Genealogische website Warsage

dageraad-20-feb-1910LANDBOUW
Winter in den konijnenstal

De konijnen vorderen op ‘t oogenblik niet veel werk. De teelt is nog niet begonnen; voedsters met jongen zijn er nog niet veel. Wel dienen de dieren, die dit jaar voor de teelt zullen gebruikt worden, afzonderlijk gehuisvest te worden. Men schenke dezen dieren bijzonder opmerkzaamheid. Is de tijd voor de paring aangebroken en rammelaars en voedsters zijn flink en gezond, dan mag men ook krachtige jonge verwachten.

 

De hokken behoeven nu niet zoo dikwijls schoongemaakt te worden als in den zomer; er dient evenwel steeds voor gezorgd te worden dat de dieren droog zitten. Wanneer noodig, geven men dus nieuw zacht strooisel.
Aan het voeder dient vooral in den winter alle aandacht geschonken te worden. Groenvoeder is er nog wel, maar men geve het niet in bevrozen toestand voedsel. Wie zijn dieren buiten heeft staan, voedere dan ook bij vriezend weer nooit meer dan zij in een kwartiertje naar binnen kunne spelen. Dit om te voorkomen dat het voeder bevriest. Ziekten met doodelijken afloop zijn niet zelden gevolg van het gebruik van bevroren wortelgewassen.

 

Voor droog voeder geven men haver, brood, zemelen en hooi. Gekookte aardappelenschillen met haver, gerste en maismeel vermengd, vormen, warm gegeven, op zeer koude dagen een uitstekend avondmaal. ’s Morgens zijn voor groenvoeder koolbladeren aan te bevelen. Wortelen, koolrapen enz, geve men echter steeds als tweeden maaltijd; want een weinig groenvoeder vooraf is altijd aan te bevelen. Afwisseling onderhoudt ook hier den eetlust. Verder houd ik het voor aanbevelenswaardig zelf in ’t klein eens proeven te nemen met een eigen voedermethode. Zoodoende onderhoudt men ook de belangstelling in zijn dieren.

 

Sommige konijnenhouders hebben de gewoonte reeds half Februari aan ’t fokken te gaan. Mijns inziens wel wat te vroeg. Dan toch begint het konijn te verharen, een critiek tijdperk. De ervaring heeft geleerd, dat het verre te verkiezen is met het fokken te wachten totdat de dieren geheel verhaard zijn. Wie vroeger laat dekken, stelt zich bloot aan allerlei teleurstellen en heeft, wat wel het ergst is, kans op ‘t winnen van zwakke jongen daar de voedster gedurende de verharing eindelijk als een ziek dier moet beschouwd worden.

 

Lijnkoekmeel, gemengd met het weekvoeder, bevordert de verharing. Om terstond voor de paring te kunnen dienen, moeten de rammelaars flink gevoerd worden. Den dag der paring noteere men: 6 dagen later zette men voedster en rammelaar nog eens bij elkander en is de eerste alsdan onwillig, dat er drachtig is.

Hoe dan verder te handelen, vertellen wij eens tegen den tijd, dat er drachtige voedsters zijn.

X. v. Wersch

 

bron: De Dageraad (B) februari 1910

Klik hier voor het Levensverhaal over Xavier van Wersch.

error: