Middenstands-Ziekenfondsen.
Nadat enkele jaren geleden de oprichting van een Middenstands-Ziekenfonds in de Mijnstreek niet geslaagd is, heb ik sindsdien tal van gegevens met betrekking tot deze fondsen verzameld. Allereerst heb ik getracht, gegevens te verkrijgen van de enkele fondsen, welke hier te lande bestaan. Het resultaat was evenwel van dien aard, dat het mij onmogelijk bleek, hieruit een conclusie te trekken. Waar de Middenstands-Ziekenfondsen hier te lande nog slechts zeer sporadisch voorkomen, daar heb ik getracht, mijn gegevens te verzamelen in het Buitenland. De gedachte, waarvan ik uitging, was deze: Voor geheel Nederland één groot Ziekenfonds op te richten, dat in alle opzichten zal beantwoorden aan alle redelijke eischen, die men daaraan kan stellen. Hiertoe koos ik een gebied uit, dat ongeveer, in oppervlakte en inwonertal, overeenkwam met ons land, waar de verschillende industrieën van hier te lande vrijwel alle vertegenwoordigd waren en tevens eenzelfde verhouding van middenstander tot arbeider aanwezig was.
Het materiaal van de bestaande Middenstands-Ziekenfondsen geeft slechts op één punt zekerheid en wel daarin, dat de locale fondsen nooit in staat zullen zijn, de belangen der zieken zoodanig te behartigen, dat van een eenigszins volledige ziekte-verzekering sprake kan zijn. Waar door de Ziektewet 1929, welke kort geleden is aangenomen en de in voorbereiding zijnde Ziekenfondswet voor den arbeider deze kwestie geheel zal worden opgelost, daar dringt zich deze noodzakelijkheid thans meer dan ooit aan ons op.
Hoe groot bewonderaar men ook van sociale wetten is, toch meen ik te moeten betwijfelen, of deze staatsbemoeienissen ooit met succes zullen worden bekroond. Duitschland, dat ons op dit gebied decenniën voor was, komt reeds hiervan terug, en daar zien we nu reeds meer en meer de wettelijke sociale verzekeringen overgaan in handen van particuliere maatschappijen. De reden daarvan is duidelijk, want de ontvangsten van 4½ Millliard Mark per jaar zijn niet voldoende, om de bescheiden behoeften der verzekerden te dekken. De wettelijke sociale verzekering kostte Duitschland verleden jaar ongeveer 1 Milliard Mark. De middenstand heeft m.i. dan ook nooit iets van staatsbemoeiing te verwachten en is in deze geheel op zich zelf aangewezen. Elders treft men bloeiende Middenstands-Verzekeringen aan; waarom zou dat in Nederland niet kunnen? Waar een wil is, is een weg! Het initiatief ontbreekt alleen. Of de verzekering tegen ziekte van den Middenstand noodzakelijk of gewenscht is, welken vorm aan een dergelijke verzekering moet worden gegeven, wie tot de oprichting moet overgaan en aan welke eischen een goede Ziekte-Verzekering moet voldoen, zijn alles vragen, welke reeds zoovele malen door anderen behandeld zijn, dat ik deze stilzwijgend voorbij ga. In de door mij ontworpen Statuten en Reglement heb ik een vorm gekozen, waarbij als hoofddoel gesteld wordt, een zoo volledig mogelijke verzekering van het lid, waarbij dus geen winst zal mogen worden gemaakt.
Men zou ze kunnen noemen:
Onderlinge-Middenstands-Ziekte verzekering.
De inhoudsopgave luidt:
Het ligt niet in mijn bedoeling, alle hoofdstukken afzonderlijk te bespreken, maar alleen datgene, wat allen interesseert, die aan een goede ziekteverzorging moeten medewerken, n.l:
Tarief en Uitkeeringen!
Daar het heffen van hooge entreegelden den groei van een fonds zeer belemmert, heb ik de opname-premie zoo laag mogelijk gesteld.
Om tegemoet te komen aan minder kapitaalkrachtige Middenstanders, heb ik het tarief in twee klassen gesplitst. Een verschillend tarief voor mannen en vrouwen is absoluut noodzakelijk in verband met ’t grootere ziekte-risico voor vrouwelijke leden.
Sanatorium-verpleging kon wegens gebrek aan gegevens niet worden opgenomen.
Onderlinge Middenstands-Ziekte-Verzekering.
Een schets.
Tarieven A en B.
Bijdrage van de verzekerden per maand: A. B.
voor mann. leden f 2,50 4,00
voor vrouw. leden – 3,00 5,00
voor kinderen beneden 15 jaar – 1,25 2,00
6 kinderen en meer vrij.
De opnamepremie bedraagt de helft der maandcontributie. Administratie- en zegelkosten komen ten laste van het fonds.
Uitkeeringen van het fonds aan de verzekerden:
Wachttijd.
De overgang van een klasse naar de andere is alleen mogelijk na afloop van het loopende verzekeringsjaar. Gedurende ziekte is geen overgang mogelijk. Voor de hoogere klasse moeten opnieuw alle wachttijden worden in acht genomen. Ziekten, welke gedurende den nieuwen wachttijd, of gedurende den overgang ontstaan, geven geen recht op vergoeding van de hoogere klasse.
L. van Wersch in Pharmaceutisch Weekblad van 21 december 1929.
Bron: Vox Medicorum, 30ste jaargang, 14 mei 1930, blz 76/77
Meer over Louis van Wersch in de rubriek Levensverhalen.