De Nederlandsche Hoenderrassen en hun nut voor den handel.
Nu we den 3en Jaargang van M. B. zijn ingetreden, is het wenschelijk eens eenige gegevens te verzamelen, die ook van practisch nut kunnen zijn. Het is meermalen een feit, dat, wanneer men een zaak voorstaat, altijd maar weer op hetzelfde aanbeeld moet slaan. Een professor placht aan ’t einde van zijn colleges steeds de studenten toe te voegen: “répetéz toujours, Messieurs et vous convaiquiez .” (Repeteren , altijd repeteren mijne heeren, dat leidt tot overwinning). En zoo is het ook met onze Nederlandsche Hoederrassen.
Zoo lezen we in een artikel uit Avicultura van 6 Dec. 1907, een hartige wenk van den heer F. Xavier von Wersch. Hij zegt: Nu zullen wij weer eens verder de Pluimvee-Tentoonstelling te Brussel beschrijven.
Verscheiden toomen Mechelsche waren eveneens in de parketten geplaatst. De Mechelsche kip, de trots der Belgische pluimveefokkers, heeft een vermaardheid gekregen, welk geen ander ras bezit. De teelt van de Mechelsche heeft de laatste jaren veel vorderingen gemaakt. Men rekent, dat er in België jaarlijks een 25 millioen stuks geteeld worden.
Het is in de omstreken van Mechelen, waar het grootste deel hiervan gefokt wordt. Buiten de markt te Mechelen heeft men nog voorname markten te Londerzeel, Merchtem, Aerschot en Leuven. Om de lezers een denkbeeld te geven van den enormen handel, wil ik hem de cijfers noemen van het aantal, dat alleen op de markt te Merchtem jaarlijks verhandeld wordt.
Merchtem is een plaatsje van 8000 inwoners, daar werden, voor een 12 jaren terug, jaarlijks verkocht 250.000 stuks. Nu is de teelt zoover vooruitgegaan, dat er jaarlijks 500.000 stuks verkocht worden en de prijzen zijn daarbij veel hooger geworden. Van Januari tot Mei rekent men, dat er 250.000 stuks, van Juli tot einde December 100.000 stuks ter markt komen. Dit zijn geen gefantaseerde, maar officieele cijfers.
Als een plaatsje zooals Merchtem. zooveel te markt krijgt, dan kan men zich een denkbeeld vormen, wat deze teelt in die streek beteekent. Geen wonder ook, dat vele landen in Europa, ja zelfs Amerika, vaklui hebben afgevaardigd, om de pluimveehouderij in België te bestudeeren. Onze Nederlandsche Regeering moest de schrijver van het artikel in no. 11 van het maandblad van de Nederlandsche Hoenderclub er eens op uitsturen, om zich van de waarheid van deze enorme teelt te overtuigen, hij zou dan tot het besef komen, dat het geen verzinsels zijn, die ik weer geef.
Hij zou een geheel ander inzicht over deze teelt krijgen en dan ook ondervinden, wat aan onze Pluimveehouderij hapert. Hij zou dan de overtuiging krijgen, dat. wij in ons land, van onze Nederlandsche rassen nog geen enkel bezitten, dat voor vetmesterij geschikt is. Wij zullen ze wel krijgen en ze zijn reeds op weg; het ras dat hiervoor in aanmerking komt zijn de Vreeburgers.
De Vreeburgers zijn tot nu toe het beste van onze Nederlandsche rassen. Zij, die met de Nederlandsche rassen sympathiseeren, laten zij dit ras dan voorthelpen. Misschien zal de schrijver mij naar het hoofd werpen, en onze kraaikoppen dan? Hierop moet ik tot mijn spijt antwoorden, dat dit ras Krielkippetjes zijn in vergelijk van de Mechelsche.
Ik ben een voorstander van onze Nederlandse Hoenderrassen. maar moet tot mijn spijt erkennen, dat wij nog niet veel goeds hebben. De meeste van onze hoenderrassen zijn ongeschikt om met voordeel te houden. Ze leggen over het algemeen te kleine eieren, welke dus minder handelswaarde hebben. Zouden wij onze Ned. rassen niet kunnen verbeteren, desnoods met kruisingen, om ze meer productief te maken.
Wij hebben hier in onze onderafd. van de V. P.N. te Scharn, iemand, welke de zwarte Hollandsche kip bezit, ongeveer een 70-80 stuks, welke eieren leggen van 55-60 gram. dus een ei dat handelswaarde bezit. (*) Dit ras is verbeterd door kruisingen. Ik zelf heb Uilebaarden, welke eieren leggen van eenzelfde gewicht. Ook door kruisingen verkregen. Als wij hiertoe niet onze toevlucht nemen, zullen de Nederlandsche rassen nooit populair worden.
België geeft ons hierin het voorbeeld. Het is ook pas de laatste 8 à 10 jaren, dat er daar zoo voor hunne Belgische rassen gewerkt Is geworden. Het is de heer L. v. d. Snickt, redacteur van Chasse et Pèche te Brussel , welken de eer toekomt, dat hij zoo geijverd heeft voor de Nationale rassen en met succes ook.
De Belgische rassen, de Braekels, Campins de Hervsche, Ardennais, Brabançons vindt men overal in België, maar ieder ras, speciaal in de streek waar het zijn bakermat heeft gevonden. Zij worden met voordeel gehouden, vandaar dat de landbouwer, welk eenmaal dit ras bezit, er ook blijft.
Veel wordt er voor onze Nederlandsche rassen gedaan, om ze ingang te doen vinden, ik zelf wil gaarne meehelpen, maar dan moeten wij eerst onze rassen in zooverre verbeteren, dat zij voldoen aan de eischen. Want als ik het zou wagen, om Friesche pellen, Holl. Zilverlaken, enz. Drentsche Hoenders enz. den landbouwer in Limburg aan te bevelen; ik geloof, dat ik mij nooit meer op die dorpen behoefde te laten zien.
Zoo lang wij geen kippen kunnen daarstellen, welke wat eieren betreft tegen Leghorns en Minorca’s op kunnen, zullen onze Nationale Hoenderrassen niet gezocht worden door den landbouwer.
XAV. v. WERSCH
Wat zou het veel beter klinken als bij den Belgen kon toevoegen: Ook wij hebben Nederlandsche rassen, waarop wij trotsch kunnen zijn; doch nu hij dit niet doet en bijna ’t omgekeerde zou willen beweren. moeten wij hem hulde brengen voor de belangrijke zaak, die bij ons Nederlanders weer voor de zooveelste maal onder de oogen brengt. Er moet aangepakt worden, en gelukkig we kunnen er op wijzen, dat er reeds is aangepakt.
Hoorde men vroeger niet meer van Nederlandsche rassen, thans zijn ze er weer, ja zelfs hebben ze reeds nu reeds een ernstige vuurproef doorstaan, toen in de Pluimgraaf het vorige jaar een overzicht heeft gestaan van resultaten met onze rassen bereikt. Men herinnere zich de gestelde vragen aan Nederlandsche fokkers, die wij gaarne in een volgend nummer nog zullen overnemen. Het gold de vraag: ‘Welke Hoendenassen zijn nuthoenders? De vermelding in het volgend nummer is zeker belangrijk.
Op dit artikel van den heer Van Wersch antwoordt nu de heer L. A. van den Berg Jzn., het volgende:
Nederlandsche Hoenders of Buitenlandsche?
Als altijd leerzaam en interessant was ook weer het laatste artikel in Avicultura van de hand des heeren Xavier von Wersch. De heer von Wersch toch, een der pioniers van onze pluimveefokkerij, die op zoo vaardige wijze de pen weet te hanteeren, deelt ons mede van zijn reizen in België.
“Wanneer men verre reizen doet, dan kan men veel verhalen.” De heer von Wersch vertelt veel wetenswaardigs met toelichting in cijfers, o.a. ook in het orgaan van de V. P. N.
(*). De schrijver bedoelt hier zwarte Holl. Hoenders, indertijd gefokt door den heer M.A. v. Regteren Altena te Heerde, Echter niet door kruising.
bron: Nederlandsche Hoenderclub 1908
Terug naar Xavier van Wersch