunnen vellen. Hij was de laatste Norbertijn uit de abdij Beaurepart die Simpelveld als pastoor heeft bediend.

In 1796 was stabilisatie in de bestuursverhoudingen ingetreden en in de algemene toestand kwam allengs enige verbetering. In dat jaar werd Joh. Frederik Scheilen benoemd als “agent municipal” van Simpelveld als opvolger van J. L. Daniëls, terwijl in Bocholtz Nic. Hupperts als zodanig wordt aangesteld.
Door de verschillende bestuursorganen werd een geweldige activiteit aan de dag gelegd. Mensen van allerlei slag: avonturiers, revolutionairen, idealisten, en andere ontevredenen waren aan de macht gekomen en ieder meende een steentje te moeten bijdragen tot het welslagen van de revolutie. Het “ancien regime” is verfoeid en in woord en geschrift tracht men dit het volk duidelijk te maken. De prefect van het departement Nedermaas, Rogier, meende met het volgende pamflet in het jargon van vertaald Frans de gunst van het volk te winnen:

Freijheit Gleichheit Verbruderung
Mastricht den 25ten Frimaire
4den Jahr der Frantze Republique.
An die Einwohnders von dis departemont.
Das gute recht sol nicht mehr unter einen last von formaliteiten gedruckt, oder durch tragheit vernichtigt werden, dann Ungelucklichen soll man endlich nicht mehr mit dem Schwerdt der befehle den hals abstecken, das vielfältige Muster der Chocanen ist vor ewig verschwunden, und mit dieselbige auf ewig die Bloedsugers des Volcks, bekent unter den nahmen von advocaten, procureurs, dr.ossarts die durch die streitigkeit der Particulieren vett werden, und denselben butte deilen.
Gezeichnet Rogier.

 

Vrijheidsbomen

Om de slogan van de revolutie “Liberté” wat op te poetsen werd de oprichting van vrijheidsbomen gepropageerd, hetgeen met de nodige feestvreugde gepaard moest gaan. Tirannieke stelsels zijn altijd meesters gewenst in het bedenken van brood en spelen voor het volk, hetzij door het hossen achter de rode vlag of het opvoeren van de operette “Kraft durch Freude” om de gemoederen te sussen.

Of de inwoners van Simpelveld om de vrijheidsbomen hebben gedanst is twijfelachtig. Uit enkele betalingsstukken blijkt, dat deze wel opgericht zijn, maar de tekst doet vermoeden dat dit niet met veel enthousiasme is geschied.

Hieronder volgt de inhoud van enkele stukken die hierop betrekking hebben.


Wij onderget. Agenten verclaeren volgens inhoud van de Wett van het franse Republique ons genootsaekt gevonden te hebben soo binnen Simpelveld als Boucholt twee vrijbomen op te rechte en deselve volgens ordonnantie met zirath te versien voorts denselven dagh de daartoe geordoneerde en geinteresse alle commissaeren agenten en adjoints te daegen en te tracteeren soo hebben wij naer gedaen examen voor de costen soo van Simpelveld als Boucholt ter somme van negen en daertigh gulden luyck de gheen somme den collecteur Schiffelers hiermede sal hebben uyt te betaelen en hem in schatreckeninge sal valideeren.
Actum Boucholts
J.F. Scheilen agt. mpl.
den 7 Meert 1798
W. Loperts agt. mpl.
Vieux style
F. Dautzenberg agt. mpl.

 

Wij onderget. Agenten en Adjoint authoriseeren den Collecteur Schiffelers voor aen den citoyen Joseph Boust uyt te betaelen achtthien Schillingen en ses merck als ook insgelijck achtthien Schillingen en ses merck voor den citoyen franciscus loysoen voor het gelach ofte vertheer, als dito Bourgers wegens het oprichten van den vryheytsboo vertheert hebben door de wachter en gardens
Act.um Boucholt den 7 Meert 1798
J.F. Scheilen agt. mpl.
W. Loperts, agt. mpl.
F. Dautzenberg adj. mpl

Nieuwbouw door Theodorus van Wersch
irmstraatirmstraatOfschoon de toestand in deze streken niet bepaald rooskleurig was, liet Theodorus in 1797 een nieuwe huis bouwen aan de Irmstraat schuin tegenover de boerderij waar hij en zijn broer met gezin tot dan toe leefden en werkten en verhuisde met zijn echtgenote en drie kinderen naar dit nieuwe huis.
Het huis, opgetrokken in Kunrader mergelsteen, bevindt zich nog, op enkele wijzigingen na, o.a. door de vergroting van de ramen in de voorgevel en en bijgebouwde ruimte in de achtergevel, in de oorspronkelijke staat. Boven de tweedelige doorgang is en herinneringssteen geplaatst met het jaartal 1797 en de initialen T.v. W. en E. L. In het huis bevindt zich nog een slaapkoets met gesloten deuren en een houten schoorsteenlambrizering.

Om het huis binnen te gaan moet je drie trapjes op. Vandaar de bijnaam van het huis Op gen trepges. Waarschijnlijk is dit het oudste huis in de Irmstraat. Tot 1865 bleef hier een Van Wersch wonen. Vandaag de dag is het nummer Irmstraat 88

burgemeester simpelveldIn 1799 wordt Joh. Fred. Scheilen opgevolgd door Theodorus van Wersch als “agent municipal” van Simpelveld. Zijn eerste geboorteakte als “agent” is van 23 april 1799 en zijn eerste overlijdensakte is van 7 mei 1799. Op 19 mei 1800 volgde zijn benoeming door prefect Reintjens van het Departement Nedermaas tot “maire” en ook officier de l’Etat Civil, zeg maar ambtenaar van de Burgerlijke Stand.
De eerste geboorte-akte die hij als burgemeester schreef was op die 19e mei 1800. Opvallend is wel dat hij die akte nog tekende met agt mpl, dus agent municipale. Hij moest wellicht nog aan de titel “maire” wennen. Raar omdat hij op 29 oktober 1799 een overlijdensakte schreef waarin hij zich “agent municipale” noemde, maar met “maire” ondertekende.

Klik op de benoemingsakte voor een vergroting.

De uitoefening van het ambt was geen gemakkelijke taak. Daar was vooreerst het gebruik van het Frans als bestuurstaal. Hier rijst meteen de vraag hoe het gesteld was met de kennis van de Franse taal bij de magistratuur in plattelandsgemeenten. Onder de gegadigden voor het ambt waren toch al niet veel geschikte personen te vinden die in aanmerking kwamen. Degenen die het ambt aanvaardden wisten zich de steun te verwerven van een of ander persoon die de Franse taal beheerste en die als “adjoint” fungeerde. Dit wordt geïllustreerd in een schrijven van J. B. Dautzenberg van 30 augustus 1800 aan de prefect van Nedermaas, waarin hij ontslag vraagt als “adjoint 2″ omdat hij niet weet of hij als pastoor van Bocholtz nog kan aanblijven. De brief eindigt als volgt:

 

“C’est pourquoi Citoven Préfect voudrez bien m’excuser pourtant pour vous faire plaisir, et pour le bien être de la République j’assisterai la commune Bocholtz quant il est possible comme j’ai fait pendant six ans, parceque il n’y a personne, pour seait ni lire, ni Ecrire en francais”

 

Vertaling
Wilt u mij daarom, burger perfect, vriendelijk verontschuldigen om u een plezier te doen en voor het welzijn van de Republiek zal ik de gemeente Bocholtz waar mogelijk helpen zoals ik al zes jaar doe, omdat er niemand is die Frans kan lezen of schrijven.

 

Nog op 20 februari 1810 schreef de “maire” van Bocholtz aan de prefect in Maastricht dat hij niet “perfectioné dans la langue francaise” was. Hij beveelt een zekere Adrien Henri van Slype aan die genegen is de gemeente Bocholtz als “adjoint” van dienst te zijn.

Theodorus moet een bedachtzaam man geweest zijn, In de begin periode van de bezetting was hij niet op de voorgrond getreden. Als “maire” ontving hij een wedde van 60 francs per jaar.
Hij had geen politieke aspiraties maar een afwachtende houding aangenomen. Hij moet al de klare blik gehad hebben dat de Franse legers niet ingevallen waren om een korte vakantie te houden doch van plan waren om blijvend een nieuwe orde te vestigen. De revolutionaire ideeën zullen wel een sterke indruk op hem gemaakt hebben en hij voelde dat een nieuwe tijd was aangebroken.

 

De bouw van zijn nieuw huis in de overgangstijd in 1797 getuigde van moed en vertrouwen in de toekomst. Bij de benoeming als “agent municipal” legde hij zich toe op de taak die hem te wachten stond en begreep hij dat het noodzakelijk was om zich de beginselen van de Franse taal eigen te maken.

Op de declaratiestaat van de 15 juli 1803 komen 45 reizen naar de kantonale hoofdplaats Rolduc en drie naar het Departement in Maastricht voor, gemaakt in de jaren VII, VIII, en IX samen. Voor het bijwonen van de zittingen naar Rolduc kreeg Theodorus een vergoeding van 7 fr. 40 centimes per zitting. De reis naar Maastricht werd vergoed met 5 francs. Er staat in de declaratie niet bij hoe de reizen werden afgelegd. Gezien de geringe vergoeding mag men aannemen dat de reizen naar Rolduc volbracht werden “per pedes apostolorum”, dat betekent een voettocht heen en terug Het was niet ver, ongeveer 9 kilometer of een kleine twee uur lopen.
Naar Maastricht zal wel van een diligence gebruik gemaakt zijn. Verder blijkt uit de declaratie dat flink gecontroleerd is en de afwikkeling en betaling – zoals bij de overheid gebruikelijk – niet vlot verlopen is.
Een ander schriftstuk behelst de ontvangsten van verpachte landbouwgrond van de gemeente van de jaren VIII, IX en X waarover verantwoording wordt afgelegd en goedkeuring wordt verkregen in bovengenoemde declaratiestaat.

Frans sprekend

De diepingrijpende maatregelen, voortvloeiende uit de vele afgekondigde besluiten, vereisten een tactisch optreden, zowel tegenover de burgerij als tegenover de overheid. Het is dan ook niet te verwonderen, dat de medewerking aan de totstandkoming van de gemeenteraad niet groot was. In een brief van de prefect van het arrondissement Maastricht wordt de “maire” aangemaand om vóór een bepaalde datum 10 “conseillers” te kiezen en hun namen op te geven, omdat hij anders genoodzaakt is, “speciale commissarissen” te sturen op kosten van de gemeente. Theodorus klaagt dat hij, ondanks de moeite die hij zich getroost heeft, er niet in geslaagd is.

Maar op 21 juli 1800 schrijft Theodorus een brief met de namen van tien mannen die voor het ambt in aanmerking kunnen komen. Die personen zijn:
1. Augustin Sougnez, cultivateur,
2. Theodore Bocken, idem,
3. Jean Frederic Scheilen, idem,
4. Jean Guillaume Houben, idem,
5. Jean Pierre Berger, idem,
6. Pierre Schroeders, idem,
7. Hubert Vlexs, idem,
8. Gilles Vlexs, idem,
9. Gilles van de Wyer, idem,
10. Frederic Brandt, idem.

Ten aanzien van de vijf laatstgenoemde personen maakt de “maire” de opmerking: “On fait obsserverque les cing derniers ne veuillent pas être, mais il n’y a pas d’autres dans la commune qui soit propres pour cette office”

Vertaling
Men moet vaststellen dat de laatste vijf het niet willen zijn, maar er zijn geen anderen in de gemeente die geschikt zouden zijn voor dit ambt.

 

Hieruit blijkt dat het animo niet groot was.
In een circulaire van 13 februari 1801 toegezonden aan de “maires” van het Departement, verzoekt de prefect om op een duplicaat de handtekeningen te zetten van de “maire” en zijn “adjoints” en hem dit duplicaat te sturen. Hij wil deze hebben om vergelijking te make met de handtekeningen op de schriftstukken die hem door de gemeentelijke instanties zijn toegezonden.
Op het duplicaat moet ook het zegel dat door de gemeente wordt gebruikt afgedrukt worden.
Het duplicaat is voorzien van de handtekening van “maire” J. Theo van Wersch en van de “adjoint” F. Dautzenberg.

Het is vreemd dat op het schriftstuk de naam voorkomt van Dautzenberg van Bocholtz. Op die brief van 21 juli 1800 betitelt Theodoor van Wersch zich als “maire de la commune de Simpelveld et Bocholtz”. Ook op het geplaatste zegel onder het eerder genoemde duplicaat komt de naam voor “commune de Simpelveld et Bocholtz” voor. Is er van vervanging sprake of van samenwerking?
Een “proces verbaal” van 14 februari 1806 handelt over de samenstelling van de gemeenteraad van Simpelveld en de benoeming van “Jean Kleijnen cultivateur a domicilie dans la commune de Simpelveld”

 

Bij het uitroepen van Napoleon tot keizer van het Franse Rijk op 2 december 1804 bestaat de gemeenteraad uit de volgende leden:

Theodoor van Wersch, burgemeester.

Johan Willem Houben, wethouder,
Johan Willem Houben, wethouder,
Augustin Sougnez, wethouder,
Egid Vlecks, conseiller municipal,
Johan Peter Berger, conseiller municipal,
Egidius van de Weijer, cons. municipal.

Op 29 maart 1806 overleed zijn echtgenote Maria Elisabeth Lintjens (ook wel Lintgens, Lindgens, Leintjens, Lingens) op 60-jarige leeftijd.

 

Aan een brief, gedateerd 3 juli 1806 aan Roggieri, Prefect van het Departement, lezen wij, dat de “maire” van Simpelveld ook bemoeienis had met een strijdvraag tussen de kerkmeesters van Simpelveld en die van Bocholtz, aangaande de inkomsten van kerkelijke goederen in de gemeente Bocholtz. De “maire” bewijst op schriftelijke geschiedkundige gronden dat deze inkomsten rechtens aan de kerkmeesters van Simpelveld toegewezen moeten worden.

In januari 1811 maakte Theodorus een tijdelijke crisis door of had een kortstondige inzinking. De toen 61-jarige “maire” werden blijkbaar de beslommeringen te veel en de toestand was er niet rooskleuriger op geworden. Bij de wet van 5 september 1798 was in het Departement van Nedermaas de conscriptie ingevoerd, hetgeen betekende dat door loting de manschappen werden aangewezen, die krijgsdienst moesten verrichten. Op de lijst van lotelingen van het jaar 1810 komen de namen voor van de jongemannen geboren in het jaar 1790. De lijst is ondertekend door “maire” Van Wersch. Het lot om soldaat te worden treft ook zijn eigen zoon Pieter Joseph. Deze is in het begin van het jaar 1812 naar de garnizoensplaats Maubeuge vertrokken. N.B. de lotgevallen van hem zijn in het boek: “Op zoek naar de voorvaderen Pieter Joseph van Wersch” beschreven. Mogelijk heeft de ongerustheid omtrent het lot van zijn zoon met andere wederwaardigheden geleid tot het ontstaan van deze crisis.

Brief

Simpelveld. Departement de la meuse inférieure.
Simpelveld 20 janvier 1811.
Le maire de Simpelvelt
monsieur le préfet baron de L’empire membre de la legion d’honneur.

J’ai l’honneur, monsieur le préfet de vous informer, que je ne suis pas, en état d’un bonne santé, en conséquence. Je vous voudrait bien, monsieur le préfet, que vous mettez mon fils jean etienne van Wersch, à ma place de mon fonctions comme maire, lequel aijont son habitation vis à vis de l’Eglise a Simpelveld, demeurant très facilement pour le Habitans, mais dans le Cas, Si Vous ne trouvé pas convenable, je rester pour vous à servir autant qu’il vous j’ai l’honneur de vous saluer
votre Serviteur
van Wersch.

 

Vertaling:
Heer prefect keizerlijk baron, lid van het legioen van eer.
Ik heb de eer, mijnheer de prefect, u mede te delen dat ik niet in goede gezondheid verkeer. Ik verzoek u, mijnheer de prefect, om mijn zoon Jean Etienne van Wersch in mijn plaats als burgemeester aan te wijzen. Hij woont tegenover de kerk van Simpelveld, zeer gemakkelijk voor de inwoners, maar in het geval, dat u het niet geschikt vindt, zal ik voor u blijven om te dienen zoveel als u wenst.

Ik heb de eer u te groeten
uw dienaar
van Wersch

Het verzoek om zijn zoon in zijn plaats te benoemen rook naar goedbedoeld nepotisme en werd niet ingewilligd. Men hield Theodorus aan zijn gedane belofte dat hij verder ter beschikking stond. Zijn slechte gezondheidstoestand nam men niet al te serieus.
Een proces verbaal van 14 februari 1806 handelt over de samenstelling van de gemeenteraad van Simpelveld en de benoeming van Jean Kleijnen, “cultivateur a Domicile dans la commune de Simpelveld” als “conseiller”.

Theodor van werschDe laatste handeling van Theodorus van Wersch als “maire et officier de l’état civile de la commune de Simpelveld” is het opmaken van een overlijdensakte (no. 36) op 15 september 1813. De volgende overlijdensakte (no. 37) is opgemaakt op 10 oktober 1813 ten overstaan van Joseph Daniëls, “maire et officier de l’état civile de la commune de Simpelveld”.
Hieruit blijkt, dat tussen 15 september en 10 oktober 1813 Theodorus van Wersch ontslagen is of ontslag heeft genomen als “maire” van Simpelveld. Of het ontslag te maken heeft met de terugkeer van zijn zoon Pieter Joseph, die van de Russische veldtocht was teruggekeerd en zich op dat moment in de garnizoensplaats Maubeuge bevond ter herstel van de doorgestane ellende, is onbekend.
Zijn zoon keerde eind november 1813 terug naar huis en Theodorus zal wel blij geweest zijn om alsdan zich als en vrij man te bewegen.

Een officieel bewijs van ontslag is tot heden niet gevonden. Ik heb maar een greep kunnen doen uit de schriftstukken die betrekking hebben op de periode van de gemeente Simpelveld onder de Franse overheersing en van het aandeel dat Theodorus daarin heeft gehad. Als in die archieven alsnog stukken gevonden worden zal ik dankbaar zijn voor reacties.

Opvallend is dat Theodorus al vanaf 1800 de aktes ondertekende met von Wersch, terwijl zijn zoon Johannes Stefanus, die regelmatig optrad als getuige bij geboorten, huwelijken en overlijdens, de aktes de akten ondertekende met van Wersch.
De achternaam was toen ook al moeilijkheden. Bij zijn benoeming tot Maire werd op het officiële document zijn naam geschreven als Van Weers. Toen zijn zoon Pieter Joseph gedoopt werd, schreef de pastoor zijn achternaam als van Wers.

Theodorus overleed op 29 juli 1828. Zijn overlijden werd door zijn zoon Pieter Joseph in zijn notitieboekje vermeld.

Op 13 december 1828 werd de aangifte gedaan betreffende zijn nalatenschap. Hij was zonder testament overleden. Deze aangifte geschiedde door zijn kinderen:
Johan Stephaan Van Wersch landbouwer,
Anna Catharina Van Wersch ten deze geassisteerd en gemagtigd door haren Echtgenoot Andries Horbach wonende te Bochholtz
En Pieter Joseph Van Wersch, landbouwer in Simpelveld.

Theodoor bezat
1: een huis met schuur, stallingen, mesthof moestuin en weide gelegen in de Erimstraat. Aan de ene kant van hem woonde de weduwe Mathijs Horbach en aan de andere kant de weduwe Pieter Van Wersch.
2: Akkerland gelegen achter het huis.
3: Weide gelegen aan de Tillenhaag, aan een zijde grensde aan de weduwe van Pieter van Wersch.
4: Akkerland op den Kraan, nevens weduwe Pieter van Wersch.
5: Akkerland Op den Knol.
6: Akkerland gelegen In den Winkel.
7: Akkerland gelegen Aan Eikenblei, grenzend de weduwe Pieter van Wersch.
8: Akkerland gelegen genaamd den Plettterich.
9: Akkerland gelegen aan de Gastersteeg.
10: Een beemd aan den Oudemolen.
11: Een weide gelegen in de Vronkuil.
12: Een weide gelegen op den Birek (?).
13: Akkerland gelegen aan den Langenmorgen.
14: Akkerland in den Cardinaal, nevens weduwe Pieter van Wersch.
15: Akkerland gelegen in het Langveld, nevens weduwe Pieter van Wersch.
16: Akkerland gelegen op Het Veld, nevens weduwe Pieter van Wersch.
17: Akkerland gelegen op den Bochenbunder, gelegen naast weduwe Pieter van Wersch.
18: Weide Op den Molsberg.
19: Weide Op den Molsberg.
20: Akkerland op den Birch (?).
21: Akkerland gelegen aan den Bulkomvoetpad.
22: Akkerland aan de Billenhaag, naast weduwe Pieter van Wersch.
23: Akkerland op den Boschenbunder, naast weduwe Pieter van Wersch.
24: Akkerland gelegen den Platten morgen, aan een zijde weduwe Pieter van Wersch.
25: Akkerland gelegen op de Krottel, aan een zijde weduwe Pieter van Wersch.
26: Akkerland aan de Leemkuil.

Gemeente Bocholtz
27: Akkerland aan den Hatttenweg.
Dit alles met een waarde van ƒ 2.478.

EPILOOG
Het is een boeiende bezigheid om in het kader van het thema “Op zoek naar de voorvaderen”, personen, die tot deze categorie behoren, nader in ogenschouw te nemen. Bij eerste kennisname staan vreemde personen voor ons. Maar bij nader onderzoek, zoals het pluizen in archieven, het snuffelen in aktes en aanwezig gegevens, evalueert de beeldvorming van die betreffende personen en nemen gestalte en vorm aan en men kan ze plaatsen in de periode waarin ze geleefd hebben en wat ze betekend hebben.

Het is een verblijdend teken dat de genealogie zich in een brede belangstelling mag verheugen. Daarbij zullen belangrijke gegevens bekend worden en de leefwijze van onze voorvaderen belicht worden.

Theodorus van Wersch was landbouwer en oefende zijn beroep uit met de middelen en de kennis die in de 18de eeuw gebruikelijk waren. Door de tijdsomstandigheden werd hij in 1798 “agent municipal” en op 19 mei 1800 volgde zijn benoeming tot “maire” van de gemeente Simpelveld. Ontegenzeggelijk een omstreden ambt in die tijd. Doch wij kunnen aannemen dat Theodorus het als zijn plicht voelde deze functie te bekleden. Hij zal er geen voordeel van gehad hebben en menigmaal tegenstand ondervonden hebben.
Deze werd op een gegeven moment zo erg, dat hij het bijltje erbij neer wilde leggen.

Desalniettemin heeft hij het ambt bekleed van 19 mei 1800 tot september/oktober 1813. De officiële stukken betreffende dit ontslag heb ik niet kunnen ontdekken. Voor de bewezen diensten heeft hij geen ridderorde ontvangen, doch is waarschijnlijk as vreedzaam burger zijn plicht blijven vervullen.
Bij gebrek aan persoonlijke gegevens kan men geen karakteristieke eigenschappen van hem vermelden. Gedurende het schrijven van zijn levensverhaal is Theodorus overgekomen als een sympathiek mens.

Bronnen:
Leo Van Wersch, (+ 1962). Stukken van dit artikel geschreven door Leo van Wersch verschenen in het Bulletin van de Historische Kring Het Land van Herle, mei juni 1953, onder de titel: Bijdragen tot de geschiedenis van Simpelveld en Bocholtz in de Franse tijd, blz 56-66.

Huub van Wersch (+ 2007) ging verder op dit artikel van zijn neef en publiceerde het onder de titel Simpelveld 200 jaar zelfstandige gemeente 1 oktober 1795 – 1 oktober 1995 in De Bongard, nummer 3, 1995, blz 36-43.

Philippe van Wersch vulde het in 2023 aan.

Klik hier voor Jan Theodoor van Wersch in de Simpelveldse Tak.

error: