Behalve dat het huis aan de Heerenweg in Heerlen slecht onderhouden was, had het ook mijnschade. Staatsmijnen betaalde haar daarvoor ƒ 155,- Over de mijnschade aan de buitenkant liep nog een zaak. Nee het was geen mooi huis, maar wel haar huis. Vooruit, de gemeente wilde het wel kopen voor ƒ 7.500,- Zij was er toe bereid, maar dan moest de gemeente haar grond aan de Heerenweg aanwijzen waar zij dan een huisje kon bouwen.
De directeur van Publieke Werken adviseerde de gemeente vervolgens om het huis dan maar te kopen voor dat bedrag. De Heerenweg moest snel op breedte gebracht worden en aankoop van meerdere panden was toch noodzakelijk. Deze panden moesten gesloopt worden. De gemeente gaf hem groen licht en hij ging met Margaretha van Weers over de prijs onderhandelen. Afgesproken werd dat de gemeente het zou kopen voor ƒ 5200,- Een dag later, 4 november 1953, werd de voorlopige overeenkomst van verkoop en koop getekend.
Toch ging de verkoop niet door want zij had in februari 1954 al aanpassingen aan het huis laten doen en verhuurde het nu vooƒ 25,- per maand. De gemeente had inmiddels Gedeputeerde Staten van Limburg ingeschakeld die adviseerde het huis nu voor ƒ 3500 te kopen. Inmiddels had zij een nieuw adres in Brunssum gevonden, ze moest immers uit het pand Rumpenerstraat 2. Dat werd in maart 1956 door de gemeente Brunssum voor ƒ 29.000 gekocht.
Het werd een zaak van lange adem. Pas in december 1957, vier jaar na de eerste brief, verkocht zij het huis aan de Heerenweg aan de gemeente voor die ƒ 5200,-
bron: Ryckheyt 016-NT4 1686