Foto: M. Tangel, 2005
Van het eind 19e eeuw tot beginjaren 2000 woonde de familie Van Wersch op de Huiskenshof in Klimmen. Eerst als pachters, daarna als eigenaren.
De vandaag genaamde Huiskenshof is een drievleugelboerderij. Deze hof, hoeve of boerderij (links op bovenstaande foto) werd begin 1800, wellicht eind 18e eeuw bij een herenhuis gebouwd dat bekend staat als Het Huiske (rechts op de foto). Dit herenhuis staat op de fundamenten van een vroegmiddeleeuws kasteel dat toebehoorde aan het riddergeslacht Retersbeek. In de kelder van dit gebouw kun je de middeleeuwse kelders met steunberen nog zien en een stuk muur met schietgaten. Het huis heeft nog steeds grachten uit de oorspronkelijke tijd. Het geheel heeft een mooie oprijlaan omzoomd met grote populieren. Die werden in 1923 gerooid en door pachter Jan van Wersch via een advertentie verkocht.
Twee vleugels van het huidige witte huis zijn in de eerste helft van de 19e eeuw bijgebouwd. Bij de hoeve werd gelijktijdig een groot poortgebouw neergezet.
Kastelen werden vroeger geen kastelen genoemd, maar onder andere borch, burcht, fort, huiske, slot, stein. De hoeve werd later gen huuske genoemd en het huis: het kasteel.
Over de eerste bewoners van het kasteel is niet meer bekend dan dat het om het riddergeslacht Retersbeek ging.
Menta van Printhagen, de dochter van Gerard I van Printhagen, trouwde met Henricus van Reterbeck (stamvader van Reterbeck). Zij kregen in 1278 van Walram van Retersbeek 15 bunder van zijn leengoed te Beke (Spaubeek) en enige landerijen te Haasdal. Het goed was eigendom van de hertog van Gelre. De nakomeling Willem van Reterbeck kreeg later via erfenis van zijn zus Gertrudes, die gehuwd was met Johan van Schaesberg, het goed en kasteel Schaesberg.
Reeds eerder had Godfried, ridder Van Werst, nobilo viro Godefrido, milite dicto de Werst moeilijkheden ondervonden. In 1246 had Gerard, ridder Van Printhagen, van Godfried achttien bunder land gelegen in Beek (Limburg) in leen gekregen. Toen ridder Gerard tot de Teutonische of Duitse Orde toetrad, schonk hij deze geestelijke ridderorde al zijn Beekse leenbezittingen. Uit sympathie voor deze Orde verleende hij Dirk I, opperleenheer van Valkenburg, vrijstelling van leenrechten over deze schenkingen en verklaarde deze leengoederen allodiaal. De leenrechten die Godfried op dit leengoed genoot, werden hierdoor opgeheven. En zo ontstond een strijd.
In 1335 werd een actie opgemaakt tussen de Reinoud II, graaf van Gelre, en Walram van Retersbeek, de eigenaar van kasteel Retersbeek. Hierin ontving hij van de graaf het goed te leen: Ik wapendrage van Retersbeek, maak bekend aan allen die de voorliggende brief zullen inzien (…), dat ik heb ontvangen van de zijde van de aanzienlijke man, heer Reynaldus graaf van Gelre, tweehonderd Keulse marken als vergoeding (…) en wel in ruil voor de trouw en de eer hem door mij bewezen. Voor dat geldbedrag nu draag ik hem mijn hoeve over die gelegen is te Retersbeek, samen met dertig bunder akkerland tot die hoeve behorend. Ik en mijn erfgenamen zullen voornoemde goederen onafgebroken als leengoed van zijn kant en van de kant van zijn erfgenamen behouden en bezitten (…).
Gegeven in het jaar des Heren 1335, ‘s dinsdags na het feest van de heilige bisschop Nicolaas.
In de 17e eeuw was het huis eigendom van Reinier Joseph van Meer (1636-1721) kanunnik van de collegiale kerk Sint Servaas in Maastricht. In 1627 werd de strijd tegen Spanje hervat, na een twaalfjarig bestand (1609-1621). Aangezien de schatkist van Spanje leeg was, moesten de Limburgse dorpen die tot Spanje behoorde, geld inbrengen. Sommige dorpen moesten 12.000 guldens betalen en die som moest dus geleend worden. Namens Klimmen tekende Reinier van Meer de akte.
Eind 17e, begin 18e eeuw betaalde Reinier, Canonick van Mheer, die het Huyske bezat, jaarlijks vijf vaten rogge aan de kerk van Klimmen. Van de 39 bezitters van goederen in Klimmen was het Huyske een van de grootste betalers aan de pastorie. Reinier was familie via zijn grootmoeder van vaderskant van pastoor Weustenraedt van Klimmen. Wellicht daarom schonk hij jaarlijks de armen van Klimmen een vast bedrag. Als onderpand gold sijnen pachthoff en bijhebbende landeryen, weyden, en bemden op het Retersbeek, genoemt het Huysken.
Zijn familie en erfgenamen hebben er niet altijd gewoond. In 1732 overleed op het huysken Wernerus Drouven die getrouwd was met Maria Prickaerts.
Een van de erfgenamen van Reinier van Meer, Frederik Victor, baron van Meer, verkocht het huijs, hoff en voorhoff genaemt Retersbeeck inclusief grachten, vijvers en bijbehorende landerijen na een openbare verkoop aan Franciscus Baenens wegens hoog oplopende schulden bij diverse mensen in 1742. Die woonde toen op de Grote Hof in Oensel (bij Beek). Een van zijn dochters, Maria Philippine Elisabeth Baenens/Banens (1748-1773 uit Oensel (ongeveer 4 km zuidelijk van Beek), trouwde in 1772 met Mathias de Saveur/Sauveur uit Houthem. Maria was katholiek gedoopt en in 1773 in Houthem met alle toegediende sacramenten katholiek begraven. Echter trouwden zij protestants in Beek. De familie Baenens heeft nooit op het kasteeltje gewoond. Doordat Maria Philippine al na één jaar huwelijk in het kraambed overleed, kwam het landgoed in het bezit van haar man Mathijs de Sauveur, wonende op de Vroenhof in Houthem waar ook in 1773 hun dochter geboren werd. Haar vader had 46 bunder land nagelaten.
Mathijs de Sauveur trouwde in 1779 met Maria Anna Loyens. De familie De Sauveur woonde er ook nog in 1792 want toen overleed een dochter op het huysken maar werd ergens anders begraven.
Mathijs de Sauveur en Maria Anna Loyens kregen tussen 1782 en 1791 zes kinderen. Mathias de Sauveur overleed in 1795 op het retersbeek. Dat had de pastoor in het dodenboek van de kerk van Klimmen zo opgeschreven. Die plaatsaanduiding zegt niets omdat er ook anderen in die jaren op het retersbeek overleden. Retersbeek moet hier gezien worden als het gehucht Retersbeek waar verschillende hoeves waren. Na de dood van Mathijs verhuisde moeder en enkele kinderen naar Ulestraten waar de weduwe De Sauveur in 1846 overleed, 92 jaar oud. De erfgenamen Banens en De Sauveur besloten in 1801 tot openbare verkoop van het Huis over te gaan.
Het huis werd in 1801 voor slechts 5000 gulden verkocht aan de priester Carolus Petrus Ferdinandus De la Croix (Oud-Valkenburg 1759 – Klimmen 1811). Hij woonde op het Huyske met zijn broer Frederik en hun gehuwde zus Maria Anna.
Zij waren kinderen van Frederic De La Croix, schout van Oud-Valkenburg en Schin op Geul, en Sophie Merztenigh. Hun dochter Maria Anna trouwde in 1777 met de Vlaamse Karel Lotharius de Limpens.
Fredericus Theodorus Josephus De la Croix werd in mei 1805 dood aangetroffen achter het huis van de pastoor in Klimmen. Hij was kinderloos overleden, bijna 58 jaar oud. Zijn broer, priester Karel, overleed in 1811 op het huijsken 52 jaar oud. Hun zus erfde het landgoed. Zij overleed in 1828 waarna het in bezit kwam van de familie De Limpens.
Karel Lotharius de Limpens (1738-1830) erfde het huis en de in het begin 1800 gebouwde boerderij. Het overlijden van Karel Lotharius werd door twee buren gedaan in plaats van zijn zoon Karel. Een van die buren was Jan Lambert Beugels, landbouwer en pachter van de boerderij. Karel overleed, volgens de akte, in het Huis 53 te Retersbeek. Zoon Karel verbleef namelijk in de buurt van Antwerpen en was pas later op de hoogte van het overlijden van zijn vader.
Op de inmiddels verdwenen grafsteen van Karel in Klimmen stond:
Ter gedachtenis van den heer Karel Lotharius de Limpens
Advocaat, oud-drossaard van Hoensbroek, Oud-Valkenborg,
Griffier by het Leenhof van Valckenborg
Schin op Geul en Vaesrade.
Lid der Staten van Limburg, Hoofdschout van Herenthals
Geboren te Hoensbroek den 22 September 1738
En overleden te Climmen den 9 Aug. 1830,
En zijne vrouw Margaretha Anna de la Croix,
Geboren te Schin op Geul den 12 Januari 1756,
Overleden te Climmen den 29 Oct. 1828.
In 1840 bezat hun vrijgezelle zoon Karel (1793-1866) in Klimmen 28 stukken land met daarop het huis en de hof. Totaal was het bijna 12 hectare, dus 120.000 meter² grond. In 1850 kwam hij als advocaat naar Klimmen. Later werd hij kantonrechter. Hij woonde hier met zijn ongehuwde zus Maria Anna Sophia De Limpens (1778-1865). Het landgoed werd Klimmenderhuisje genoemd. Karel De Limpens overleed enkele maanden later in 1866 op het Klimmenderhuisje.
Maria Anna de Limpens trouwde met Eduard Walravens. Hun dochter Marie Rosalie Walravens trouwde in 1845 met Wilhelmus Janssen. In het begin woonden zij niet op het huis. In november 1863 kwam Joseph Pluijmen/Pluimen in het Klimmenderhuis wonen. Hij kwam uit Wijlre. Misschien was hij de gemeente-ontvanger (1840-1847) van Klimmen. Ook onderwijzer Jacob Antoon Pluijmen woonde op het Huis. Hij was hoofdonderwijzer en in 1866 55 jaar. Tussen 1865 en 1881 woonde Jan Jacob Beugels op het Klimmenderhuisje met zijn vrouw Mechtilde Maessen, hun neef Hubertus Xaverius Horsmans en nicht Elisabeth Horsmans. Jan en Mechtilde vertrokken in 1881 naar Wijlre. Hubertus Horsmans vertrok in 1880 naar B 13, de buren van B 14.
Volgens de ambtenaar woonde Maria Theresia de Limpens op het huis.
Zij overleed in februari 1900. Deze naam werd in het bevolkingsregister vermeld. Het moest echter Maria Rosalia Amelia De Limpens-Walravens te zijn. Zij woonde net een maand op het huis. Haar zoon Karel Hubertus Josephus Alfonsus Janssen de Limpens (1881) kwam in augustus 1906 uit Amsterdam om de vakantie van de universiteit in Klimmen door te brengen. Hij ging weer in oktober 1906 naar Amsterdam. Hij had inmiddels wel zijn doctorandus Rechten behaald. Het jaar daarop bleef hij langer op het huis vakantie vieren. In één jaar had hij zijn doctoraal behaald. Hij vertrok pas 1 november naar Wijlre Waar de familie het kasteel Cartils had. In de dertiger jaren was hij president-commissaris van het Limburgsch Dagblad.
De naam Janssen de Limpens was ontstaan omdat er geen erfgenamen De Limpens meer waren. Wilhelmus Janssen (+1925) kreeg per Koninklijk Besluit in mei 1901 toestemming om zijn achternaam de wijzigen in Janssen de Limpens. Hij ging december 1923 naar Maastricht en kwam enkele maanden later in februari 1924 weer terug op het huis waar hij in mei 1925 overleed. Zijn overlijdensadvertentie vermeldde dat hij op huize Klimmen woonde. Hij liet vier kinderen na.
In 1935 vertrok zijn weduwe Janssen de Limpens uit het huis naar haar familie in Roermond en verkocht in het openbaar via notaris Palmen de meubelen uit de salon en de slaapkamer en het servies. Zij overleed in oktober 1939 in Roermond maar werd in Klimmen bij haar man begraven.
Een van haar kinderen, Max Janssen de Limpens, was inmiddels advocaat in Oldenzaal. Toen hij daar in 1952 overleed, werd zijn lichaam naar Klimmen gebracht waar hij door de pachters (van de hoeve of het huis?) naar zijn graf in Klimmen werd gedragen. Dit graf is sinds 2013 verwijderd. Er woonde toen geen familie van hem in Klimmen.
Voor de Tweede Wereldoorlog kwamen er huurders in het huis. Een van hen was Carl Palmen (1894-1954), notaris in Klimmen, en zijn vrouw Maria Op de Coul (1896-1979). In 1935 woonde Palmen al in Klimmen. Zowel vader Palmen als zoon Palmen woonden in het huis. Na het vertrek van de weduwe Palmen stond het huis een half jaar leeg. Het grote huis werd per 1 maart 1962 verhuurd aan de kunstschilder Hans Truijen (1928-2005) met zijn vrouw Atty van Hasselt en hun vier kinderen. Zij noemden hun woning Huize Retersbeek. Toon Hermans, die hier ook kwam, noemde het huis: het boerenpaleis.
In 1971 kocht dhr. Esser het slecht onderhoudend huis van de sinds 1955 weduwe mw. Anne-Marie Rombouts-Janssen de Limpens die sinds haar huwelijk in 1940 in Maastricht woonde. Haar man, Gerard Rombouts, had daar zijn wijnhandel. De pacht moest dus in Maastricht betaald worden.
Uiteindelijk kocht Hans Truyen het weer van hem.
Sinds 2014 zijn de nieuwe eigenaren van het Huyske de heer G. Weijers en mevrouw L. Miechels.
2014: eigenaar G. Weijers en L. Miechels,
1975-2014: eigenaar de familie Truijen,
1971: eigenaar Esser,
1962-1975: Huurder huis: familie Hans Truijen,
1948-1961: huurder huis Carl Palmen,
1865 -1881: Op het Klimmenderhuis woonden Jan Jacobs Beugels (*Mheer 1811), zijn vrouw Mechtilde Maessen (Strucht 1823) en hun neef Hubertus Xaverius Horsmans (*Wijlre 1836) en nicht Elisabeth Horsmans (Strucht 1850-1878). Jan en Mechtilde vertrokken in 1881 naar Wijlre.
1828 – 1975: eigenaar familie de Limpens / Janssen de Limpens,
1800 -1828: eigenaar familie De La Croix,
1801: Wederom een openbare verkoop,
1735 -1795: eigenaar Mathijs de Sauveur,
1733: familie Banens
17e eeuw: eigenaren familie De Meer uit Maastricht,
10e eeuw- 16e eeuw: De familie Retersbeek / Retersbeck.
De pachthoeve werd eind 18e eeuw, begin 19e eeuw bij huis Retersbeek gebouwd. Het was voor de familie De Limpens-De la Croix een extra inkomen. Vooral ook omdat de hoeve zo groot was dat er verschillende families tegelijk konden wonen.
Een van de eerste pachters was de familie Laurens Schmeets (40 jaar). Hierna kwam Jan Lambert Beugels. Familie van hem woonde enkele jaren later op het huis en de boerderij. In 1879 woonden Jan Leonard Limpens (geen familie), zijn vrouw Maria Gertrudis Schiffelers en hun vier kinderen. Zij gingen in april 1882 naar Oirsbeek. Vrijwel in dezelfde tijd woonden op de hoeve ook de familie Pieter Custers. In maart 1879 vertrokken zij naar Meerssen. In 1897 vertrok Jan Jacobs Starmans met zijn vrouw, Agnes Emonts, hun zes kinderen en drie stiefkinderen van de hoeve naar zijn geboortedorp Hulsberg.
De nieuwe huurder werd de familie Van Wersch.
In het poortgebouw waren tijdens de bevrijding in 1944 Amerikaanse soldaten gehuisvest. Toen zij vertrokken lieten zij een aantal sloffen sigaretten achter van het merk Dushkind. Jan van Wersch (1916-1988) vond die en sinds die rookte hij als een ketter. De plaatselijke winkelier moest speciaal voor hem dit merk bestellen.
Herman van Wersch en zijn vrouw Maria Eussen met hun kinderen pachtten in maart 1881 de boerderij naast het Huiske en schreven zich in april 1881 in in de gemeente Klimmen. Zij kwamen uit Voerendaal. Bij hen in huis woonden ook zijn broer Joannes Hubertus van Wersch, geboren Wijlre 30 maart 1831, landbouwer en Johannes Pieter Eussen, achterneef, geboren Wijlre 19 september 1888 die in 1892 naar een ander adres in Klimmen vertrok, Verder woonden zij er met hun achterneef Hendrik Joseph Kicken, geboren Wijlre 21 september 1882.
Zij vestigden zich in april 1881 naast het Huiske op B 15 en kwamen uit Voerendaal. Enkele jaren later kreeg dit adres een nieuwe benaming: Retersbeek B 13 (dat is de hoeve Huiskenshof in nu Klimmen). Bij hen in huis wonen ook zijn broer Joannes Hubertus van Wersch, geboren Wijlre 30 maart 1831, landbouwer, Johannes Pieter, achterneef, geboren Wijlre 19 september 1888 en achterneef Hendrik Joseph Kicken, geboren Wijlre 21 september 1882. Ondanks het aantal kinderen toch nog sinds januari 1909 tot en met november 1909 een dienstmeid in huis Maria Catharina Dautzenberg, geboren Wijlre 12 februari 1890. Daarna ging zij terug naar Wijlre.
1885: Hermans is lid van het kerkbestuur van Klimmen, ook nog in 1906. Hij was kerkmeester.
Januari 1900: Herman verkoopt via notaris Lemmens te Klimmen circa 70 zwaar Canadas-Douwhout, liggende in de weiden te Husken-Klimmen.
Douwhout is een boom met grote/dikke takken: Van dikke douwe kon je palen en balken maken (met dank aan Hans Franssen).
10 januari 1901: Herman verkocht per opbod 84 kavels douwhout. Totale opbrengst ƒ 217,55.
Publieken verkoop van hout liggende ter plaatse van uitwassing afgekapt in de weiden te Husken onder Klimmen.
De koper moest de notaris 12,5% betalen boven op de koopprijs voor 1 november aanstaande voor onkosten of schrijfgeld.
Per koop kwam er ook 15 cent bij voor tekengeld. En wanneer je niet voor 1 januari eerstkomende betaald had werd alles verdubbeld en verhoogd met 5% interest.
De kopers moesten ook borg stellen
De kopers moesten het door hen gekochte voor 1 februari aanstaande ruimen.
Mei 1901: Hij kreeg een uitkering van de verzekering wegens een verongelukt veulenmerrie. Adres Klimmender huisje, Klimmen.
1904: Zelf ging Herman op 10 februari 1904 naar notaris Palmen in Valkenburg om zijn testament op te maken. De notaris schreef in de akte: Herman van Weersch, welke comparant genegen zijnde zijnen uitersten wil te maken. Hij liet al roerende goederen na aan zijn vrouw, die de notaris Elisabeth Eijssen noemde. Daarnaast kreeg zij ook het vruchtgebruik van alle onroerende zaken (huis en land).
9 en 10 maart 1915: Voor notaris Lemmens werd op 9 en 10 maart 1915 een aanzienlijke verkoop van vee, akkergereedschappen, huismeubelen enz. aangekondigd. Maart werd gekozen omdat de wisselmaand van de pacht was. Herman Van Wersch en kinderen woonden op de hoeve Klimmendehuisje.
13 februari 1915: De notaris adverteerde met een grote advertentie waarin alles beter omschreven werd.
Drie werkpaarden (1 merrie, 1 ruin en van 3 jaar en een van 4 jaar. 28 stuks hoornveen (15 dragende en gekalfde koeien, 4 maïskoeken, 6 eenjarige runderen en 4 eenjarige stieren, 34 varkens, 70 kippen met haan.
AKKER EN LANDBOUWGEREEDSCHAPPEN
als: 3 lange karren, 3 slag of stortkarren, waterkar met watervat, 2 Brabantsche ploegen; rijploeg; 3 schaarploegen, weidesleep; 3 eggen; sleep 2 wellen, hondenkar, dogkar, kruiwagen, zichtmachine voor twee paarden. Karotenmolens, mestwaterpomp, emmers kuipen, houten en steenen varkenstrogen, veevoederketel, ladders, trekhond met hok; dorschmachine met manége voor twee paarden, handdorschmachine, wanmolen, vruchtenvat, wan en verdere schuurgereedschappen; drie hakselmachinen, en 1 hakselkist, azijnpers, breimachine; en nieuw waschmachine.
ALLE PAARDENTUIG als: hamen, zadels, helpen en onderhelpen, achterhamen, ploeghamen; werselen, klinken, zeil; touwen enz.
HUISMEUBELEN
5 kleerkasten, 2 commooden, 3 tafelen, 2 cosiles of uittrektafel, 5 ledikanten, 3 banken, porcelein-, glas- en aardewerk; fourneux: alle keuken en keldergereedschappen, hanglampen, 2 spiegels, centrifuge, 300 liter draai of karnvat; 2 boterkuipen; kachels; bascule en balance met gewichten. Keuken en linnenkast, 18 stoelen met rieten zitten, en 10 houten stoelen.
Eene partij gezaagd en richelhout en eene partij eet en plantaardappelen en wat zich verder zal bevinden.
Begin 1900 werd het adres veranderd in Retersbeek B 13, maar nog steeds de hoeve bij het kasteeltje. Bij hen in huis woonden ook zijn broer Joannes Hubertus van Wersch, geboren Wijlre 30 maart 1831, landbouwer, zijn zwager Johannes Pieter Eussen, geboren Wijlre 19 september 1888 en achterneef Hendrik Joseph Kicken, geboren Wijlre 21 september 1882. Ondanks het aantal kinderen was er toch nog sinds januari 1909 tot en met november 1909 een dienstmeid in huis Maria Catharina Dautzenberg, geboren Wijlre 12 februari 1890. Daarna ging zij terug naar Wijlre. Herman zat ook in het kerkbestuur van Klimmen.
Voor notaris Lemmens werd op 9 en 10 maart 1915 een aanzienlijke verkoop van vee, akkergereedschappen, huismeubelen enz. aangekondigd. Gekozen werd voor maart omdat dat het einde (of begintijd was van de pachttijd. Dit was op verzoek van Herman van Wersch en kinderen op de pacht hoeve Klimmendehuisje.
In een grote advertentie in de Limburger Koerier van 13 februari 1915 werd alles beter omschreven. Te koop waren: drie werkpaarden (een merrie, een ruin), 28 stuks hoornveen (15 dragende en gekalfde koeien, 4 maïskoeien, 6 eenjarige runderen en 4 eenjarige stieren, 34 varkens, 70 kippen met haan.
Akker en landbouwgereedschappen als 3 lange karren, 3 slag of stortkarren, waterkar met watervat, 2 Brabantsche ploegen; rijploeg; 3 schaarploegen, weidesleep; 3 eggen; sleep 2 wellen, hondenkar, dogkar; kruiwagen; zichtmachine voor 2 paarden: Karotenmolens; mestwaterpomp, emmers, kuipen, houten en steenen varkenstrogen; veevoederketel; ladders, trekhond met hek; dorschmachine met manége voor twee paarden; handdorschmachine, wanmolen, vruchtenvat; wan en verdere schuurgereedschappen; 3 hakselmachinen; en 1 hakselkist, azijnpers, breimachine; en nieuw waschmachine.
Alle paardentuig: als: hamen, zadels, helpen en onderhelpen, achterhamen, ploeghamen, werselen, klinken, zeil; touwen enz.
Huismeubelen als 5 kleerkasten, 2 commooden, 3 tafelen, 2 cosiles of uittrektafel, 5 ledikanten, 3 banken, porcelein-,glas-en aardewerk; fourneux: alle keuken en keldergereedschappen, hanglampen, 2 spiegels, centrifuge, 300 liter draai of karnvat; 2 boterkuipen; kachels; bascule en balance met gewichten. Keuken en linnenkast, 18 stoelen met rieten zitten, en 10 houten stoelen.
Verder als eene partij gezaagd en richelhout en eene partij eet en plantaardappelen en wat zich verder zal bevinden.
le dag: paarden, koeien, akkergereedschappen en paardentuig.
2e dag: varkens, huismeubelen en verder ovengebleven zaken.
Herman en zijn gezin gingen terug naar Ubachsberg. Op 20 februari 1920 was Herman van Wersch overleden. Zijn vrouw was al in 1912 overleden. Zij hadden acht kinderen. Blijkbaar voelde hij zijn dood naderen want op 19 februari 1920 werd hun huis, stal, erf, tuin en boomgaard en bouwland in Ubachsberg in zijn opdracht openbaar verkocht. Alles bij elkaar was dit 46 are groot. Inmiddels staan op deze plaats in de bocht van de Vrenkenweg/Oude Schoolstraat, Ubachsberg, nieuwbouw huizen. De boerderij van de familie Van Wersch-Eussen, groot circa twaalf bunder (oude maat), werd aangekocht door Jan Laeven–Van Wersch voor de som van f. 29,450. Dat was zijn schoonzoon die in 1908 met Anna van Wersch getrouwd was
De opvolgende pachter van de Huiskenshof was zoon Jan van Wersch. Die had er een gemengd bedrijf, zowel akkerland als veeteelt met name biggen, paarden, veulens, koeien, stieren. Met zijn stieren en veulens deed hij regelmatig mee aan keuringen. Ook verkocht hij stro en canadassen (Canadese populieren). In 1927 bood hij ter verkoop 200 à 300 liter melk per dag aan. Eén koe gaf in die tijd gemiddeld 20 liter per dag. Dus had hij 10-15 koeien.
Het echtpaar kreeg negen kinderen, vijf meisjes (zie de foto’s hierboven) en vier jongens. In 1942 had de familie van Wersch telefoon met het nummer 256 op het adres Huiskenshof B 15.
Zijn oudste zoon Herman (1912-2010) was functionaris van de keuringsdienst Nederlandschen Algemeenen Keuringsdienst. Hij woonde ook op de Huiskenshof, Klimmen en trouwde in 1945 met Miet Thewessen.
In november 1938 kwamen de erven Schaepkens-van Wersch bij elkaar. De zus van Jan, Maria Catharina Hubertina was in 1911 met Joannes Hendrikus Schaepkens getrouwd. Zij overleed in 1937 en hij in 1938. Zij hadden geen kinderen. De erven waren dus haar en zijn broers en zussen. Zij verzochten notaris Palmen de boomgaard aan de Putweg te verkopen, voor een deel grenzend aan grond van mevrouw Janssen de Limpens. De boomgaard was 56 are groot. Op het moment dat zij de boomgaard wilden verkopen, was hun broer Eduard pachter hiervan tot maart 1940. Ed verhuisde later naar de naastliggende boerderij de Kalfshof.
De broer van Jan, Eduard Van Wersch, landbouwer in Klimmen, wijk A 28, schreef in mei 1919 een brief aan de gemeente Klimmen om hem een vergunning te verlenen tot het oprichten van een steenbakkerij (veldoven) op perceel B 1314. Joseph Janssen de Limpens reageerde daarop dat aan zijn bezwaren tegen den op te richten veldoven kan worden tegemoet gekomen door aan verzoeker de volgende voorwaarden door het gemeentebestuur op te leggen:
Er kon tot 5 juni 1919 bezwaar in gediend worden. Van hem zijn twee bouwtekeningen in het archief bewaard gebleven van huizen die in zijn opdracht gebouwd werden. Het betreft een dubbelwoonhuis met stallen en een woonhuis. Beide woningen bestaan nog steeds en bevinden zich aan de Putweg in Klimmen. Tegenwoordig zijn dat de nummers 24, 22 en 20. Enkele jaren geleden werd het rechterdeel van het dubbelhuis verkocht voor bijna vijf ton. Alle twee de huizen (24 en 22) en 20 werden in 1928 gebouwd. De dubbelwoning kostte destijds fl. 9000 en de woning op Putweg 20: fl. 5500. De huizen werden door aannemer Boesten uit Klimmen gebouwd.
In juni 1940 werd weer een pachtovereenkomst gemaakt tussen de familie Janssen de Limpens en Jan van Wersch. De pacht zou minimaal vijf jaar zijn en liep steeds van 15 maart tot 15 maart. De pachtsom was fl. 3800,-. De ene helft diende op 15 maart betaald te worden de andere helft op 15 september. Jan pachtte weer de Huiskenshof met bouw-, hooi- en weilanden en boomgaarden. Dit alles was 41,5 hectare groot. In deze overkomst moest de pachter onder meer de verpachter de ruimte op de boerderij geven tot het genot van de jacht en de visserij te betrachten. De pachter moest contractueel zijn landbouwproducten, de werktuigen, te velde staande oogst en zijn andere roerende zaken bij een soliede maatschappij te verzekeren tegen hagelschade, ziekte van het vee, hemelvuur en sterfte. En natuurlijk ook de pachterswoning en alle bedrijfsgebouwen. De buitenmuren moesten iedere twee jaar, vóór de zomerkermis, gewit worden en de deuren en poorten met groene verf.
Andere bepalingen waren ook over het spuiten met gifstoffen van het fruit. Zo moest hij het vee tot tien dagen na het spuiten uit de weilanden houden. Pachter was verplicht molshopen en koemest geregeld te spreiden en distels en ander onkruid tijdig uit te roeien.
De pachter mocht nimmer eenig hooi, gras of meest (=mest) verkoopen, evenmin stroo boven een hoeveelheid van 5000 kilo, tenzij met schriftelijke toestemming van de verpachter. Steeds zal de opbrengst van verkocht stroo door pachter worden besteed voor den aankoop van kunstmeststoffen.
Bij beëindiging der overeenkomst zal de pachter bij zijn vertrek achterlaten 2/3 der bouwlanden bezaaid met winter granen of zgn harde vruchten waarbij is begrepen één hectare te bezaaien met inlandsche roode klaver. Het andere 1/3 deel zal de pachter behoorlijk omploegen en daarna gedoogen dat verpachter of dezelfs nieuwe huurder deze bouwlanden zoo noodig verder zal bewerken.
Het woonhuis zelf was niet groot. Het lag, wanneer je van buiten naar binnen kijkt, aan de rechterkant van de poort. Het huis had drie kamers beneden en vier kleine slaapkamers boven. Jan van Wersch senior woonde hier met zijn vrouw en acht kinderen. Zijn zoon Zef, die de boerderij overnam, woonde er met zijn moeder, zijn vrouw en vier kinderen.
In april 1958 werd een nieuwe pachtovereenkomst gemaakt tussen de verpachter mr. Charles Janssen de Limpens en de erfgenamen van de in 1954 overleden pachter Jan van Wersch landbouwer in Klimmen. De erfgenamen waren Joseph (Zef) van Wersch en zijn vrouw Sofie Waelen, Jan van Wersch en zijn vrouw Martha Lemmens, landbouwer in Ransdaal, Maria van Wersch en haar echtgenoot Alfons Schaepkens, Elisabeth van Wersch en haar echtgenoot Hubert Waelen, Francisca van Wersch en haar echtgenoot Hubert à Campo en Herman van Wersch en zijn echtgenote Miet Thewessen uit Houthem.
De pachtovereenkomst vermeldde de mannen optredend als hoofd der huwelijksgemeenschap en voor zoveel nodig tot bijstand en machtiging van hun echtgenotes. De nieuwe pachter werd, met instemming van zijn broers en zussen met hun echtgenoten, Joseph (Zef) van Wersch. De grootte van de gronden en het huis werd teruggebracht van 41 ha tot bijna 29 ha. Dit werd gedaan omdat er minder werkkrachten nu ter zijner beschikking stonden. De jaarlijkse pachtsom was daardoor ƒ. 4926,- Dit contract werd wel getekend maar er was een bijvoegsel bij. Zef had zelf de Grondkamer naar het te pachten grond en huis laten kijken. Zij kwamen tot de conclusie dat het te pachten bedrag lager moest zijn, gezien de toestanden van de gronden en het huis. De pachtwaarde was volgens hen f .4550,-
Interessant aan het onderzoek van de Grondkamer was dat zij de rassen van de fruitbomen benoemde. De appelrassen Keuleman, Ossekop, Yellow, Bellefleur, Sterappel, Franse Zure en Boscoop en het perenras Legipont.
Zef van Wersch had 20-25 koeien. Na verloop van tijd stapte hij over op slachtvee. Zodoende hij had 30 runderen en ongeveer 120 varkens op de boerderij. In 1976 verhuisden Zef, zijn vrouw en zoon Jan naar de Klimmenderstraat in Klimmen. Het huis dat zij samengebouwd hadden stond bovenaan de oude oprijlaan naar de boerderij en dus ook naar het kasteeltje. Deze oprijlaan was ongeveer een kilometer lang. Aan weerszijden stonden perenbomen. Op de hoek van hun te bouwen huis en de oprijlaan had een prieel van het kasteel gestaan.
Jan ging wonen op nummer 66 (het linkerdeel), zijn ouders in het rechterdeel, nummer 68.
Diens zoon Herman (191-2005) volgde zijn vader Joseph op en kocht de boerderij met grond. Hij begon met de verbouwing van de boerderij.
In 1982 gaf Herman van Wersch, wonend aan de Putweg in Klimmen een demonstratie met een rooimachine voor bieten. Zijn perceel waarop hij deze demonstratie gaf, lag tegen de nieuwe autoweg Maastricht-Heerlen.
In 2005 werd de Huiskenshof verkocht aan de familie Grooten die er een Bed en Breakfast van maakten. Klik hier voor hun website.
Was er in de vorige eeuw een connectie tussen de Huiskenshof en Van Wersch, in de 15e eeuw bestond die ook al. Toen trouwde jonkheer Joris van Retersbeek met Cecile van Hoensbroek. Jonker Jan (II) van Werst trouwde met haar zus Margaretha van Hoensbroek waardoor Joris en Jan dus zwagers van elkaar waren. Het huis was hun stamkasteel. Andere namen voor dit huis waren later: Klimmender Huiske, Gen Huuske, Hoeve Retersbeek, Huize Retersbeek en Huize Klimmen..
Nog steeds is er een connectie tussen de huidige bezitters van de Huiskenshof en de familie Van Wersch. De oma van moederskant van de huidige eigenaar, Hub Grooten, was Maria Hubertina Gerardina van Wersch, dochter van Herman van Wersch en zus van Jan van Wersch, destijds pachter van de boerderij. Zij was op deze boerderij geboren.
2005: De familie Grooten kocht de hoeve van het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) die het weer van Herman van Wersch gekocht had. Zij vestigden hier de Bed and Breakfast de Huiskenshof.
1976: Herman van Wersch, oudste zoon van Zef van Wersch kocht de boerderij van zijn vader en begon met de verbouwing.
1976: Zef van Wersch verhuisde met vrouw en zoon Jan naar de Klimmenderstraat.
1968: kocht Zef van Wersch de boerderij van de familie Janssen de Limpens.
1954-1976: Zef van Wersch.
1936-1954: Jan van Wersch.
19?-19?: pachter huis: de familie Peter Boumans (1854-1927), zijn weduwe overleed jaren later. Hun zoon Joseph was ook landbouwer op Klimmenderhuisje. De Huiskenshof en Klimmerderhuisje waren niet apart genoemd in 1927. In 1921 zat Peter Dionisius Hubertus Boumans al in de Klimmenderhuisje. De weduwe plaatste tussen 1928 en 1936 steeds een advertentie waarin zij een jongen zocht voor de Huiskenshof om te melken en ander boerenwerk te doen. Leeftijd varieerde van 14 jaar en ouder tot 18 jaar en ouder. De weduwe Boumans is Louise Hupperets / Hupperetz (Maria Ludoviva Huppertz, geboren Bocholtz. Zij overleed in Kerkrade 20 februari 1940, 74 jaar oud, zonder beroep. Aangever was de verzekeringsagent.
1900: Gelijktijdig met de familie Van Wersch: Johannes Kissels (Klimmen 1862) en Maria Stassen (Hulsberg 1867). In 1906 woonden zij er met hun zes kinderen.
1881: Pachter Herman van Wersch.
1879: Jan Leonard Limpens (Nuth 1815), zijn vrouw Maria Gertrudis Schiffelers (Nuth 1819) en hun vier kinderen. Zij gingen april 1882 naar Oirsbeek.
1872-1879: Familie Pieter Custers (Hoensbroek 1822). In maart 1879 verhuisden zij naar Meerssen.
1863: Huurder Joseph Pluijmen/Pluimen en Jacob Antoon Pluijmen.
1830: Jan Lambert Beugels, 55 jaar.
1811: pachter van de hoeve: Laurens Schmeets (40 jaar).
Bronnen: www.hanstruijen.nl / Albert van Wersch:Van Wersch 800 Jaar / www.rijckheyt.nl/ www.delpher.nl / ronddesjprung.nl /www.nat.vu.nl / A. Corten: Bijdrage tot de geschiedenis van het huis Retersbeek / De families Van Wersch / de familie Grooten / E. Brouwers: 1000 jaar Klimmen / J. Schoenmakers: Bijdragen tot de geschiedenis der hoofdbank Climmen in Publications 1906.
Bijzondere dank voor de familiefoto’s.
Klik hier voor de familie Van Wersch.