Genealogische website Warsage

Schutterij St.-George Simpelveld, een historische schets van de vereniging gedurende het Ancien Régime

 

Oorspronkelijk gepubliceerd in:

Historische en Heemkundige Studies in en rond het Geuldal. Jaarboek 1996 (Valkenburg a/d Geul 1996) 99-139.

door drs. Luc J.E. Wolters

Zoals zoveel dorpen in het Limburgse heeft ook Simpelveld een schutterij. Het is de oudste vereniging uit het dorp. Schutterij St.-George Simpelveld is een vereniging, die blijkens vele oude archiefstukken en koningszilver een zeer boeiende historie heeft. De zeventiende en achttiende eeuw zijn voor de historie van deze schutterij zeer goed gedocumenteerd.

 

Simpelveld in de zeventiende en achttiende eeuw

Simpelveld maakte in die tijd deel uit van de Landen van Overmaas, namelijk van het Land van ‘s-Hertogenrade, dat onder de Spaanse kroon viel. Bij het Partagetractaat in 1661, werden de Landen van Overmaas gedeeld in een Spaanse partage en een deel onder de Staten-Generaal van de Republiek. Van het Land van ‘s-Hertogenrade gingen Gulpen, Margraten en Vaals deel uitmaken van het Staatse gedeelte; ‘s-Hertogenrade, Kerkrade, Merkstein, Ubach, Welz, Ruhrdorf en Simpelveld bleven Spaans.

In het begin van de achttiende eeuw woedde de Spaanse Successieoorlog. Als gevolg van deze strijd vielen de Zuidelijke Nederlanden toe aan de Oostenrijkse linie van het Habsburgse huis. Ook de bovenomschreven Spaanse delen van het Land van ‘s-Hertogenrade werden in 1713 Oostenrijks. Daar kwam pas verandering in door de Franse Revolutie.

schuttersschilden
Links: de koningsplaat met het wapen en inschrift: Der Ehrwurd. H. Thomas Clout vecarius könig zu Sempelfeldt anno 1745
Rechts: De zilveren keizersplaat van Hubertus Vlecks, gedateerd 23 mei 1756.
Foto’s Kaldenbach, Simpelveld.

Ontwikkeling van het schutterswezen

De oudst bekende schutterijen komen in de veertiende eeuw voor in Vlaanderen en Brabant. De schutterijen zijn in de steden ontstaan en hadden een verdedigende functie. In de beide Limburgen worden de oudste schutterijen in de steden Maastricht en Tongeren genoemd tegen het einde van de veertiende eeuw. Naast hun actieve rol in de verdediging kenden deze schutterijen in de steden ook sterke sociale aspecten, zoals samenkomsten om te schieten, gezamenlijke maaltijden of drinkgelegenheden, overleden gildebroeders begraven en het begeleiden van de processie. Vanuit de steden raakte het schutterswezen verbreid over het platteland. De accenten lijken er iets anders te liggen. Van de plattelandsschutterijen zijn voornamelijk de sociale activiteiten overgeleverd, waaronder het vogelschieten en het begeleiden van de processie. De verdedigende functie wordt in de reglementen uit de zeventiende en achttiende eeuw van deze schutterijen amper genoemd.

Op basis van archiefmateriaal kan evenwel aangetoond worden dat bepaalde schutterijen politietaken verricht hebben en zeer incidenteel in het kader van verdediging ingezet zijn.[1]

Tot zover een korte inleiding over Simpelveld in het Ancien Régime en de ontwikkeling van het schutterswezen. Hier komen we uitvoeriger op terug bij een bespreking van de historische feiten over de schutterij van Simpelveld.

De oudste bronnen

Als oudste levenstekenen kan de Simpelveldse schutterij zich beroepen op archiefstukken uit het begin van de zeventiende eeuw en een zilveren koningsvogel, die qua vorm en techniek van vervaardigen gedateerd wordt als zeventiende eeuws. De schutterij claimt zelf een ontstaan anno 1442. Of de geschiedenis werkelijk zo ver terug gaat daarbij kan een vraagteken geplaatst worden. Vanaf 1620 zijn er in ieder geval archiefbescheiden bewaard gebleven van de schutterij en dat is al een bijzonderheid.[2]  De periode daarvoor is voor wat de Simpelveldse schutterij betreft een geheel bronnenloos tijdperk. Zelfs in het vrij uitgebreide boekwerk van pastoor Arnold Didden (1571-1617), die in het zogenaamde Memorieboek de privileges, rechten en bezittingen, zowel in tienden als in verplichtingen van de parochiekerk van Simpelveld te boek stelde, wordt de schutterij van Simpelveld nergens vermeld.[3] Het is daarom een uiterst lastige kwestie te achterhalen hoe oud de Simpelveldse schutterij echt is.

Boeiender is het om aan de hand van bestaande bronnen een getrouw beeld te schetsen van de dagelijkse gang van zaken in het schutterijwezen. Daarmee willen we tevens middels dit verhaal een bouwsteen aandragen voor een mogelijk overzicht van het Limburgse of Maaslands / Rijnlandse schutterswezen.

Lidmaatschap, rangen en functies

De omvang van het schuttersgilde

Schutterij Sint George – ook St -Joris genaamd – behoort tot één van de weinige schutterijen, die over een uitgebreide documentatie beschikt over de zeventiende en achttiende eeuw.

Om iets over omvang, rangen en functies te kunnen achterhalen zijn van de bronnen, die ons zijn overgeleverd, vooral enige ledenlijsten uit de zeventiende eeuw van belang.

St.-George blijkt in die tijd een vrij grote schutterij te zijn geweest. Uit de ledenlijsten wordt die omvang duidelijk[4] in 1620 telde het gilde 54 actieve leden. De ledentallen uit de periode van 1652 tot 1665 worden in de volgende tabel weergegeven:

 

JaarLedenOverledenIngecoemenUijtgedaen
165259202
165355200
165453483
165554201
165651100
165750300
165847144
1659461?21
166046022
166146261
166249230
166350070
166457   
Totaal 203214

Uit de bovenstaande tabel valt af te lezen dat gedurende de jaren 1652 tot 1665 twintig leden komen te overlijden. De aanwas van nieuwe leden fluctueert nogal, ’t ene jaar melden zich acht nieuwe leden aan, dan weer drie jaren achtereen geen nieuwelingen. Behalve door overlijden verliest de vereniging ook leden, doordat deze voor het lidmaatschap bedanken, ondanks het hoge uittreegeld, dat in de volgende paragraaf aan bod komt. Het gemiddeld aantal leden in die dertien jaar bedraagt exact 51. Uit de cijfers blijkt dat het ledental sterk aan veranderingen onderhevig was; in het begin van de periode waren er liefst 59 leden, terwijl dit tien jaar later gedaald is tot 46, waaruit toch behoorlijke fluctuaties naar voren komen. Aan het einde van de zeventiende eeuw nam het aantal leden toe van 57 leden in 1673 tot maar liefst 90 leden in 1683! Uit de lijst van overleden leden blijkt dat in de zeventiende eeuw veel meer schuttersleden stierven dan in de achttiende eeuw. De schutterij hield dit hoge ledental tot circa 1720.

Sinds die tijd is er waarschijnlijk sprake van een in omvang veel kleinere schutterij. Althans als we afgaan op het aantal schuttersleden, dat in die periode komt te overlijden. Het schijnt een vrij algemeen verschijnsel te zijn geweest dat de verenigingen voornamelijk in de laatste decennia van de zeventiende eeuw sterk groeiden en in de achttiende eeuw te kampen hadden met een sterk verminderend aantal leden. Ter vergelijking: ook de kerkelijke broederschappen in het bisdom Luik, met name rond de streek van Sittard, hebben deze ontwikkeling doorgemaakt.[5]

Helaas zijn er van de Simpelveldse schutterij geen ledenlijsten uit de achttiende eeuw om dit gegeven van een sterk teruglopend ledenaantal te staven. Naar schatting hebben toen circa vijfentwintig man deel uitgemaakt van het gilde. Als we zoeken naar de oorzaken van deze ledenterugval dan blijkt die zeker niet het gevolg te zijn van een kleinere omvang van de bevolking. De aantallen leden blijken namelijk omgekeerd evenredig te zijn met de groei van het aantal inwoners van Simpelveld. Het aantal Simpelveldenaren blijkt namelijk zeer langzaam te groeien, ook in de achttiende eeuw. Dit wordt duidelijk weer. gegeven door de cijfers in de volgende tabel.

 

Jaar[6] cq

Periode

Aantallen communicantenGeschat inwonertal[7]Aantal gezinnen

Aantal

huizen

1624500 à 600   
1639[8]   195
1647-1677 1.231  
1658800   
1673800   
1694[9] 1.028220 
16998001.125250 
17121.000 250 
1720 1.696  
1712-1730 1.538  
1751-1764 1.606  
17641.044 329 
1791 1.705  
1794 1.720  
1806 1.791  

Zowel voor Zuid-Limburg als voor Staats Valkenburg geldt, dat er gedurende de achttiende eeuw sprake is van een geboorteoverschot, dat evenwel trendmatig kleiner wordt; het indexcijfer voor het aantal sterftes in de loop van de achttiende eeuw groeit gestaag.[10]  Een en ander gaat gepaard met een bevolking, die langzaam in omvang toeneemt. Simpelveld zelf heeft een geboorteoverschot gekend van het eerste kwart van de zestiende tot het laatste kwart van de achttiende eeuw.[11]

Uit een vergelijking van deze cijfers met de sterk teruglopende aantallen overleden schuttersleden kan men concluderen dat de interesse van de Simpelveldenaren voor hun schutterij in de achttiende eeuw waarschijnlijk sterk afnam, een kenmerkende tendens voor veel broederschappen in deze periode. Om de oorzaken hiervan te kunnen duiden. zou nader onderzoek noodzakelijk zijn. Indicaties voor een toenemend gebrek aan belangstelling kunnen evenwel liggen in het feit dat in de achttiende eeuw de inkomensverschillen toenamen en daardoor het sociale kader van de dorpsgemeenschap uitholden Maatschappelijke tegenstellingen verscherpten, omdat de behoefte bestond de eigen inkomsten op een zo hoog mogelijk peil te brengen. Dit bracht een toenemende individualisering met zich mee en had tot gevolg dat bepaalde groepen rijker en bepaalde armer werden. Hierdoor raakten de banden binnen gemeenschappen, zoals buurt, sociale klasse en verenigingen, in het gedrang.[12]

Lidmaatschap

De mannelijke inwoners van Simpelveld konden lid worden voor vijf Akense marken. De jaarlijkse contributie bedroeg slechts drie stuivers. Wilde een lid uittreden uit het gilde. dan moest het een vrij hoge financiële barrière overwinnen. Afstand doen van het lid. maatschap kostte tien Akense marken op grond van het reglement, dat op I mei 1625 werd opgesteld.

Dikwijls komt de pastoor voor als lid van de schutterij. Zo behoorden de Simpelveldse pastoors Arnold Dydden (1571-1617), Thomas Jamar (1619-1641) en Gaspar Faymonville (1671-1694) tot de leden, evenals Arnold Penretz, pastoor van Eys (1657-1698), die ook in de Eyser schutterij actief was. De dorpsherders Jean Materni en Bartholomé Petit komen niet voor in de lijsten van overleden schutters, evenals de pastoors in de achttiende eeuw. Van de vicarissen is bekend, dat in 1673 Bartholomeus Vandersteijn lid werd. In 1745 werd vicaris H. Thomas Clout koning van de schutterij.

Ook veel schouten en schepenen behoorden dikwijls tot de vaste kern van het gilde. De volgende Simpelveldse schouten staan als lid te boek:

Jan Boisten (genoemd als schout in 1601[13]; lid in 1620; overl. circa 1650),
Bartholomeus Kevers (lid in 1620 en 1652; overl. 1656),
Johan de Jonckheere[14] (schout sinds 1657; lid van de schuttersbroederschap 1658-1660).
Jacob Crummel[15] (lid geworden in 1662; schout en koning in 1665; overl. 1671).
Daniel de Limpens[16]  (geb. 1647 – overl. 1719; hoofdschout van ‘s-Hertogenrade. schout van Simpelveld (1671-1719) en Alsdorf (1671-1719), kapitein van de broederschap St.-George[17] bewoonde kasteel de Bongard).
Carolus Lotharius de Limpens [18] (geb. 1689 – overl. kasteel Doenrade 1744; hoofdschout van ‘s-Hertogenrade, schout van Simpelveld (1714-1744) en Alsdorf (1711-1744): kapitein van de broederschap van St.-George[19]).

 

Onder meer van de volgende schepenen is bekend, dat zij lid waren van schutterij St. -George.
Guert Cocx (lid in 1620), Christian Schroeders (overl. 1654), Gerard Brouwers (overl.1676)
Jan Bindels (overl. 1680), Alexander Houperets (overl. ca. 1692) en Michael Kocx (overl. ca 1713).

 

De drie schepenen Thomas Dautzenberg (overl. 1730), Bartholomeus Stalenberg (overl. 1732) en Henricus Brewers (overl. 1734) waren schepen en schuttenmeester.

 

Andere schepen-schutters waren Joannes Prickartz (overl. 1735), Leonardus Bindels (overl. 1743) die luitenant was. De vier schepenen Leonardus Ortmans, Joannes Vaessen, Joannes Gimmenich en Houpperet Creze waren in 1743 allen schepen en schuttenmeester. Joannes von Wersch was als Seffen der Banck Simpelveld koning anno 1698 en Joannes Lindelauf ten slotte was als Schöpffen, könig zu Zeimpelfelt anno 1750.

De leden van de lokale adel waren slechts met mate actief in de schutterij. In een acte van grondverpachting van de schutterij in 1620 wordt Willem van de Bongard genoemd. Deze bewoonde kasteel de Bongard. Hij overleed in 1623. Hij trad in die acte enkel op als getuige, om de rechtsgeldigheid van het schuttersdocument te waarborgen.[20] Hij wordt op de ledenlijst uit die tijd niet genoemd.

 

We vermeldden reeds de familie De Limpens, waaruit enkele schouten en kapiteins van de schutterij voortkwamen. De familie De Limpens had kasteel De Bongard in pacht. Van de eigenaren van dit adellijk goed – eerst de familie Van de Bongard en hierna in bezit van de familie Van der Leyen- was niemand lid van de schutterij. Alleen baron De Rochow van de hoeve Overhuizen was enige tijd lid van de schutterij. Hij overleed in 1684.

 

Naast deze dorpsnotabelen waren tevens enkele officieren uit militaire dienst lid van St.-George. Overst-Lieutenant Hoeven tot Overhuizen was in 1652 lid; in 1654 stapte hij uit de broederschap.[21] Ook Michael Kevers (overl. 1657) wordt als lid genoemd. Hij was gewesener Lieutenant ten dienste van sijne concliche Maj: hiermee wordt de Spaanse koning bedoeld.

Het schutterslid Johan Crummel was overst-luitenant bij zijne keizerlijke majesteit en ressorteerde dus onder het vaandel van de Duitse keizer. Hij had een tijdlang de dorpen Welz en Rurdorf in pandschap.[22] Welz en Rurdorf, gelegen onder Linnich bij Gulik (D.), maakten met ‘s-Hertogenrade, Kerkrade, Simpelveld, Vaals, Gulpen en Margraten, Merkstein en Ubach deel uit van het Land van ‘s-Hertogenrade. Een andere officier in militaire dienst was Renerus Limpens. Deze was luitenant-kolonel in dienst van de Prins-Bisschop van Luik. Hij overleed in 1693 te Luik.[23]

 

Bij een bespreking van de bijzondere leden, horen daar ook de bijzondere lidmaatschappen bij, zoals een mogelijk dubbellidmaatschap of het overstappen naar een andere schutterij. De eerdergenoemde pastoor Penretz staat op de ledenlijst van twee schutterijen, hij was schutterslid te Eys en Simpelveld, Ook de Eyser schout Henrotte was van deze beide schutterijen lid. Zo ook de militair overste Johan Willem Louckart, die woonde op kasteel Goedenrade te Eys. Hij was lid in 1673. Enkele jaren nadien overleed hij.[24] Ook hij diende de Spaanse koning.

Van drie personen is bekend dat zij van schutterij wisselden. Johan de Jonckheere was als schout enkele jaren lid te Simpelveld, maar wisselde naar St.- Hubertus Gulpen, toen hi) in die plaats schout werd. Bij die schutterij behaalde hij zelfs het keizerschap, maar over hem later meer. Joannes Lindelauf werd in de tijd dat hij rentmeester was over de goederen van het kasteel Dammerscheidt onder Voerendaal in 1733 koning van schutterij St.-Sebastianus Voerendaal. Toen hij later naar Simpelveld verhuisde en de hof Bulkum aankocht. slaagde hij er ook in, om in Simpelveld de koningsvogel af te schieten, en wel in 1750.[25] Een ander voorbeeld van iemand die na verloop van tijd kiest voor een andere schutterij was Hilger of Heiliger Nevelsteijn. Hij was gehuwd met Elisabeth Snijders (geb. 1643. overl. 1706). Zij was een dochter van Andries Snijders, schuttenmeester en nadien secretaris van schutterij St.-George Simpelveld, en van Odilia Schanternel. Uit het huwelijk Nevelsteijn-Snijders werd de zoon Andries geboren. Na het overlijden van Hilger hertrouwde de weduwe Elisabeth Snijders in januari 1677 Jacobus Steinbusch.[26] In 1652 stapte Hilger uit de schutterij van Simpelveld.[27] Hij woonde te Baneheide,[28] een gehucht, dat deels onder Simpelveld en deels onder Eys viel. In Eys profileerde hij zich binnen de dorpsgemeenschap als schepen.[29]  Blijkens de aantekening in de lijst van de overleden leden van schutterij St.-Sebastianus Eys stierf Nevelsteijn als schutterslid te Eys.[30]

Rangen en functies

Er was van oudsher een aantal militaire rangen en functies binnen de schuttersgilden. Van de Simpelveldse schouten, vader Daniël de Limpens en zijn zoon Carolus Lotharius is bekend, dat zij kapitein waren. De kapitein was in Simpelveld de hoogste in rang en voerde gewoonlijk het bevel. Schutterijsecretaris Andries Snijders [31] (overl. 1689) en later schepen Leonardus Bindels (overl. 1743) worden genoemd als luitenant. Tevens wordt bij twee personen achter hun naam de rang van sergeant vermeld, echter in beide gevallen is deze titel in de lijst der overleden leden doorgestreept. Het betreft Joannes Jeurissen en Joannes Heutz, die beiden overleden tussen 1735 en 1743.

vaandeldragers
Tekeningen van de vaandeldragers op de zilveren schilden van respectievelijk Joannes Freusch, Franciscus Cremer en Michael Joseph Vlicks. Tekening: Luc. Wolters.

Ook bij overige schutterijen in de omtrek komen we een dergelijke indeling in officiersrangen tegen. Valkenburg kende in volgorde van rangorde de luitenant-drossaard van Valkenburg, een kapitein, een luitenant, een vaandrig (met deze militaire rang werd de vaandeldrager aangeduid), twee commissarissen, een adjudant, een secretaris en twee tot drie sergeanten.[32] Gulpen telde binnen haar gelederen in de tweede helft van de achttiende eeuw tevens de hogere rangen als kolonel en majoor, naast de gebruikelijke rangen en functies kapitein, secretaris, luitenant, vaandrig, adjudant, sergeant, twee gedeputeerden en een schuttenmeester.[33] Het officierskorps in Meerssen was naar het Franstalige reglement uil 1699 als volgt samengesteld: le Lieutenant-Colonel, le Major, le Capitain, le Lieutenant. l’adjudant, les Chevaliers, le Conseiller, l’avocat, l’enseigne, les Commissaires, les sergents et autres qualifiez.[34] Margraten kon rond 1550 bogen op de Cappetheijn, lutenant. venderick, schettemester, scherijant. [35]  Het korps officieren van Mheer kende een vrij traditionele samenstelling van de rangen met kapitein, luitenant, vaandrig-vaandeldrager. adjudant, wee sergeanten en bovendien twee tot drie korporaals.[36] Wellicht dat plaatsen die zich van grote importantie achtten, zoals Gulpen en Meerssen, besloten tot aanstelling van een kolonel en majoor. Pas in de negentiende eeuw volgt in tal van plaatsen een uitbreiding van het rangenstelsel met de introductie van de rang van generaal bij de schutterij.

Uiteraard kende de Simpelveldse schutterij een koning, eventueel een keizer en tevens circa drie tot zes schuttenmeesters, waarvan we zagen dat diverse schepenen deze functie bekleed hebben. Zij werden ook meermaals de principaelen genoemd. De koning van het verleden jaar werd in Simpelveld voor één jaar benoemd tot penningmeester. Deze functie werd als volgt omschreven: den geenighen als sal sijn gecommitteert tot den entfancke vande Inlaeghen boeten ende Incomsten van de Schutterie.

 

Samen met de eerder genoemde functionarissen met een militaire rang (waaronder de schouten De Limpens, die kapitein van St.-George Simpelveld waren), leidden de schuttenmeesters met de koning en de oud-koning de vereniging. In hedendaagse termen zouden we spreken van een bestuur, echter in de zeventiende en achttiende eeuw werd deze term niet gebezigd, derhalve een bestuur avant la lettre. Dit bestuur en de schuttenmeesters in ’t bijzonder konden boetes opleggen aan de leden, die zich niet aan het reglement hielden. Het opleggen van straffen was slechts mogelijk voor zover hun competentie reikte. Tot lijfstraffen bijvoorbeeld konden de schutters elkaar uiteraard niet veroordelen; een dergelijke gewichtige zaak kwam voor de schepenbank. De schuttenmeesters deelden voornamelijk boetes uit. Er werd bijgehouden welke schutters zich aan de presentieplicht onttrokken. De schutters dienden namelijk aanwezig te zijn bij het koningsvogelschieten en de processie.

schuttersschilden
Links. De zilveren keizersplaat van Johannes Wilhelmus Stassen, d.d. 8 mei 1774.
Rechts Joannis Freusch ist konig worden zu Simpelfelt 1758 den 30 april fendrich und secretaeius der bruderschaft von Sant Gregorius anno 1764, 1765, 1767 en 1768, met geheel onderaan een afbeelding van een vaandeldrager.
Foto’s: Kaldenbach, Simpelveld.

Tot de schuttenmeesters behoorde ook de secretaris, of kortweg schrijver. Onder meer aan de secretarissen van de schutterij Johan de Helst, Jan Willem Kevers en Andries Snijders is het te danken, dat thans nog vrij veel informatie over St.-George van toen bekend is. De belangrijkste geschriften van De Helst zijn de ledenlijst uit 1620 en het reglement uit 1625. Kevers [37] was secretaris van professie. Hij was niet alleen schrijver van de schutterij. Op 4 mei 1657 legde hij de eed af als secretaris van de schepenbank Simpelveld.[38] Hij zou in die tijd gewoond hebben op het adellijck huijs Eijs [39] en mogelijk oefende Kevers in Eys het notarisambt uit; een acte met zijn naam[40] doet dit althans vermoeden. Kevers schreef veel in het notitieboekje van de schutterij, onder meer de ledenlijsten van 1652 tot en met 1664, verpachtingen en andere gebeurtenissen die van belang waren. Van Snijders resteert menige akte en tevens de ledenlijst uit 1673 en 1683.

 

De functie van secretaris schijnt nauw verbonden te zijn geweest met het dragen van het vaandel van de vereniging. In de achttiende eeuw komt althans geen vaandeldrager meer voor, die niet ook secretaris van de schutterij was. Dit blijkt uit de opschriften Fahndrich und Secretarius der Bruderschaft op een viertal koningsplaten. Van de volgende personen is bekend, dat zij bij St.-George het vaandel gedragen hebben: Gryn Ozvin (in 1620/1621), Peter Schiffelers (1683), Linardt de Lahaye (geb. 1617/18 – overl. 1688/89, geh. 1647 Anna van Beeck; onder meer pachter van de hof Bulkum),[41] Johannes Hermanus van Wersch vaandeldrager en schrijver (overl. 1744), Joannes Freusch Fendrich und Secretarius (koning 30 april 1758, 1764, 1765, 1767 en 1768), Franciscus Cremer Fentdrich Und Secretaius (koning 1781) en tenslotte Michael Joseph Vlicks Faehnrich und Secretarius. Kaijser in Simpelveldt Den 1. Maij 1787. De vaandeldrager was vooral tot en met de vorige eeuw een zeer belangrijke functie binnen het gilde. Hij wordt steevast in één adem met de officieren genoemd en ondertekent meermaals met de secretaris en de schuttenmeesters de officiële stukken namens de schutterij. Hiermee vormde de Simpelveldse geen uitzondering ten opzichte van vele andere schutterijen in het Ancien Régime. Opvallend is tevens, dat op drie zilveren koningsschilden een gravure van een vaandeldrager staat.

Buiten de bovengenoemden was er een schuttenbode met assistent of schuttenknaap.

Deze komen we ook in andere plaatsen tegen, zoals in Gulpen, Mheer, Gronsveld, maar ook bijvoorbeeld aan gene zijde van de Maas in Elen (B.).[42] De schuttenknaap moest in Simpelveld zorgen voor het innen van het doodsgeld. Dit was een financiële bijdrage, die

de schutters moesten betalen, zodat ze bij hun overlijden een mis vanwege de schutterij kregen opgedragen en om op de lijst van overleden schuttersleden geplaatst te worden.

‘Den Schutten Bode mette assistenten daertoe noodigh sal Ingevolghe vande privilegie vande Broederschappe van St.-Joris volgens bescheijden daer van synde by middele van executie soo verre doenlyck de bovenstaende doodtschult indrijven (=vorderen) ende in cas van Weijgeringe sich addresseren aan den heer ofte officier van de plaatse [43] In geval een schutter betaling weigerde, kwam de zaak dus voor de schepenbank. Dit werd vastgesteld in juni 1683. Personen, die de functie van schuttenknaap hebben uitgeoefend, waren Alffer Boisthen (in 1620) en Matthijs Hamers (1626-1683).

De koning, keizer, schuttenmeesters, waaronder de schrijver, en de schuttenknaap of -bode waren allen vrij van inlage. Zij hoefden gezien hun functie geen contributie te betalen.

De muzikale omlijsting werd uitbesteed. Een tamboer werd gehuurd voor tien pfennig, de fluiter (pijper) voor één pattacon (prijzen circa 1681). Voor muziek moest betaald worden. Dit was in de meeste plaatsen in de omtrek ook zo geregeld; in Mheer en ‘s-Hertogenrade werden de speelluiden vanwege de schutterij betaald, in Margraten moest de koning de muzikanten een vergoeding geven, Gulpen zorgde soms zelf voor de muziek, daar in diverse jaren enkele schuttersleden als fluitspelers of speelluidens te boek staan.[44]

Het reglement
Zoals vrij veel schutterijen beschikt St. George over een oud reglement. Bij de schutterijen was het gebruikelijk om de regels van de vereniging op schrift te stellen, zodat eenieder wist waar hij zich aan te houden had. het reglement stelt ons in staat veel over het functioneren te achterhalen, zoals het geplande verloop van activiteiten, de inhoud van bepaalde functies, verplichtingen voor de leden, alsmede de onderlinge verhoudingen.

 

Reglementair gedrag

In het reglement van 1625 is een aantal bepalingen opgenomen, waarin geregeld werd, hoe de schutters zich dienden te gedragen.[45] De schutten moesten zich vriendelijck ende lieffelijck houden ende verdragen eens tegens den anderenz Sonder eenich gevecht, hinage offte oneerlycke worden. Niemand van de schuttersleden mocht zich schuldig maken aan godslastering: op peene (= boete) van vyff Merck werden eenighe blasphemie, offte lasteringhe worden mit sweren tegens sine heilicheyt (= Christus) sijnes lijffs ende wonden heylich bloot (= tegen het lijf, de wonden of het heilig bloed van de Heer) offte ander-sintz.  Bovendien werden de Simpelveldse schutters geacht zich niet schuldig te maken aan twiste, tweedracht offte oneijnicheijt evenmin als smaelige worden en lueghen, andere onerlycke worde, sweren, vloeken offte vechten, ’tselve sal by den Coninck schuttemeesters ende van het principaelste vande Broderschappe bestraft worden. Mocht de overtreding van ernstige aard zijn, dan werd de schuldige overgeleverd aan den officier van onsen Genaedige Heere, dus werd hij voor de schepenbank gebracht en ter beschikking gesteld van de zaakwaarnemer van de adellijke heer van Simpelveld.

 

Op 7 juni waarschijnlijk in 1683 werd door de schuttenmeesters bepaald, dat Thijs Vinners aangeklaagd werd wegens het schelden. Hij moest een ton bier aan de broederschap betalen en hij werd afgezet als schuttenmeester. Het boetensysteem kon aanleiding geven tot boze reacties. Uit 1623 is hieromtrent het volgende bekend: Mees van Eysse hefft dae det Bhoet betaelt mit […] Nijd ende hefft sich uijt gedaen. Mees betaalde weliswaar zeer kwaad zijn boete, maar bleef daarna geen lid meer van St.-George.[46]

Aanwezigheidsplicht

Het lidmaatschap bracht verplichtingen met zich mee. Een daarvan was de aanwezigheidsplicht. Zo moesten de schutters een aantal maal per jaar present zijn om met de schutterij mee uit te trekken. Dat was bij gelegenheid van het koningsvogelschieten, de processie en de jaarlijkse mis voor de overleden schutters. Indien een lid afwezig was, werd hem per keer vijf mark boete in rekening gebracht.

 

In 1673 werd door de secretaris aangetekend dat Thomas Dyden Jorissen soon afwezig was tijdens de processie en in de schuttenmis. Bovendien staat genoteerd: Thomas Dyden filius Arnoldi, absent in processio en inde messe absent.[47] Deze ongelovige Thomassen verzuimden dus zowel bronk als mis. Dat leverde de naamgenoten een aanzienlijke boete op. Vooral de laatste Thomas Didden schijnt door de secretaris van de schutterij danig in de gaten te worden gehouden, want een week voor deze absentie-aantekeningen van pinkstermaandag opende de schutterijsecretaris Andries Snijders namens zichzelf en als momboir des heren voor de schepenbank te Simpelveld een proces tegen Thomas Didden, zoon van wijlen Aret (=Arnold) Didden. Didden zou Snijders mishandeld hebben, toen deze laatst van Aken terugkwam.[48] Hangende het proces bracht Snijders zijn opponent een legale slag onder de gordel toe, door hem een boete van de schutterij te bezorgen, wegens afwezigheid tijdens de processie en de mis.

Gronsvelds reglement als leidraad

De vraag hoe een schutterij aan een reglement komt is moeilijk te achterhalen. Waren er in die tijd al mensen die zich op verenigingsniveau intensief konden bezighouden met het opstellen van een reglement. Enige verduidelijking in deze kwestie wordt gebracht wanneer we naast het reglement van St.-George Simpelveld dat van de broederschap en schutterij St. Sebastianus Gronsveld leggen. Opvallend is de grote mate van overeenstemming tussen beide reglementen. De conclusie dat het ene reglement heeft gediend als voorbeeld om het andere samen te stellen ligt voor de hand.

 

Aangezien het schuttersreglement van Gronsveld dateert uit 1619 en dat van Simpel. veld uit 1625 mogen we met enige voorzichtigheid ervan uitgaan dat de Simpelveldenaren het Gronsveldse reglement tot hun beschikking hebben gehad om er zelf een op te stellen.

We stellen dit met enige voorzichtigheid omdat veel reglementen een voortvloeisel zijn van oudere reglementen van die specifieke schutterij. De aanwijzingen hiervoor ontbreken in dit geval, maar onmogelijk was het niet dat een nog oudere versie aan de basis heeft gestaan van het Simpelveldse reglement.

Bij een vergelijking van beide reglementen blijkt de overeenkomst vrij groot te zijn. Het Gronsveldse exemplaar kent twee verschillende handschriften, hetgeen erop kan duiden dat er later iets aan toegevoegd is. In het Simpelveldse reglement zijn de teksten in één handschrift geschreven. Dit zou een aanwijzing zijn dat, wanneer er met een latere hand iets aan het oorspronkelijke reglement van Gronsveld is toegevoegd, dit gebeurd moet zijn tussen 1619 en 1625, omdat deze tekst toen in z’n totaliteit hoogstwaarschijnlijk als voorbeeld voor Simpelveld heeft gediend.

 

De Gronsveldse tekst is uitgebreider. Een aantal artikelen wordt door de Simpelveldse schutters niet overgenomen. Slechts een artikel van het Simpelveldse reglement is niet gedocumenteerd in het Gronsveldse voorbeeld. Desalniettemin wordt ondanks het overnemen van grote stukken tekst toch een eigen invulling gegeven aan het Simpelveldse reglement. Enerzijds blijkt dit uit verschillen in de spelling en een ander muntstelsel. Maar de couleur locale komt ook op veel plaatsen tot uiting waar de ene plaats andere tradities kent dan de andere. Zo wordt de oud-koning een soort penningmeester, terwijl hij in de ene plaats de benaming schuttenmeester krijgt, en in de andere plaats de gecommitteerde voor de ontvangsten heet. In Gronsveld wordt ieder lid met schutterseer begraven, in Simpelveld wordt dit niet met zoveel woorden in het reglement vastgelegd. Pas later wordt hier een regeling voor getroffen, door de leden een doodsgeld te laten betalen. De schutterij van Simpelveld achtte het belangrijker in dit artikel vast te stellen dat het geweer van een overleden lid aan de schutterij komt. En zo zijn er wel meer kleine verschillen.

 

Ondanks de lokale invulling is de constatering van groot belang dat de schutterijen elkaars reglementen als voorbeeld gebruikten. Nota bene schutterijen uit dorpen, die onder een geheel ander bewind vielen. Gronsveld was een vrije rijksheerlijkheid, Simpelveld lag daarentegen in het Land van ‘s-Hertogenrade, dat in 1625 onder de Spaanse kroon viel.

Buiten deze overheden om waren er blijkbaar banden, die ertoe leidden dat de schutterijen van elkaars vruchten konden profiteren. Het is een duidelijk voorbeeld, dat de Zuid-Limburgse contreien ondanks talloze grenzen een culturele en sociale eenheid vormden.

Koningsvogelschieten

Het schuttersreglement uit 1625 beschrijft de activiteiten van de schutterij. In chronologische volgorde van de jaarlijkse kalender komen daarin voor het koningsvogelschieten vijftien dagen later op Pinkstermaandag de processie en daags daarna een mis voor de overleden leden, waarna de contributie moest worden betaald.

Dé grote gebeurtenis bij uitstek was het koningsvogelschieten. Liefst acht van de tweeëntwintig artikelen van het reglement van 1625 handelen over het vogelschieten en het koning- en keizerschap.[49] Door middel van het vogelschieten wordt bepaald, wie dat jaar koning van de schutterij wordt. Deze koning droeg één jaar lang alle zilveren schilden en de vogel. In het reglement werd bepaald, dat er op de eerste plaats met eene taelwerdige Roere naar de vogel geschoten moest worden, hetgeen wil zeggen dat de schutters met een deugdelijk geweer dienden te schieten.

 

Het eerste ereschot mocht gelost worden door of in naam van Haere Conelycke Majesteit als onsen Genadichen Heere . Hiermee was de koning van Spanje bedoeld. Dit openingsschot ging op naam van de landsheer. Deze honneur werd mogelijk waargenomen door de Van de Bongards, die van koning Filips IV de hoge en lage jurisdictie van Simpelveld gekocht hadden en daarmee als lokale adel een vertegenwoordiging van de koning voor hun rekening konden nemen. Na de landsheer hadden de schout en de laatste koning van St.-George een ereschot naar de houten vogel. Daarna begon het echte schieten. Degene van de schutters, die het laatste restje hout van de koningsvogel van de paal schoot, werd de nieuwe koning voor dat jaar.

De nieuwe koning

De kersverse koning werd gefêteerd door zijn makkers. Hij moest een zilveren schild aan de vereniging schenken, met daarin gegraveerd zijn naam en het jaar van zijn koningschap. St.-George bezit nog menige oude koningsplaat. De oudste met de initialen I.M. dateert uit 1634. Slechts vier van deze schilden dateren uit de zeventiende eeuw. De overige drie roepen het koningschap in herinnering van Joannis Kevers (1652), schout Jacobus Crummel (1665) en Frantz Reimond von Weltz vrijheer von Eberstein von Spiegelfeld zu Leopoldtdorf (1683). Ook de zilveren koningsvogel schijnt uit de zeventiende eeuw te stammen en de twee zilveren schilden zonder jaartal, respectievelijk met de initialen H.W.B en B.K dateren waarschijnlijk eveneens uit deze eeuw. Mogelijk is de zilveren koningsvogel ook zeventiende eeuws, maar het jaartal onder de vleugel wijst – zoals gezegd – twee eeuwen verder terug in de historie.

 

Er zijn staaltjes van goede zilversmeedkunst bij. Enkele vaandeldragers hebben een gravure van een vaandeldrager op hun zilveren konings- of keizersschild laten aanbrengen, terwijl op de achterzijde van het koningsschild van Wilhelmus van Gulpen uit 1726 een afbeelding staat van een vogel, gezeten op grote planten met vruchten, alsof het een illustratie uit het paradijs is. Helaas zijn niet alle zilveren platen bewaard gebleven. Aan de hand van bronnen en het resterende koningszilver is een lijst van de koningen opgesteld, zie bijlage. Wellicht is door moeilijke omstandigheden in oorlogen of door periodes van inactiviteit van het schuttersgilde een aantal platen zoekgeraakt of te gelde gemaakt.

 

De nieuwe koning kreeg een geschenk ter waarde van een goudgulden vanwege de vereniging. Wellicht is hiermee bedoeld, dat de schutterij de zilveren koningsplaat betaalde, waarmee de koning zich vereeuwigde. Hiertegenover stond, dat de nieuwe koning op de dag, dat hij de vogel afschoot, een ton bier aan de broederschap moest schenken, die gezamenlijk geleegd werd. Dit drinkgelag vond plaats na de rondtocht door het dorp en de gehuchten eromheen: soo sal men metten Coninck intrecken soo waer hem geliefft, edoch binnen der bancke (= binnen de bank Simpelveld). Dit rondtrekken kon echter inhouden, dat een vrij lange route gevolgd moest worden, om de plaatsen te bereiken, waar de nieuwe koning zich overal wilde vertonen. Onder de schepenbank Simpelveld vielen namelijk ook Bocholtz, de gehuchten Molsberg, Huls, Bosschenhuizen, Waalbroek, Soureth, Imstenrade en een gedeelte van Baneheide.

Koningsmaaltijd en afrekening

Op de dag van het koningsvogelschieten werd met de schutterij een aantal herbergen in het dorp bezocht. Daarvan getuigt een aantal rekeningen in het schuttersarchief[50] : int panhujjs (= de brouwerij) een som (van) 14 gl. Allen alnoch 5 gl. 2 st. ten dage als den vogel geschooten. En een andere rekening luidt als volgt: van Sinter Class (= de herberg en bierbrouwerij hoeve Sinterklaas aan de huidige Bulkumstraat) fuerunt errati es non coparuerunt restens van dit jaer 21 gl. 4 st.. Zo werd bijvoorbeeld aangetekend dat een openstaande rekening betaald werd, het geld overgereyckt aen Jan Bisschops op de teringe vande schutterije aldaer gedaen.

 

De nieuwe koningen moesten een feestdis bereiden voor hun schuttersbroeders. In de rekeningen staat onder meer vermeld: by den Koninck Peters 28 gl. als het koninxeten gehalden.

Na afloop van hun koningsmaaltijd werd er met de koningen afgerekend, of zij voldoende hadden getrakteerd en of de rekeningen bij de schutterij waren betaald. Zo werd door de schuttenmeesters berekend, dat koning Jos Smeetz (koning in 1673) nog elf gulden moest storten in de verenigingskas: Den 25en Maij 1673 gerekent met Jos Smeerz Coninck alsdoen, ende bevinden dat hij boven den ontfanck hir boven gementioneert [….] den selven noch aende schutterije moet uuijtgeven elleff gulden aix. De dood scheidde niet van deze plichten. Met de weduwe van Johan Crummel werd afgerekend soo van het iaer dat haeren man Cooninck is gewest als van haeren soon Dionijs, alles afgetrocken sijnde bevonden, dat sij schuldich blijft vierthien gl. vierdehalff Marck aix.

De Keizer

schuttersschilden
Voor- en achterzijde van de koningsplaat van Jacobus Crummel uit 1665 met aan de voorzijde het familiewapen. Crummel, schout van Simpelveld, werd in 1664 bij een vechtpartij veroordeeld tot een boete van drie tonnen bier.
Foto’s: Kaldenbach, Simpelveld.

Keizer werd degene, die in drie achtereenvolgende jaren de koningsvogel afschoot. Hij won de zilveren koningsvogel, maar de schutterij moest deze terugkopen voor zes rijksdaalders.[51] Dit heet de vogel lossen. De functie van koning geldt maar één jaar, het keizerschap blijft voor de rest van iemands leven of soms totdat een mede-schutter dit staaltje herhaalt. In dat laatste geval kan de oude keizer onttroond worden. Uit de schriftelijke bronnen en dankzij de zilveren platen kunnen we een aantal keizers achterhalen.

 

Petrus Schanternel is de oudst bekende keizer. Hij werd in 1654 lid van het gilde en werd in hetzelfde jaar koning.[52] In 1655 en 1656 schoot hij eveneens de koningsvogel af en sindsdien was hij keizer. Petrus was toen amper twintig jaar. Er is geen zilveren plaat, die aan dit keizerschap herinnert. Schanternel werd op 7 augustus 1633 te Simpelveld gedoopt als zoon van Henricus Schanternel. Zijn moeder was waarschijnlijk Sophia Sombartz. Petrus huwde Maria Elisabeth Stallenberg. Zij kregen een dochter Johanna (geb. 1660 Simpelveld). Schanternel stamt uit een voorname Akense familie, die gedurende geruime tijd grootgrondbezitter was, ook te Simpelveld.[53] Petrus stierf circa 1710.[54]

 

Uit de achttiende eeuw zijn de volgende keizers bekend. De zilveren keizersplaat uit 1756 geeft als inschrift: Hubertus Vlecks Ist kaiser worden zu simpelveld 1756 den 23 Mai. Hij was gehuwd met Elisabeth van de Weijer.

Op 8 mei 1774 werd Johannes Wilhelmus Stassen keizer. Waarschijnlijk werd hij in 1734 geboren als zoon van Joannes Josephus Stassen en Maria Theresia Kevers en huwde in 1774 Maria Catharina Beucken en in 1786 met Catharina Elisabeth.[55] Hij was verwant met de familie Van de Weyer. In het jaar dat Stassen hertrouwde vond een regeling van de erfenis plaats tussen hem en de schepen Egidus van de Weyer, die in 1811 keizer van schutterij St.-George zou worden. Joannes Wilhelmus Stassen was destijds pachter van de hoeve Mingersborg te Trintelen-Ubachsberg, die onder de bank Heerlen viel.[56]

De volgende en laatste keizer uit de achttiende eeuw was Michael Joseph Vlicks, die blijkens zijn keizerplaat Faehnrich und Secretarius was en Kayser in Simpelvelt d. 1 Mai 1787. Deze Michael werd in 1766 gedoopt als zoon van Hubertus Vliex en Maria Elijsabeth van den Weijer. Hij was dus de zoon van de keizer Vliex, die van 1756 tot 1774 die waardigheid bekleedde. Michael woonde alleen en was ongehuwd. Hij overleed in december 1807.

Herkomst van het vogelschieten

Het vogelschieten vindt bij de meeste schutterijen in het voorjaar plaats, in Simpelveld twee weken voor Pinksteren. Op die dag krijgt de schutterij een nieuwe koning. Aangezien de vogel in diverse culturen een symbool van vruchtbaarheid is en de wedstrijd in het voorjaar wordt gehouden, is er in dit verband aandacht geschonken aan het vogelschieten als een soort vruchtbaarheidscultus.[57] De oude koning wordt vervangen door een nieuwe, die na zijn geleverde prestatie de zilveren vogel krijgt omgehangen. In hem zou de kracht van de nieuwe vruchtbaarheid zijn overgegaan. Het valt niet te ontkennen dat het vogelschieten zeer wel in een voorjaarscultus zou passen. Per slot van rekening is het een zeer oud gebruik, dat ver voor de gildetraditie reeds vermelding vindt. Het is echter zeer de vraag of men hiermee tevens een verklaring voor ontstaan en opkomst van het schutterswezen heeft gevonden. Wellicht is toepasselijker te veronderstellen dat het gilde- en schutterswezen dit oude gebruik heeft overgenomen als heidens voorjaarsritueel, net zoals ook de R.K. kerk heidense gebruiken heeft overgenomen en tot haar eigen cultuurgoed heeft gemaakt. Dit punt zou nader onderzoek vergen.

Band met de kerk

Patroonheilige

Op diverse manieren weet een schutterij zich verbonden met de plaatselijke kerk. Doorgaans draagt het gilde de naam van een patroonheilige. Bij de ene vereniging was dit de heilige van de parochiekerk ter plaatse, bij de andere werd een nieuwe heilige gekozen.

Veel schutterijen dragen de namen van St.-Sebastianus of ook van St.-Joris. Sinds de opkomst van de schuttersgilden in de steden waren deze heiligen in zwang. Het wapen dat deze gilden gebruikten kende men in de late Middeleeuwen aan de patroonheilige van dat gilde; het voetboogschuttersgilde droeg dikwijls de naam van patroonheilige St.-Joris. Het handboogschuttersgilde mat zich de naam van St.-Sebastianus aan omdat deze heilige een executie door boogschutters overleefde. Dientengevolge had in het volksgeloof de overtuiging post gevat dat Sebastianus macht over de pijlen zou bezitten. Of dit ervoor spreekt, dat schutterij St.-George Simpelveld – naar de schuttersheilige te oordelen – als oudste wapen de voetboog heeft gekend, is niet bekend.

Memoria

schuttersgilden
Zilveren koningsschild uit 1781 van Franciscus Cremer, die volgens het inschrift Fentdrich und Secretarius was. Prominent is op deze plaat de afbeelding van de vaandeldrager.
Foto: Kaldenbach, Simpelveld

Een andere uiting van de binding aan de R.K. kerk was het houden van missen. Jaarlijks werden de memoria gehouden. Dit gebeurde op de dag na Pinksteren. Dan was het zogenaamde schuttenbeganckenisse. Middels deze eucharistieviering werden de overleden leden van de broederschap herdacht. Na de dienst – zo meldt het laatste artikel uit het reglement – worden de Zeelen (..) affgelesen. leder overleden lid wordt hierbij afzonderlijk vermeld. M.i. is met dit doel de lijst van overleden schuttersleden opgesteld in de doop-, huwelijks- en overlijdensregisters der parochie Simpelveld. Zij neemt een aanvang tijdens het pastoraat van Arnold Didden, die tot 1617 pastoor van Simpelveld was. Deze pastoor Didden staat als eerste op de overledenenlijst van de schutterij genoemd. ‘t Oudst bewaard gebleven register van de overledenen uit de parochie Simpelveld is maar liefst ruim veertig jaar jonger.

 

Naast het gedenken van de overleden schutters stelde het gilde zich ten doel om alle gestorven leden met schutterseer te begraven. leder lid was verplicht deze missen bij te wonen. Het begraven worden door de schuttersbroeders is een belangrijk sociaal aspect van het schutterijen- en broederschapswezen. In een tamelijk onzekere tijd van reformatie en contrareformatie, van misoogsten en oorlogen met langstrekkende legers werd enige zekerheid aan de leden van de schutterijen geboden. Als lid had men namelijk het vooruitzicht met alle vereiste eerbied en schutterseer ten grave gedragen te worden en dat voor hun nagedachtenis Heilige Missen zouden worden opgedragen en dit schijnt voor veel schuttersleden een belangrijke overweging te zijn geweest om toe te treden tot de schutterij.[58]

De processie begeleiden

Een andere uiting van godsdienstigheid van de schutterijen was de deelname aan de processie. Vijftien dagen na het voghel offt papegaije (…) schieten vond op pinkstermaandag de processie plaats. Ook hiervoor gold een aanwezigheidsplicht. Het reglement van 1625 omschreef deze plicht als volgt: Item dat hem een yeder schutte sal laten vinden op den dach vande procession op den kerckhoff des morgens in die messe offte int unytgaen ende sulx op die boote van vijff Merck. [59]

 

De bronk trok in die dagen vrij ver. De vijf mark boete gold eveneens voor die schutters, die niet de gehele route uitliepen naar Bocholtz en daarna tot aan de hoeve Sinterklaas in Simpelveld. Een ander jaar trok de processie van Simpelveld naar Soureth, alwaar een rustaltaar en een pauze was. In 1688 waren de schuttenmeesters Andries Snijders Luitenant, Engel Welters[60] en Jan Smeets en de schutten Jan van Can, Jan Mees, Merten Kleinen,[61] Lintz Moberts en Jacob Vaessen van de loffelijcke gulde broederschappe St. Georgiï vol lof over het onthaal van de processie en met name van de schutters op de hoeve Soureth. De broederschap kreeg er een halve ton bier aangeboden. De pachters van de hof Soureth Jan Vroisch en Claes Roweth zorgden ervoor, datte tafel opden selven hoff altois gedeckt stont, ende blef staen bis tot die procession gepasseert was.[62]

De processie beschermen?

De rol van de Simpelveldse schutters zou zich in de processie niet altijd beperkt hebben tot het passief meelopen. In 1634 – zo gaat het verhaal – werd de processie opgeschrikt nabij Imstenrade, waar toen het kasteel lag van de adellijke familie Van Imstenraedt-Mheer. De onverlaten, die de plechtige rondtocht van het Allerheiligste door de bank Simpelveld verstoorden zouden door de schutterij van Simpelveld zijn verjaagd. Dit hele verhaal is gebaseerd op het oudste zilveren schildje uit 1634 met de initialen I.M. De leraar Hugo Kamps schreef in de jaren vijftig een artikel in ‘Het Land van Herle’.[63] Daarin doet hij de door kapelaan Jacques M.J. Will (geb. 1915 – overl. 1990) kapelaan van Simpelveld (ca. 1942-1945) bedachte en geformuleerde theorie [64] uit de doeken dat I.M. zou kunnen staan voor Imstenraedt-Mheer. Kamps vervolgt, dat de schenking wellicht zijn oorsprong zou kunnen vinden in de dankbaarheid van de kasteelheer voor het beschermen van de processie in de buurt van de hoeve Imstenrade. Dit is een leuke gedachtegang, [65] maar er zijn totaal geen bewijzen, dat de Simpelveldse schutters een verstoring van de bronk tegen zouden hebben gegaan.

koningsschild
In het oudste koningsschild staan de initialen I.M. vergezeld van een wapen en jaartal 1634.
Foto: Kaldenbach, Simpelveld

Een uitgangspunt bij de bestudering van de schuttershistorie is het feit, dat een nieuwe koning een zilveren schild schenkt. Voor 1634 zou dit betekenen dat kasteelheer Hans Adolph van Imstenraedt-Mheer in dat jaar koning zou zijn geweest. Een andere optie zou zijn, dat deze adellijke heer bij wijze van ondersteuning dit plaatje kan hebben geschonken om de schutters een hart onder de riem te steken en aan te geven dat de lokale adel het bestaan van een schutterij als een wezenlijk element in een dorp ziet en hier graag zijn steentje aan bij wil dragen, ware het niet dat er een familiewapen in het schildje met de initialen I.M. gegraveerd is. Dit wapen is echter niet van de familie Van Imstenrade. Het verhaal blijft derhalve zeer dubieus.

 

De rol van de schutterij in de processie berust op een privilege. Het was een voorrecht voor de schutters om het Allerheiligste te begeleiden. Daadwerkelijke bescherming schijnt nauwelijks te zijn voorgekomen. Sterker nog, onlangs is de opvatting naar voren gebracht. dat de schutterijen hoofdzakelijk ter ontspanning (koningsvogelschieten, feestgelagen, sociaal contact) en met een religieuze intentie waren opgericht.[66] Desalniettemin zijn acties van schutters in het Limburgse aantoonbaar, waarbij gevangenen bewaakt werden, landlopers en verdachten gearresteerd en ter executie veroordeelden naar het schavot werden begeleid. [67]

 

Het verhaal van de vermeende processie-bescherming door St.-George Simpelveld zou zelfs een vervolg hebben gekregen. Zo interpreteert men, dat aan deze memorabele actie van de schutters herinnerd werd, door de afbeelding van het wapen Van Imstenrade-Mheer op de drapeau uit 1867.[68] Maar op zich is dat natuurlijk geen bewijs van een processiebescherming. De Heerlense schutterij ontving rond datzelfde jaar een drapeau uit handen van de familie De Loë van Mheer (die door vererving in de rechten van de familie Van Imstenraedt-Mheer was getreden), met het wapen van die familie.[69]

Schutterij St.-George Simpelveld ging in 1867 over tot de aanschaf van een nieuwe drapeau, omdat er een groots feest stond aan te komen. Burgemeester Werner Jozef Brand zou namelijk in 1867 zijn vijftigjarig jubileum vieren als burgemeester van Simpelveld. Het spreekt voor zich dat de schutters er bij zo’n gelegenheid piekfijn op willen staan. In het oude notulenboek wordt uit de doeken gedaan om welke reden er gekozen is voor bepaalde afbeeldingen. Im Jaare 1867 bij gelegenheid des 50 Jährig Jubelfest Unseres Hernn Bürgermeister Werner Brand (…) Hat die Schützengeselschaft von Simpelveld Eine nuie Schützefaane gekauft. (…) Diese vaane gezeigent auf Einer seite mit das Bilt St. Georg auf der ander Seite das Wappen van der Wohl Edelen stant von Imstenraat, stifter dieser geselschaft.’[70] Over processie-bescherming wordt niet gerept, wel dat de familie Van Imstenrade de stichters van de schutterij zouden zijn geweest. Uit geen enkele der uitvoerige archiefstukken blijkt dat de familie Van Imstenrade enige band met de schutterij gehad zou hebben. Zijn er papieren verbrand bij een secretaris in de eerste helft van de achttiende eeuw,[71] of betreft het hier een mondelinge overlevering, waarvan het waarheidsgehalte niet getoetst kan worden.

Financiën

Uitgaven

Zoals alle verenigingen kende ook schutterij St.-George een inkomsten- en uitgavenpatroon. Jaarlijkse lasten waren de bijdrage aan de nieuwe koning, de kosten voor de muzikanten die ingehuurd werden en de uitgaven aan de kerk voor het houden van de jaarlijkse memoria. Omdat de schutterij borg staat voor ontspanning werd er bij bepaalde festiviteiten ook wel eens een ton bier op de vereniging aangeslagen. Volgens het reglement[72] werd jaarlijks bij gelegenheid van twee evenementen door de schutterij getrakteerd. Dat was na het vogelschieten, wanneer de hele stoet schutters de koning thuis ging brengen en aldaar onthaald werd op een ton koningsbier. Wat er meer gedronken werd kwam voor rekening van de schutterij. De tweede gelegenheid, dat zich dit voordeed, was na de processie. Pas als de mis geheel ten einde was werd een halve ton bier op de schutterij aangeslagen. Bepaald werd zelfs dat ’t geen schutter gepermitteerd was op eigen kosten te drinken.

Inkomsten

Tegenover uitgaven dienen uiteraard ook inkomsten te staan. Van oudsher kende schutterij St.-George enige middelen, om aan geld te komen. Op de eerste plaats betaalden de schutters natuurlijk contributie, zijnde drie stuivers per jaar. Er moest intree- en uittreegeld betaald worden en aan de leden konden boetes opgelegd worden. Tevens werden door de schutterij enige landerijen verpacht, hierover later meer.

 

Zoals gezegd waren de boetes een bron van geldelijke inkomsten voor. Er gold bijvoorbeeld een aanwezigheidsplicht bij het vogelschieten, waar zelfs een schietplicht van toepassing was. Ook kenden de schutters de verplichting de gehele processieroute uit te lopen. Op het niet nakomen van één van beide verplichtingen door de leden stond de boete van vijf mark.

 

De schutterij was tegenwoordig bij de begrafenis van een lid, mits dit lid zijn doodsgeld betaald had. De schuttenbode moest deze verplichte geldelijke bijdrage ophalen. Deze doodschuld was een soort inkomgeld, een bedrag dat – formeel althans – bij het lid worden betaald moest worden.[73] In 1673 betaalde de weduwe van Willem Horion nog de doodschuld van wijlen haar man, twaalf Akense stuivers. En ook op de ledenlijsten staat meermaals achter de naam van iemand die pas overleden is, vermeld of diens doodsgeld betaald was.[74]

 

Na afloop van de mis ter nagedachtenis aan de overleden leden konden de contributies of overige financiële verplichtingen, zoals opgelegde boetes of de pachtgelden, voldaan worden bij die schutter, die belast was met het innen van het geld in dat jaar. Zoals omschreven, was dit de koning van het voorgaande jaar gecommitteert tot den entfancke vande Inlaeghen, boeten ende Incomste. In de huidige terminologie werd de oud-koning dus penningmeester, een functie die jaarlijks wisselde.

Verpachting van schuttersweilanden

In maart 1621 werd door de schutterij een aantal percelen verworven, dat daarop verpacht werd[75]: Op huyden den irsten Marty anno 1621 soo sijn diese naergenomde parceelen vande gemeenden vergúert tot proffijt vande schutterie offte gulde broeders vande Bancke Simpelvelt voor achttien achtereenvolgende jaren ende sulcx met consent vander heere president ende luydens vande Rekens Caemer in Brabant in dato den 22 septembris Anno 1620. De rekenkamer van Brabant was dus in kennis gesteld van deze landoverdracht aan de schutterij. De schuttersweilanden werden verpacht en van de opbrengsten konden de schutters hun maaltijd houden of andere uitgaven bekostigen.

 

Van elk stuk land werd bij opbod de pachtprijs vastgesteld. Bij aanvang van het bieden werd een kaars aangestoken en zo lang als deze brandde, konden geïnteresseerden volgens dit wijd verbreid gebruik bieden. Irstelyck is aen Busschenhuysen verhuert vijff vierdel plaetsen ende is den morgen met uuytgaende ende vernerder Kertsen verbleven aen Herman Hamers voor ellef gulden vyff merck deren die voors. vyff vierdel, tsamen xiiii gl iiii mx.  Deze Herman Hamers, die het land in het gehucht Bosschenhuizen pachtte, had aldaar meer grond liggen. In de pachtcedule van 1618 wordt hij als een van de weinige landeigenaren aldaar opgegeven.[76] Vervolgens pachtte Geurt Brouwers een stuk land inden broeck tegens die erffen vanden heere van Merwe. Wegens de ongunstige ligging van dit perceel werd aan Brouwers een ander stuk van eenenvijftig roeden langs de vijver verhuurd. Een volgende verpachting betrof geen stuk land maar een vijver. Item den weijer aendie Hulse is groot vyffentwintich roiden ende is tselve verbleven aen Jonckhere Bonggard die XXV roiden ad XXX mx. Willem van de Bongard verpachtte dit watergebruik op zijn beurt door aan Johan Hulsen. Het laatste stuk lag inden kippersbroecke tegens die erven van schewyer ende Willem Maese en ook dit perceel bleef aan Herman Hamers voor acht guldens en 2 mark. Hamers bleek zo handig om voor hetzelfde stuk land een pachtprijs van negen gulden en vijf mark van Jan Cardenael te krijgen. De winst van Hamers kwam niet aan hemzelf toe maar kwam ten goede aan de schutterij, blijkens het register van de schutters. Per slot van rekening wad Hamers zelf schutterslid.

Het bleef niet bij die achttien jaren dat de bank Simpelveld landerijen voor de schutterij ter beschikking stelde. In een lijstje van pachters uit 1652 wordt vermeld, dat de grond nog altijd van de ‘gemeente’ afkomstig is[77]: Hiernaer volghen die tegenwordighe debiteurs ende gebruyckers vande verhuerde parceelen uuyt die Gemeenden tot behoeve vande Schutterie anno 1652. Rond 1653 bracht dit ongeveer achtenveertig gulden en elf mark op. De uitbetaling hiervan vond plaats in de herberg van Dionisius Brouwers aan de Vroenhof bij de kerk. Een enkele keer staat een bijzonderheid vermeldt bij het betalen van een rekening: Claes Cardinael anno 1653 betaelt aen die kercke’ of ‘Geurt Brouwers anno 1653 betaelt by Nyes Brauwers aende kercke.

 

Een van de pachters in 1657 was Herman Schiffelers. Toen hij niet lang daarna overleed verlengde zijn weduwe het contract. In een klein mapje betreffende het landbezit en – verkoop in de bank Simpelveld, is haar naam nog terug te vinden. De wedwe Herman Schifflers vande Schutterije twee morgen. Tevens had de vrouw nog één morgen en twee vierdel op eigen naam staan.[78]

 

Nog een voorbeeld uit 1680 geeft duidelijk aan op welke wijze de verpachting van een stuk land in z’n werk ging: Op huijden den 16. Juni 1680 hebben den Coninck ende schuttemeesters met Brandender kertsen aen den meest biedende uuytgedaen seeker wetjen, gelegen aende Baenen heijde, uuijtschietende op den Hertoghswegh ende is ’t selve wetjen bij uuijtganck der kertsen verbleven Jaerlijer voor vier gulden Akens /…/ sulcr voor welff naer een ander volgende Jaeren’.[79]

Joannes wilhelmus Kevers
Zilveren schild van Joannes Wilhelmus Kevers. 1652 met het familiewapen. Tevens is er een ongedateerde koningsplaat met hetzelfde wapen, iets kleiner met de initialen B.K. mogelijk van Bartholomeus Kevers.
Tekening: Luc Wolters.

In 1683 pachtte Thys Lersen een stuk land allernaest sijn huijs gelegen opde Huls. Om een perceel te omschrijven worden de belendende percelen, wegen of eigenaren aangegeven. Van het stuk land op de Huls luidde de omschrijving: regenoet Hyndrick van den Heft ende den gemeynen wegh loopende van den Molsbergh naerde Huls. Tijs Lersen verplichtte zich de pachtsom te betalen op het schuttenbegenckenisse ofte op pinstmaendagh.[80]

 

Op 10 mei 1743 verscheen Hermanus Schiffelers voor de schuttenmeesters. Hij was pachter van de hof Lobbroeck en zoon van wijlen Hendrijck Schiffelers, wiens patrimoniaal deel hij had geërfd. Hieronder viel een perceel land aen den soogenaempden Wittensteijn in het Boschvelt gelegen […/ weesende schutten goet, ’t welck sijne voorouders voor hunne van deese broederschap in Erffpacht aengenohmen hebben voor eene jaerlicxse rente van vijff aeker Dalers’ Schiffelers vroeg deze pacht over te nemen voor hem als sijne naercoemelingen. De schuttenmeesters gingen hiermee akkoord mits dat hij ofte dieselve alle jaeren te weeten op Pinxen maendagh sonder faute sullen betaelen.[81]

 

De schutterij in de zeventiende en achttiende eeuw

Dankzij de vrij uitgebreide bronnen van de schutterij St. George is het mogelijk geweest een tamelijk overzichtelijk en compleet beeld te schetsen van het functioneren van een plattelandsschutterij in de zeventiende en achttiende eeuw. De stukken bieden tevens een kijk op bepaalde gebeurtenissen uit die tijd, Deze ‘evenementiële geschiedenis’ van de schutterij kan dankzij de eerder beschreven hoofdstukken over lidmaatschap, reglementen, koningsvogelschieten, band met de kerk en financiën in een passend historisch kader geplaatst worden.

Schuttersoverleg

Het is een bijzonder feit, dat in de rekeningen van het St.-Sebastianus Handboogschuttersgezelschap te ‘s-Hertogenrade, vermeld wordt dat er een overleg van de schutterijen in het Overmase Land van ‘s-Hertogenrade heeft plaatsgevonden. De schuttenmeesters van Merkstein, Bocholtz en Simpelveld waren in het stadje ‘s-Hertogenrade bijeen gekomen in de herberg van Franz Horbach in 1721. Hierbij waren ook de schuttenmeesters uit ‘s-Hertogenrade tegenwoordig; in 1721 waren dit Baltasar Kerckhoff en Matthias Ackens. De rekeningen vermeldden over deze vergadering, dat onsen heer schoutet ons de constitutie geordoneert ende op gestelt heefft. [82]

Mogelijk heeft het ermee te maken, dat in hetzelfde jaar 1721 aldaar geschreven werd  dat het broncken verboeden war.[83] Meermaals maakten de bisschoppen erop attent, dat zij het meevoeren van wapens en het schieten tijdens de processie wilden uitbannen. Feit is wel, dat dit het tot dusver enig bekende overleg van schutterijen uit één streek is tijdens het Ancien Régime in de huidige beide Limburgen.

Doortrekkende legers

Tegenover grote troepenmachten hield St.-George zich gedeisd. Uit de bronnen blijkt niet dat de schutterij niet ongemoeid zou zijn gelaten bij het doortrekken van grote legers. maar last heeft zij er wel van gehad. Enkele malen moesten verenigingsactiviteiten worden opgeschort om in de nabijheid verblijvende troepen niet de minste aanleiding te geven hun gram in Simpelveld te halen. Zo gaven de schutters memorie dat anno 1653 den voegel tot Simpelvelt niet en is geschoiten om die Lottrincse trouppen.[84]De Lotharingers waren beruchte huurlingen, die op veel plaatsen waar zij voorbijtrokken grote overlast bezorgden. Niet zelden trokken zij al plunderend van krijgstoneel tot krijgstoneel. Met name de plattelandsbevolking van het onbeschermde Land van Loon had veel te leiden van de Lotharingers onder leiding van de van zijn hertogdom beroofde Karel IV van Lotharingen. Vooral toen na de dubbelvrede van Munster / Westfalen in 1648 weinig behoefte meer was aan huurlingen, werden de werkloze Lotharingers, die in dienst waren geweest van de keizer en de Spaanse regering, een ware plaag voor de lokale bevolking.[85]

 

Twee decennia later werd het volgende vermeld: Anno 1672 en is den vogel myet geschooten woorden mitz de Franse Legers doen alhier waeren pacteerende.[86] Die Franse legers vormden de troepenmacht van de Zonnekoning Lodewijk XIV, die onder leiding  van de prins van Condé over de Karstraat zou zijn getrokken op doortocht via Heerlen en Rolduc naar Gulik en Neuss.[87] Vijandelijkheden waren hiervan niet te verwachten, omdat de toorn van de Franse koning zich richtte op de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden dec in het rampjaar 1672 van diverse zijden door verschillende tegenstanders werd aangevallen. Simpelveld was destijds Spaans. Maar voorzichtigheid was geboden, want in het buurdorp Eys werd zelfs door enkele Franse soldaten ingebroken in de kerk.

Beschuldiging van de schuttenmeester

De schutterijsecretaris Andries Snijders klaagde er op 25 mei 1673 over, dat hij jongstleden Pinkstermaandag tijdens de processie beschuldigd werd door twee schutters. Peter Hermes en Lintz Moijberts spraken Snijders erop aan dar Sy schuttemeesters de renden (= renten) ende incomsten vande schutterije waeren verdrinckende ende verterende ende divergelijcke iniurien (= beschuldigingen) meer. De pacht werd namelijk gewoonlijk betaald in de herberg.

Snijders bracht de zaak voor de schuttersraad. Door koning Jos Smeetz en schuttenmeesters werd geordonneerd, dat genoemde Peter Hermes op de eerstvolgende Sacramentsdag een ton bier aan de broederschap moest geven.[88] Op deze wijze zag het schutterijbestuur erop toe, dat de reglementen nageleefd werden, maar ook dat de schutters zich geen vrijpostigheid ten aanzien van het schutterijbestuur permitteerden.

Het reglement en de activiteiten algemeen

De Simpelveldse schutterij beschikt over een vrij oud reglement. Het is opvallend dat tamelijk veel schutterijen in het Limburgse Maasdal in de zeventiende eeuw statuten hebben opgesteld [89] en met name in het begin van deze eeuw gedurende het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), toen de politieke rust was weergekeerd. Het opstellen van reglementen getuigt van een besef van het belang van organisatie en een streven naar continuïteit. In grote lijnen behandelt het reglement de bezigheden van de schutterij, de gedragsregels, de militaire en bestuurlijke organisatie van het gilde en de sancties op het niet naleven van het bij reglement vastgestelde.

 

De activiteiten, waarmee de schutterijen zich blijkens hun reglementen bezig hielden waren het schieten op de koningsvogel, het houden van de koningsmaaltijd, het meelopen in de processies en de memoria ter herdenking van de overleden leden. Een aantal kenmerken, dat uit deze activiteiten spreekt, is enerzijds van culturele aard, namelijk ontspanning bieden en meermaals gezellig bijeenkomen en anderzijds zijn de verenigingen vrij nauw met de kerk verbonden. Zo zijn zij actief op de grote kerkelijke feestdagen, zoals bij gelegenheid van de processies. Naast een sociale- en kerkelijk geïnspireerde, kan bij menige schutterij tevens een ‘politieke’ poot worden aangetoond, wanneer uit bronnen zou blijken dat zij de overheid geassisteerd hebben bij diverse taken. We komen hier uitvoeriger op terug bij de bespreking van de activiteiten van de zogenaamde ‘schutten’.

 

Enige uiting van een kerkelijke fundatie blijkt uit het feit dat de schutterijen patroonheiligen kennen en dat ze hun overleden leden in herinnering houden middels misintenties. De beide terreinen ‘vermaak’ en ‘religie’ waren niet altijd even makkelijk met elkaar te verenigen. Als het te gezellig werd onder het genot van bier bestond de mogelijkheid dat uitspattingen plaatsvonden, die noch door de kerkelijke noch door de wereldlijke overheid als gewenste bijverschijnselen van het gildewezen ervaren werden. Een actieve pastoor kon daarentegen pogingen ondernemen het plaatselijke gildewezen meer naar zijn hand te zetten door de schutterij – in onze bewoordingen – meer om te vormen in de richting van een kerkelijke broederschap. Die spanning tussen culturele en kerkelijke vereniging is gedurende het Ancien Régime in bepaalde plaatsen en in diverse tijdsspannen tot uitdrukking gekomen.[90]

Een verstoorde koningsmaaltijd

Op 26 mei 1664 werd de vogel geschoten. Koning werd Jan Willem Kevers. Dit heuglijk feit werd zoals gebruikelijk dezelfde dag gevierd met een koningsmaaltijd. Tijdens dit feestmaal ontstond een grote vechtpartij. Afgaande op wat het schuttersboekje[91] daarover aangeeft, waren enkele gangmakers bij deze strijd Jacobus Crummel, toen sinds twee jaar lid (overl, 1671) en Hans Jacob Stallenberg [92] lid sinds 1661. Bij het hoog oplopende gevecht vielen zelfs gewonden. Daags na dit voorval werden deze twee schuldigen ter verantwoording geroepen door het gezamenlijk bestuur, bestaande uit de koning, zes schuttenmeesters en de secretaris. Crummel, die de schout was van de heerlijkheid Simpelveld, werd veroordeeld door de schuttersraad conform d’artyckelen ende reglement vande beide voorschreven schutterije tot een boete van drie tonnen bier ‘tiselve alles tot proffijt der selver Broderschappe. Stallenberg schijnt er flink op los geslagen te hebben en verwondingen veroorzaakt te hebben. Hij werd overgeleverd aan de stadhouder: gelaeten ter straffe ende correctie van den heere deser plaetse ende sijnen officier, offt Stadthouwer.

 

In het schepenbankarchief van Simpelveld [93] bevindt zich het procesdossier van Frans Klinckenberg, zaakwaarnemer van de heren van Simpelveld contra Reiner Gilissen, stadhouder van Neubourg te Gulpen, secretaris van Wijlre, momboir van de heren Van Eynatten, heren van Gulpen en Margraten. Processen werden gevoerd namens de plaatselijke heer. In het geval van Simpelveld was dit de familie Van der Leyen. Inzet van het geding was het feit dat Reiner Gilissen de Simpelveldse schout Jacob Crummel geprovoceerd zou hebben om te vechten en tevens zou Gilissen verzet hebben geboden bij zijn arrestatie. De mogelijkheid, dat het hier een groot conflict tussen enkele bestuurders van Simpelveld en Gulpen betrof, neemt enkel toe, wanneer we bedenken dat Jacob Crummel schout werd van Simpelveld als opvolger van Johan de Jonckheere. Deze laatste legde in 1657 de eed af als schout. In 1658 was hij lid van schutterij St.-George Simpelveld geworden. In 1659 werd Guerard de Jonckheere eveneens lid van de broederschap. In 1660 zegden beide De Jonckheere’s hun lidmaatschap van de Simpelveldse schutterij op.[94] In Gulpen komen we Johan de Jonckheere enkele jaren later tegen samen met Reiner Gilissen, die de Simpelveldenaren geprovoceerd zou hebben. Naar alle waarschijnlijkheid bestaat hier een samenhang met het in 166l gesloten Partagetractaat, waarbij de gebieden in de drie landen van Overmaas toen pas verdeeld werden tussen de Spaanse koning en de Staten-Generaal.

 

Tot 1661 maakten de Staten-Generaal de dienst uit in de landen van Overmaas, als gevolg van de veroveringen in 1632 door Frederik Hendrik. Bij de verdeling kwam Simpelveld aan de Spaanse koning en Gulpen aan de Staten-Generaal. Rond 1663 konden deze territoriale wijzigingen zich uiten in baantjesverdeling casu quo – politiek door de Spaanse en Staatse overheden. De katholiek Crummel werd in naam van de Spaanse koning benoemd als schout van Simpelveld in plaats van de door de Staten-Generaal aangestelde protestant De Jonckheere. Deze moest vervolgens uitwijken naar Staats gebleven gebied en verkaste derhalve naar Gulpen.

In 1663 wordt Jacob Crummel als schout van Simpelveld genoemd.[95] De Jonckheere staat in 1665 te boek als schout van Gulpen en in 1666 wordt hij vermeld als Monsieur de Jonckheere majeur du banck de Bombais (=Bombay, bij de partage van 1661 viel deze heerlijkheid in het Overmase Land van Dalhem toe aan de Staten-Generaal, L.W.) Lieutenant de la justice du banc de Gulpen. [96] Bij de schutterij St.-Hubertus in zijn nieuwe standplaats Gulpen toonde hij zich zeer actief; in 1667 en 1669 wordt hij genoemd als koning en sinds 1670 was hij keizer.[97]

 

Een ander detail dat bij dit incident van belang kon zijn geweest, was dat De Jonckheere zijn eed aflegde als schout van Simpelveld tegelijk met Jan Willem Kevers als de nieuwe secretaris. [98] De koningsmaaltijd in Simpelveld van deze laatste werd in 1664 ruw verstoord door het optreden van de Gulpense momboir des heren, Reiner Gilissen. Bij het conflict in 1664 stonden dus enkele zeer belangrijke bestuurders uit de Spaanse heerlijkheid Simpelveld en het Staatse Gulpen / Margraten in het Land van ‘s-Hertogenrade tegenover elkaar.

 

Tijdens het proces voor de schepenbank van Simpelveld werd gesteld dat, alhoewel het bij placcaten ende edicten vande prince als bij gemeene wetten verboeden is iemandt te provoceren tot het vechten (…) den voerschreven beelaegde (= Reiner Gilissen) nijettegenstaende hem heeft venaedert op den 26, maij lesteden als wanneer men hier de feeste ofte maeltijt van het vogelschieten was houdende ende alsoo in de vergaederinghe ofte ten aen sien vande geheele Schutterije ende gemeente, te provoceren den Schout Crummel. om buyten de vergaederinge te coemen, ende met hem te vechten. Daertoe gebruyckt hebbende verscheijdene pijcante ende onbehoerlijcke wourden. Het lukte Gilissen inderdaad, dat hij den voorschreven schoutet in der daet heeft geaggresseert gehadt int aensien van eenieder. Maar dat was nog niet alles. Gilissen zou gepoogd hebben oock te aggresseren den persoon van Francis Klinckenbergh oock alsdoen geweest sijnde in de vergaederinghe van voorschreven schutterije, hebbende tot dijen hij beclaegde denselven Klinckenbergh willen overiagen met een peerdt, ende daernaer met slaegen ende stoeten overvallen, ende soo andermaal occasie gegeven van publijcke oproer.

In zijn hoedanigheid als momboir des heren liet deze Klinckenbergh Gilissen arresteren en daagde hij hem voor het gerecht van de schepenbank. Als openbare aanklager in deze zaak stelde hij de schepenen voor om de beklaagde een boete van vijfentwintig gouden guldens op te leggen. Hieruit ontspon zich een proces van meer dan een jaar. Pas op 5 juli 1665 werd geconcludeerd, dat als dese sake (…) sal sijn gedetermineert heefft desen Claeger de couragie de sake principael over sijne Conclusien ende op sijne Costen binnen Maestricht voor vier offte vijff impartiale rechtsgeleerden te disputeren. De verdere afloop van dit conflict blijft daardoor in het duister gehuld.

Commotie over het koningsbier

Na het koningsvogelschieten mocht de nieuwe koning bepalen welke straten en gehuchten in de bank Simpelveld met de schutterij bezocht werden. De route die de nieuwe koning kon kiezen, kon dan wel lang zijn, zoals reeds eerder naar voren is gekomen, maar de schutters die zich de moeite getroostten hun koning op deze tocht te begeleiden waren wel verzekerd van een uitbundige traktatie in gerstenat. Wanneer personen zich echter niet aan dit vanouds gegeven en bij reglement vastgestelde protocol houden, kan dit opmerkelijke consequenties tot gevolg hebben.

 

Toen op 18 mei 1716 de koningsvogel na twee dagen schieten viel, was de nieuwe koning bekend: den tegenwoordigen Bourgmr. van Bocholtz Lenardt Ortmans. De koning werd met de gehele schutterij naar zijn huis gebracht. Ortmans bewoonde de St.-Gillishof, ook Zandberg genoemd. En dat zich aldaer toegedraegen heeft, dat over het drincken van gewoonlycke tonne biers: de welcke den Coninck aen de schutterie te geven verplicht is: eene groote confusie ontstaen is, in der veugen, dat een groot gedeelte van de schutterie voorschreven tot affront van den Coninck ende den here Capiteijn derselver schutterije. soo wel als andere officiers ende schuttenmeesters vande voorschreven broederschappe sonder ordre ende tegens hunnen wille verdeijlt hebben, ende met schieten ende andere Leckerijen gebraveert, Ende dat daerop soo van wegens Den Coninck, Den Here Capiteijn, ende andere principaelste vande voorschreven Broederschappe gestatueert is geweest tot laste van een eelck Delinquent te straffen van eene halve tonne biers.[99]

 

Het kwam erop neer, dat de schutters opstandig werden toen zij in gelid stonden opgesteld om de ton bier van de nieuwe koning meester te maken. De schutters bleken niet meer te luisteren, noch naar de bevelen van de kapitein, noch naar de overige officieren of schuttenmeesters. De kapitein dreigde daarop degenen van de schutters, die niet zouden gehoorzamen, te zullen beboeten door ze een halve ton bier te laten betalen. Echter het aantal opstandige schutters was te groot om dit binnen verenigingsverband af te handelen.

 

Eerst tien en later nog eens vijftien weigerachtige schuttersleden worden voor de schepenbank van Simpelveld gedaagd, om de eisen kracht bij te zetten en de opgelegde boete af te dwingen. De schutterskapitein, die bij de uitoefening van zijn functie zijn gezag verloor, probeerde zijn zeggenschap door het plaatselijk gerecht te laten bevestigen. De kapitein van de schutterij was namelijk de schout Carolus Lotharius de Limpens, Als openbare aanklager voor de schepenbank zou hij zijn commando’s kracht bijzetten. Veruit de meesten van de vijfentwintig aangeklaagden voegden zich in de eis van de klager. Slechts een van hen, Lenard Broers van de Molsberg, werd tot een grote boete veroordeeld. Hij moest. drie goudgulden betalen aan de heer en vijf schilling aan de schutterij.

Bezittingen

Van het gildebezit in de zeventiende en achttiende eeuw valt niet zoveel te vertellen. Uiteraard was er het koningszilver, bestaande uit de door de koningen geschonken platen met naam en jaartal van de vorst, en de zilveren koningsvogel. Het feit dat er een vaandeldrager actief was, impliceert dat de schutterij reeds in de zeventiende eeuw over een verenigingsvaandel beschikte. Tevens kende men enig landbezit. Voor uitrustingsstukken als geweren werd mede door de leden zelf gezorgd, omdat dikwijls met eigen geweren geschoten werd. Deze wapens konden evenwel bij overlijden aan de schutterij toevallen.

 

Voor de schutterijen was er een aantal bronnen van inkomsten mogelijk, zoals eigen landbezit of door de plaatselijke heer of schepenbank geschonken land. Het land werd ver. pacht aan derden, die soms zelf schutterslid waren. Door de leden van de vereniging moest in de reglementen was afgebakend – boetes opgelegd te krijgen.

Van het geld, dat de inlagen, landverpachting en boeten opbrachten, werden niet alleen de koning, de muzikanten en enkele tonnen bier betaald, maar tevens werden jaarlijks zogenaamde memoria gehouden.

Rangen en functies

De schutterijen waren georganiseerd op basis van een militair rangenstelsel. De kapitein was in de zeventiende en achttiende eeuw doorgaans de hoogste in rang en daardoor tevens de gezaghebbende persoon binnen het gilde. Onder hem stond de luitenant en eventueel een aantal sergeanten. Tevens was er een vaandeldrager en voor een muzikale bijdrage kon een beroep worden gedaan op een tamboer en een fluiter. Naast de militaire bestond er een bestuurlijke organisatie. De belangrijkste vertegenwoordiger hiervan was uiteraard de secretaris; Simpelveld kende bovendien een penningmeester, namelijk de oude koning. die slechts één jaar in functie was, een aantal schuttenmeesters en de schuttenknaap, die zorgde voor de inning van contributie en doodsgeld. Het bestuur werd gevormd door de koning, de (onder)officieren, de secretaris, de penningmeester en de schuttenmeesters.

Schietincident te Bocholtz

Niet direct in verband met de geschiedenis van de Simpelveldse schutterij staan de volgende twee onderwerpen die echter wel degelijk verwantschap vertonen met het onderwerp van deze studie. In Bocholtz, dat onderdeel uitmaakte van de bank Simpelveld, heeft een aantal jongeren op eigen houtje een houten vogel geschoten. Dit had consequenties. zoals zal blijken. Het hoofdstuk daarna handelt over de taken van de schutten.

 

Het feit dat er – zoals eerder vermeld – een schuttersoverleg plaatsvond met Schützenmeister van Merkstein, Bocholtz en Simpelveld, doet vermoeden dat er binnen Bocholtz eveneens een schutterij is geweest. Daarvan is echter geen bewijs aangetroffen. Enkele jongelui van Bocholtz hebben evenwel eenmaal uit eigener beweging de vogel geschoten.

 

Deze gebeurtenis in 1739 had verstrekkende gevolgen. Het voorval kwam schout Carolus Lotharius de Limpens ter ore en deze daagde de betrokken vogelschieters voor het gerecht. Voor de schepenbank luidde de aanklacht als volgt: Den here officier hoc officij in ervaer gecoemen sijnde dat Reiner Ploumen, Hans Willem Schroeders, Hendrick Bindels soone van schepen Bindels, Lenard Gillissen, Willem Crampen Dienstknecht (ook: perdtsknecht) bij den pachter op het huijs Overhuijsen, Reiner Panhausen ende Henricus Prickarts soo vermeeten sijn geweest van uuijt henne eijghene authoriteijt op den 24en Maij lestleden, wesende eenen sondag end het fest vand allerheijligste Drijvuldicheijt ten tijde vande vespers eenen door den voorschreven Ploumen op die Linde staende op die publijcke straete binnen Bocholtz opgerichten vogel te schieten. Ende want dyergelijcke vermeetenheit andere tot exempel ende tot voorcoeminge van disordres ende onglucken behoert gecorrigeert te worden’, [100]

Deze zaak kwam zelfs voor de Provinciale landdag te Henri-Chapelle. De initiator van de Bocholtzer schieters, Reiner Ploumen, was hierbij absent. Na een maand werd nog een aantal jongeren gedaagd voor de schepenbank. Dit waren: Frans Winand Beckers, Joes Prickarts ende Hans Willem Dautzenberg soon vande Billenhöft (= Billenhof te Bocholtz). Ook zij werden gedaagd, omdat een vogel was opgezet en hun werd verweten deze toen ordentelijck tour à tour gelijck eene broederschap ofte schutterije te schieten, sonder hiertoe hem here Clagere (=de schout De Limpens) gekendt ofte gevraeght te hebben, gelijck sulex bij D’ordonantiën van onse souverainen verheisch (=vereist) wordt. Ende want nu dijergelijcke eijgenmaetige onderneminge anderen ten exempel ende tot voorcoeminge van verdere disordres ende onglucken behoeven gestraft te worden’.[101] De eis tegen alle tien was gecondemneert [te] worden in eene amende van drije goutguldens, ofte in alsulcke hoogere ofte mindere straeffe als UEdele volgens rechten sullen goetvinden. Deze boete werd betaald door de jongelui. Maar dat was nog lang niet alles.

frans remond von weltz
Foto Koningsschild uit 1685 met de inscriptie: Frantzs Remond von Weltz, freyherr von Eberstein und Spigelfelt, herr zu Leopoldtdorff E.C. König Ao 1685 Foto: Kaldenbach, Simpelveld

Het in beslag genomen geweer

Schout Carolus Lotharius de Limpens beperkte zijn gezagsuitoefening niet enkel tor de formele eis voor de Simpelveldse schepenbank. Hij ontnam de jongeren het geweer, waarmee zij naar de vogel schoten. Dit geweer werd als volgt omschreven:[102] Un vieux fusil de rampart à balles, ayant servi à tirer l’oiseau à la kermesse’, zijnde een oud kogelgeweer, dat diende om met de kermis de koningsvogel te schieten.

Schout De Limpens bewoonde het Doonderhuuske in Doenrade bij Oirsbeek. Het in Simpelveld in beslag genomen geweer gaf hij met een begeleidend schrijven aan schutterij St. -Lambertus in zijn woonplaats Oirsbeek. Dit geweer en de brief werden in 1901 tentoongesteld op een expositie van oude gilden en verenigingen te Luik.

Schout Carolus Lotharius de Limpens vermeldde in een brief, die hij zond naar Ferdinand Edmund baron de Rochow te Overhuizen au sujet d’ une action intentée contre deux domestiques de ce seigneur, à propos de délit de chasse, que mentionne la confrérie réglée de Mersestein, la confrérie de Simpelveld, à laquelle on avait refusé permission (à tirer) l’oiseau en 1739, à cause de la stérilité du temps, et enfin la société de tir de Bocholts. gedateerd te Doenrade 12 juli 1739. Het betrof dus – zoals uit de procesakten reeds naar voren kwam – een aangespannen rechtsvordering tegen twee knechten van baron De Rochow, betreffende een jacht – (casu quo: schiet-) delict. Een van die knechten was de paardenknecht Willem Crampen. Bij dit incident waren achtereenvolgens betrokken de broederschap van Merkstein, de broederschap van Simpelveld, aan welke de toestemming om de vogel te schieten geweigerd was wegens de onvruchtbare tijden, en ten slotte de ‘schietvereniging” van Bocholtz.

Gevolgen van de confiscatie

Door de inbeslagname door de schout schijnt niet alleen de Bocholtzer jeugd in haar vrijetijdsbesteding beknot te zijn, maar ook de schutterijen van Simpelveld en Merkstein, allen in het Oostenrijks deel van het Land van ‘s-Hertogenrade. Het is mogelijk, dat schutterij St.-George Simpelveld een aantal jaren gekampt heeft met dit probleem. Afgaande op het koningszilver, was de eerste koning na 1739 de kapelaan H. Thomas Clout in 1745. Dit zou des te moeilijker zijn te verkroppen, daar schout De Limpens zelf de kapitein van de Simpelveldse schutterij was.

 

Desalniettemin lijkt het niet waarschijnlijk, dat de schutterijen van Simpelveld en Merkstein gezamenlijk met één geweer de vogel schoten. Al in 1625 staat in het Simpelveldse schuttersreglement vermeld, dat iedere schutter een deugdelijk roer moest hebben: IItem dat sich elluck schutte sal reguleren om den vogel te schieten met eenen goeden taelwerdigen roere’.[103]  Dit artikel doet vermoeden, dat alle schuttersleden ofwel een geweer moesten hebben, ofwel zich een dienden te bezorgen of lenen voor het vogelschieten.

Schutten bewaken gearresteerde personen

Na een beschouwing over de schutterij en de functie van deze vereniging binnen het dorp wordt kort aandacht besteed aan een thema dat hiermee verband houdt. In de schepen-bankarchieven is her en der terug te vinden dat zogenaamde schutten ingezet zijn om uit te voeren wat wij tegenwoordig ‘politietaken’ zouden noemen. Een van de politiële taken. die deze schutten uitgevoerd hebben, is het bewaken van gearresteerde personen. Naast het bewaken hebben de schutten ook assistentie verleend bij het opsporen van verdachten en in vele gevallen deze daadwerkelijk gearresteerd. Van het bewaken van personen door de schutten volgen enige voorbeelden uit Simpelveld.

 

Een van doodslag verdachte man werd in 1665 bij gevanckenisse aen secrete verseeckeringhe van schutten gesteld. Er werd bepaald dat de gevangene souden worden gesloeten aen ijsere banden bewaert mit schutten en dat twee schutten ter tijt en wijlen toe de bewaking voor hun rekening zouden nemen.[104] Als later blijkt dat de twee verdachten onschuldig zijn, wordt er geconcludeerd met betrekking tot de kosten verbonden aan de bewaking door de schutten, dat het daerom onnoodigh is eenige voorden costen voor soo veel waecht de bewaernisse der schutten te betalen.[105]  Er werd dus geen vast loon voor deze zogenaamde schutten betaald. Die discussie hoefde men niet te voeren als de schutten in vaste dienst waren. Derhalve betreft het hier losse krachten, die ad hoc gevraagd werden ondersteuning te bieden in voorkomende gevallen. Met betrekking tot de betaling van de schutten was niets vastgesteld. Achteraf werd de discussie gevoerd of zij al dan niet betaald zouden krijgen.

Andere Simpelveldse gebeurtenissen verhalen van Maria Momers in wiens huis door de gerechtsbode eene gestoolene Bussel jonge haegen doorens werd aangetroffen. Et eo facto is deselve onder het geleijt van drij toutten schutten naer die kercke tot Bocholts gebracht ende daeraen gestelt’. [106] De zaakwaarnemer van de plaatselijke heer heeft bij een andere gelegenheid in 1711 ene Paulus Knaps van Eys laten arresteren om denselven gearresteerde met twee schutten in de herberge van Ster Claes te doen bewaeren’.[107]

 

Een volgende gebeurtenis verhaalt van Jan Nijssen uit Henri-Chapelle, die schepen en halfwinner Bindels van de Bongard beschuldigde en hij bedreigde hem met een pistool. Nijssen werd gearresteerd ende aldaer tot hierentoe ( = tot heden) door gecommandeerde schutten bewaert is geworden in de kerker van kasteel de Bongard. In een ander geval ontsnapt na een half jaar gevangenschap een van moord verdachte gevangene uit diezelfde kerker door negligentie en waerloesigheijt van drie wachters tot die bewaernisse van den gevangenen gecommandeert. Daarbij worden zes wachters voor het gerecht gedaagd. [108] Zijn deze wachters andere personen dan de schutten? En hierop vervolgend: zouden de wachters dan worden ingezet wanneer een bewaking lange tijd duurt, zo lang namelijk dat je het van een in omvang beperkte groep als de schutterij niet meer kan verlangen dat zij zulke arbeidsintensieve taken voor haar rekening neemt? Zou dan aan een bewaking, die toch de hele gemeenschap aangaat, door alle weerbare mannen om de beurt deelgenomen moeten worden?

Het was inderdaad de burgerplicht van alle weerbare mannen om hulp en steun te bieden bij het opsporen, gevangen nemen en bewaken van delinquenten. Echter in de bronnen duiken telkens weer schutten op om dit uit te voeren. Of de schutten gelijk mogen worden gesteld met de leden van de schutterij is wellicht een voor de hand liggende gedachte maar onomstreden is dit zeker niet. Uiteraard waren de leden van de schutterij op persoonlijke titel net als ieder ander in het dorp evenzeer verplicht gevolg te geven aan een oproep van de gerechtshandhavers om assistentie te verlenen bij politiële taken. Uiteraard hadden de schutters leden in deze een streepje voor, omdat van hen verwacht mag worden dat zij goed met de wapens om kunnen gaan. Bovendien is het voor de gerechtshandhavers eenvoudiger een beroep te doen op een groep weerbare mannen die binnen een verenigingsstructuur functioneren, dan om elke dorpsbewoner afzonderlijk op zijn verplichtingen aan te spreken. Tevens is van belang dat de term schutten veelvuldig gebezigd wordt om de schuttersleden aan te duiden. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het schutterijreglement van St.-George Simpelveld. Schutten komt hier ettelijke keren in voor om de bij de schutterij aangesloten leden als groep aan te duiden. Het verrichten van bovengenoemde politiële taken wordt evenwel met geen letter in het reglement genoemd. Hoewel zeer aannemelijk, is desalniettemin nog niet onomstotelijk vast komen te staan dat met de schutten, actief in het opsporen, arresteren en bewaken, de leden van de schutterijen bedoeld zijn.[109]

Besluit

Buiten het voor Simpelveld beschreven kader, dat aangaf hoe de schutterij op het lokale vlak functioneerde, hebben we in het bovenstaande tevens getracht enkele samenvattende punten te noemen, die op een vrij algemene geldigheid kunnen bogen binnen het schutterswezen tijdens het Ancien Régime in het Limburgse Maasdal. Zijdelings is tevens een blik geworpen op twee aanverwante onderwerpen, namelijk het zonder toestemming op de vogel schieten en de betekenis van de schutten bij het verrichten van politietaken. Ter afsluiting wordt vervolgens gekeken naar de activiteiten van de Simpelveldse schutterij op het einde van de achttiende eeuw en wordt een korte doorkijk verschaft betreffende de nieuwe start van St.-George na de Franse periode.

Eind achttiende eeuw
De stukken over schutterij St.-George zijn vrij uitgebreid in vergelijking met die over andere schutterijen. Zij bieden een compleet overzicht van het zeventiende- en achttiende-eeuwse reilen en zeilen van de schutterij. Tegen het einde van die beschreven periode ontplooide de vereniging vrijwel jaarlijks activiteiten. Dat valt af te leiden uit de koningsplaten die uit die jaren nog resteren. In de jaren tachtig van de achttiende eeuw is er nog van vrijwel elk jaar een koning bekend. Het laatste jaartal in die eeuw dat op een koningsschild vermeld wordt, is 1790. De inval van de Fransen legde voor een aantal jaren het kerkelijke en culturele leven stil. Formeel werd het bezit van kerken en abdijen, alsmede dat van broederschappen en schutterijen geconfisqueerd. In de praktijk wist men een groot deel van die bezittingen uit handen van de Franse bezetters te houden, zodanig dat na een aantal jaren van stilstand de draad weer kan worden opgepakt.

De negentiende eeuw

Voor schutterij St.-George houdt dit in dat we onze blik tot kort over de eeuwwisseling moeten werpen om te constateren dat de schutterij in 1802, 1803 en 1805 weer activiteiten ontplooit. Wederom is het koningszilver een belangrijke bron om na te gaan in welke jaren de schutterij met zekerheid is uitgetrokken om de vogel te schieten. Dit houdt echter niet in dat elk jaar dat niet op de zilveren schilden vermeld is, een jaar van inactiviteit zou zijn geweest. Integendeel, zilveren platen raken kwijt en we mogen zelfs niet uitsluiten dat ondanks de reglementaire bepaling dat elke koning een zilveren schild moet schenken, dit niet elk jaar is gebeurd. Het zilver is een edelmetaal en was ook vroeger duur. Waarschijnlijk heeft niet elke koning zich een dergelijke grote uitgave gepermitteerd. Echter uit de eerste helft van de achttiende eeuw beschikt St.-George Simpelveld over een behoorlijk aantal zilveren schilden, zodat duidelijk wordt dat de schutterij geen rustperiode (van meer dan een paar jaar) heeft gekend.

 

Wat de overige activiteiten van de schutterij in de vorige eeuw betreft, biedt het notulenboek uitkomst. Daarin wordt sinds 1860 bijgehouden welke inkomsten en uitgaven er gedaan werden, hoe de ledenlijst was samengesteld en het reglement vastgesteld. 1860 is vrij laat in de vorige eeuw om de draad weer op te pakken, maar het is wel tijdig genoeg om een belangrijke tendens te signaleren. Volgens het reglement zonder jaar (daterend van vóór 1861) waren er gewoonlijk slechts twee vaste activiteiten in het jaar, namelijk op pinkstermaandag het begeleiden van de processie en vervolgens prijsvogelschieten en op pinksterdinsdag het koningsvogelschieten. Mocht een lid van de schutterij sterven dan rukte de schutterij bij gelegenheid van de begrafenis uit.

Bijlage I.

Koningen en keizers van Schutterij St.-George Simpelveld in de zeventiende en achttiende eeuw

Legenda:

P plaat is aanwezig bij het koningszilver
* de bijzonderheid staat tussen haakjes achter de naam van de koning vermeld
} achter de naam van de koning: dit koningschap is vermeld op een eerder schild van de betreffende koning
= in dit jaar is de koningsvogel niet geschoten

P                            H. W. B. (Hupperet Willem Baur, lid 1652, overl. ca. 1670-1679 ?)

P                            B. K. (Bartholomeus Kevers, koning 1680 ?)

P              1634     I.M. (lmstenraedt-Mheer ?)

                 1648     Andries Snijders, schuttemeester, secretaris

P              1652     Joannis Wilhelmus Kevers

                 1653     Niet geschoten wegens de Lotharingse troepen

                 1654     Petrus Schanternel }

                 1655     Petrus Schanternel }

                 1656     Petrus Schanternel } keizer te Simpelveld

                 1660     (?) Jan Vroisch

                 1662     Andries Snijders

                 1663     Enghel Welters

                 1664     (26 mei) Jan Willem Kevers

P              1665    Jacobus Crummel, schout der heerlijkheid Simpelveld

                 166?/71l Johan Crummel, in 1673 wordt met zijn vrouw afgerekend soo van het jaer dat haeren man cooninck is gewest, overl. ca. 1673-1679

*               1671 (?) Mogelijk Jan Bisschop (de oud koning wordt ontvanger; Bisschops was ontvanger in 1673)

=               1672     Niet geschoten wegens de Franse troepen

                 1673     (25 mei) Jos Smeetz

                 1680     Bartholomeus Kevers

                 1682/3 (?) Jan van Wers

                 168? (  Leonart) Peters, koning geweest ca. begin jaren 1680

P             1685 Frantz Reimond von Weltz Freijherr von Eberstein und Spigelfelt, herr zu Leopoldidorff

                1698     Joannes von Wersch, Seffen der Banck Simpelveld

P              1700    Nicolaus Schillen

P              1715     Johannes Fossen

P              1716     Leinardus Ortmans, burgemeester van Bocholtz

P              1718     Peter Mollen

P              1721     Michael Ernolet von Buches

P              1722     Frans Wilhelm vonder Leibstat, F.W.D. L.T.[110]

P              1724     Joannes Gimmenich

P              1726     Wilhelmus van Gulpen (of Gelpen)

*               1728     Antonius Deden (kwijtgeraakt te Eys [111])

P              1733     Gillis Schiffelers

P              1734     Johannis Mullen

P              1745     Der Ehrwurd H. Thomas Clout vecarius

P              1749     Tom as Flex (of Flede)

P              1750     Johannes Lindelauf Schopffen

*               1752     Tomas Flex (of Fledc) (dit koningschap van twee jaren staat op één plaat)

                 1754     Hubertus Vlecks}

                1755     Hubertus Vlecks}

P              1756     Hubertus Vlecks} Ist kaiser worden zu simpelveld 1756 den 23 Mai

P              1758     Joannes Freusch, koning, Fendrich & secretarius 30 april 1758, 1764/65/67/68

P              1761     Johannes Wilhelmus Saurer

P              1762     Johannes Matheus Wirths Konig 1762 & 1765

                1764     Joannes Freusch, 1764/65 (vermeld op de plaat uit 1758)

                1765     Johannes Matheus Wirths (vermeld op de plaat uit 1762)

*               1767 Joannes Freusch 1767 /68 (vermeld op de plaat uit 1758)

P              1769     Heinricus Woppens

                 1772     Johannes Wilhelmus Stassen}

                1773     Johannes Wilhelmus Stassen}

P              1774     Johannes Wilhelmus Stassen} Keyser zu Zimpelfelt den 8 Mai 1774

*               1778     Joannes Petrus Bersche kwijtgeraakt te Eys [112]

*               1779     Joannes Petrus Bersche één schild voor vier koningsjaren

P              1780     Joannes Petrus van Wers, koning 1780, 1788 en 1790

P              1781     Franciscus Cremer, Fentdrich und Secretaius

*               1782     Joannes Petrus Bersche

*               1783     Joannes Petrus Bersche

P              1784     Johannes Wilhelmus Steffens Koenig den 16 Mai Anno 1784

                1785     Michael Joseph Vlicks} Faehnrich und Secretarius

                1786     Michael Joseph Vlicks}

P              1787     Michael Joseph Vlicks} Kayser in Simpefeld d: 1 May 1787

*               1788     Joannes Petrus van Wers vermeld op de plaat van 1780

*               1790     Joannes Petrus van Wers vermeld op de plaat van 1780

N.B. Het koningszilver van de schutterij St.-Sebastianus van Schinnen (waar in 1958 het laatste koningsvogelschieten heeft plaatsgevonden) bestaat uit negenendertig koningsplaten, een keizersplaat en de koningsvogel. In de kromme snavel van de vogel van deze schutterij hangt een klein rond schildje met de inscriptie Simpelveld 1645. Dit koningszilver wordt te Schinnen bewaard door Nic Spronk.[113]

Burgemeester Pijls spreekt evenwel in zijn opsomming van het koningszilver van St.-Sebastianus Schinnen van een plaat uit 1650, die bovendien sinds enige jaren verdwenen zou zijn (in 1929). [114] Jolles noemt dit plaatje in ’t geheel niet, hetgeen erop duidt, dat ook hij het bij zijn bezoek aan Schinnen niet onder ogen heeft gekregen (circa 1930).[115]

Aangezien er in die tijd nog geen sprake was van schuttersfeesten op het platteland, waarbij medailles van de organiserende vereniging te winnen zijn, is het hoogstwaarschijnlijk, dat dit plaatje afkomstig is van het koningszilver van schutterij St.-George Simpelveld. Wellicht is het zilveren schildje door een familie uit Simpelveld meegenomen naar Schinnen. Van ten minste één familie kan een duidelijke band tussen beide dorpen aangetoond worden. Leden van de familie Schiffelers waren in Simpelveld lid van de schutterij en tevens pachtten zij enkele weilanden van schutterij St. -George. Herman Schiffelers had de hoeve Sinterklaas in Simpelveld in pacht. Zijn zoon Hendrik komen we later tegen als pachter van de hof Krekelberg te Schinnen.[116]  Kleinzoon Herman Schiffelers, gedoopt te Schinnen, was in 1743 pachter van de hoeve Lotbroek te Hoensbroek. Hij vroeg in dat jaar de weilanden van schutterij St.-George Simpelveld in erfpacht, die hij van zijn vader geërfd had. Wellicht was het zilveren schildje een identificatie voor de pachter van het schuttersland.

Bijlage II.

Reglement uit 1625 van de schutterij Sint-George te Simpelveld.

Artijckelen conditien ende wetten opgericht overmitz den scholties Keevers, Godart Cocx, Willem Maese, Querien Baur, Andryes Schroeder, Anthonies Ubachs, Geurt Prickarts ende die ’t samentlycke schutten gehoerende onder die Broderschappe ende schutterije van St. Jories binnen der Bancke van Simpelvelt warnaer sich den toecomenden Coninck ende die ’t samentlycke schutten sullen hebben te reguleren Actum diesen Irsten May Ao. 1625.

(1) Inden lersten dat die gulde Broderschape ten daghe van hunne vergadringhe ende ’t samen by comste int schieten vanden voeghel ten daghe vande procession als op des Coninxs-ende schuttenmaeltyt, vriendelijck ende lieffelijck houden ende verdragen eens tegens den anderenz sonder eenich gevecht, hinage offte oneerlycke worden een tegens den anderen op te werpe noch te spreken ende sulcx op sekere peenen, ende Amenden als hiernaer volgen sullen ’t selve alles tot proffijt der selver Broderschappe.

(2) Te weten dat men altoes den voghel offt papegaije sal schieten vyffthien daghen voor die procession, offte gelyck ’t selve geroopen offte geboeden sal worden naer gelegentheyt des tijts.

(3) Item dat alle schutten der sich begert inde schutterie te doen sal inleggen vyff merck ende wanneer dat sich ijemants wilt uuyt doen is gehouden tegen thien merck Akens.

(4) Item dat yeder schutte alle ende yeder Jaere inleggen sal drye stuvers ende sulcx altoos op den daghe van het schutten beganckenisse offte uuten ende wer sulcx niet en doen sal verbeuren vyff merck tot behooft vande Broderschappe voorschreven.

(5) Item dat sich elluk schutte sal reguleren om den voogel te schieten met eene goede taelwerdige Roere ende selver te schieten offte yemants anders in sine plaetse gequalificeert, ende de gheene precijs ter eener uuijre naer middach niet en gecompareert sal sijn op die boote van vyff merck voorschreven.

(6) Item werden voogel aftschiet ende Coninck wert, sal hebben uuijt die inlaeghen voor eene cleynoote die werde van eynen goltgulden. Daer tegens is hij gehouden aende voorschreven broderschappe te geven ten daghe als der vooghel sal geschooten worden eene tonne biers, sonder dat hy yet in,eeniger manieren is verobligert aende schutten te geven, als sij den Coninck des morgens op den dach vande procession sullen haelen, dan ’t gene wat sijn goet hert sal vermoeghen.

(7) Item wanneer dat men schieten sal, soo sal men die cedulle vervolghens afflesen gelyck die schutten syn aengeteykent, aedoch haere Conelycke Majesteit als onsen Genadichen Heere ende daernaer den Scholties – wes alhier sullen altoos den Irste Schutte hebben – ende daernaer der leste gewesener coninck ende alsoo voorders.

(8) Item dat hem een yeder schutte sal laten vinden op den dach vande procession op den kerckhoff des morgens in die messe offte int uuytgaen ende sulx op die boote van vijff merck.

(9) Item wer sich niet en liet vinden int omgaen tot Bocholts ende darnaer wederomme aen sinter Claes tot dat die procession in is, sal sijn te elcke reyse indie boote van vyff merck.

(10) Item wanneer den voegel geschooten is, soo sal men metten Coninck intrecken soo waer hem geliefft, edoch binnen der bancke. Ende aldaer sal de Coninck geven gelyck boven gesegt is eene tonne biers ende wes meer vertert mochte worden by de Brooderschappe, sal betaelt worden uuyt die booten ende inlaeghen.

(11) Item den auden Coninck der het voerleden Jaere den vooghel affgeschooten hefft ende het tweede Jaere niet affen schut, derselve sal alsdan beneffens den Coninck, Scholties, ende principaelen die Schutterie helpen Regheren ende den geenighen als sal sijn gecommitteert tot den entfancke vande Inlaeghen, boeten ende Incomsten vande Schutterije sal alle jaers op het Schutten beganckenisse naer den dienst der heyliger messen doen rekeninge en reliqua.

(12) Item sal men Jaerlicxe bestellen den Coninck offte sinen gecommitterde eene tromme mit daer beneffens eene pijpe soo moegelijck edoch mit Raedt dewelcke sulle betaelt worden uuytte Inlaeghen vande schutten.

(13) Item dat men eenen schutten knecht sal aen stellen derwelcke die schutten sal mit helpen vueren ende in ordre stellen. Des sal hy vrye sijn van inlaeghe.

(14) Insgelicxe sal den Coninck ende den gecommitteerde vanden ontfancke ende Schuttemeesters vrije sijn van inlaeghe.

(15) Voorders wanneer ijemandt den vogel drije mael naer den anderen affschiet, sal der selve keyser sijn, ende den voogel sal hem heijm sijn gevallen, edoch men sal denselven muegen loosen mit ses Rixdaelers.

(16) Item wanneer dat eene schutte compt afflivich te worden, is het Roere der broderschappe heijm gevallen, edoch ’t selve te muegen loosen mit twelleff merck.

(17) Ende voorders dat alle vriendlicheyt in dieser broderschappe sal gebruyckt worden, sonder eenighen twiste, tweedracht offte oneijnicheijt eijn tegen den anderen, het sy met worden, wercken offte andersints.

(18) Soo wannier een tegen den anderen smaelige worden, waire gevende, het waire met te doen lueghen, andere onerlycke worde, sweren, vloeken offte vechten, ’t selve sal by den Coninck, schuttemeesters ende van het principaelste vande Broderschappe offte gecommettirde geamendert worden naer gelegentheyt vande saecke. Edoch van wonden offte ongelyck staet tot den officier van onsen Genaedige Heere.

(19) Item dat men den Register sal maeken alwaer men allen die naemen sal instellen, mitz oyck die gheene die uuijt die schutterie sullen comen te sterven.

(20) Item dat men altoos den maendach naer der procession dach sal Jaer beganck houden voor allen, die affgestorven uuyt de Broderschappe. Waer op dat alsdan een yeder schutte sal compareren ende met ten offer gaen, ende dat op gelycke pene van vyff merck.

(21) Item dat alsdan naerden dienst der ghenighe hier sal sijn gecommittiert totten ontfancke vande Inlaeghen ende ’t gene wes die broderschappe Jaerlicxe hefft, sal gehouden syn te doen Rekeninge.

(22) Item dat nyemandts vande Broderschappe met eenighe blasphemie, offte lasteringhe worden mit sweren tegens Sine Heilicheyt, Sijnes Lijffs ende Wonden, Heylich Bloot, offte andersintz sal muegen uuyt werpen, op pene van vyff merck, offte naer gelegentheyt vande worden ofte werckcn, alles in consideratie vande broderschappe.

(23) Oyck is geaccordeert, dat men altoos ende jaerlicxe tot Bocholts op den dach vande procession naer dat den dienst voorschreven tot Bocholtz volcoementlyck sal sijn volbracht, sullen drincken en halff tonne biers die schutten, ’t welcke vervolgens der Zeelen sal affgelesen worden, sonder dat yemants int particulier sal mueghen drincken, dat naer dat den dienst gedaen is, ’t welcke sal worden betaelt uuyt die booten ende amenden.

Bron: RAL, LvO inv.nr. 3078, ‘Schutterijregister’

Bijlage III.

Naemen van geenen die Inde Loffelijcke gulde ende broederschap van St. Joris sijn Inde bancke van Simpelvelt uuit den Jaer 1620 den 17. may ende 17 Maij 1621

Heer ende Meester Thomas Jamair servir ende pastoirGilles Schüts
Bartholomeus KeversWillem Bichaurts
Jan Cardinael (doorgestreept)Willem Wauben
Guert CocxsBerken Wevers
Jan van Kelst Schuttemeester. (doorgestreeptSijmon Vaesen
Anthonis UbachsJan vanden Berch
Gryn Ozvin vendregerBalthus Wenners
Andries SnodersSteven Merckelbach
Hubrecht Boir (doorgestreept)Herman Hamers
Jan BroirsVrien Lovenberch
Willem Maes den aideWillem Vinckenberch
Nelis Vouels (doorgestreept)Willem Maes der Junge
Jan HulzenClaes Boetsen (doorgestreept)
Lemen PaesClun Costers
Balthus SavelbergAllffer Nidechen (doorgestreept)
Peter Wauben (doorgestreept)Lemont (doorgestreept)
Sijmon BuischenNelis Buiste (vrij van inlage)
Geerlich MolardtsPeter van Can
Lenerdts Huets der Junge (doorgestreept)Jan Bichaurts (doorgestreept)
Jan LambertsThijes Schelen (doorgestreept)
Guert PrickaertsThijes Scheeper (doorgestreept)
Dierick BroumansSijrnon Smeets
Jacob VaesReyner Roijen
Guert vander Heije (doorgestreept)Thijs vanden Berch (doorgestreept)
Dierick BullenGuert Brouwers
Peter KenenLennert Timermans
Werner BuetenCoen Souven Smits
Gerardt JongenLenaert Broers
Jan Broers (doorgestreept)Gerardt Broers
Peter van WersJan vander Heijden
Crijn vander HeijdenPouwels Knops
Claes VaesClaes Cardenael
Jan KeijsersWillem Schnijdll (doorgestreept)
Alffer Boisthen schutten knaepHoubericht Willem Bour
Nijs Schüts (doorgestreept)Jan Buespelmans
Peter WettersClaes van Eysse (doorgestreept)

Bron: RAL, LvO inv.nr. 3079.

Bijlage IV.

Leden van de schutterij in de 17e en 18e eeuw .

Nomina Confratrum Defunctorum Confraternitas Sti. Georgis instituta in hac parochia tempore Dominis Arnoldis Didenis pastoris huius pago.

Hier volgen die naemen van de meeste affgestorvene uuijt dese broderschappe requiescant in sancta pace

 

Heere Arnoldus Diden pastor; erwerdiger heere Arnoldus Dielen in sijnen leven pastoor dieser parochiale kercke van SimpelveltSeverinus Lauenberg (Frijn Lauvenberg)
Bosten Schauttet = Johan Boisten Scholties deser Bancke)Thomas Diden
Johan de Helst Secretaris

( de navolgende cursieve namen geven het vervolg van de lijst van overleden leden, na 1689

(RAL, LvO 3079)

Anthoon .buch .evichtsWillem Steinbusch (Willem Steinbusch)
boide Geurt Cocx schepenJoannes Schmetz (Jan Smeets)
Hupperet LauvThomas Diden
Oliverus BoistenHans Jacob Stallenberg (Hans Jacob Stallenbergh)
Godefridus RontRenerus Limpens Obriste Leutenant (Reinerus Limpens overst Leutenant)
Gerard Prickartz (Geurt Prickarts)H. Caspar Faijmonville pastor (Item gestorven in herwoerdign gewesen Heere Caspar Faimonville pastor alhier)
Nies SchmetzHerman Hamers (Herman Hamers)
Niclaes DorstenHendryck vaen den heer
Quirin BeaurJan Broers
Mathijs Stallenberg (Matthijs Stallenbergh)Jan Hervers
Christian Schroeders schepenHendrick Voesen
Oliverus NideckenCornelius Hanen (Nelis Hanen)
Hr. Kevers Schauttet )Bartholomeus Kevers) gewesener scholties dieser BanckeJan Meesen (Jan Mees 1695)
Michel Kevers Leutenant gewesener Lieutenant ten dienste van sijne Concliche Maj.Godfridt van de Weijer (Geurdt vonden Weijer)
Jan Willem KeversMathijs Lerscheen (Thys Lersen)
Leonart BindelsJacob Schutz custer (Jacob Schutz)
Willem HeckmansPetrus Ortmans
Godfridt DidenHenricus Merkelbach
Arnoldt Diden (Aeredt Diden)Joannes Hamers (Jan Hamers)
Gerard BrewersArnoldt Penders pastor in Eys
Jan CornipsJoannes Roosbeaum
Jan PelsersPetrus Fabritius
Pieter van KaanJoannes Banen
Jan van der HeijdenWillem Lauter
Winant Hamers (Winandt Haemers)Willem Francken
Baltus FrijnsJan Gilkens
Laurentz BisschopsLaurents Mobers
Thijs RuttenRenerus Kokelkorn
Simon VaesenH. Fabri Schauttet
Herman SchiffelartzDionijs Schiffelartz ( 1696 Dionys Schiffelers)
Peter Klinkenberg (Peter Klinckenbergh)Peter Schiffelartz
Jan Eenmaal obijt 1662Joannes Wauben
Jan BispelmansHindrick Roosbeaum
Peter Keulartz Mathijs Bremen (Thijs Bremen)
Renerus Wijnen (Reinert Reijen) Lambert van de Benden

Naemen deren schutten soo uuijt dese Broederschappe gestorven sijn t’ sedert den Jaere 1669 tot het jaer 1679 op den dagh als wanneer den voegel geschooten wordt 7en Maij 1679

Heer Lucarts Obristen (Den Heer Overste de Louckart)

Leonart Brewers

Heer Krummel Schauttet (Den heer Schoutet Crummel )

Peter Hermes

(J. Willem Kevers; waarschijnlijk is deze eerder genoemd in het begin van de lijst bij overige familieleden Kevers)

Leonart Schroers

Hubert Willem Beaur (Huperet Willem Baur)

Willem Frencken

Peter Frösch (Peter Vroisch)

Joannes Roosbeaum

Leonardt Brauwers

Matthijs Venners

Leonart Frösch

Simon Prickartz

Willem Christoffel (Willem Christoffel)

Willem Aretz

Peter van de Beucken (Peter van de Buecken)

Angelus Welters

Leonard Wintgens (Leonard Wintjens)

Petrus Schanternel keijser

Leonart Ortmans (Leonardt Ortmans op de Prickart)

Leonart Prickartz

Willem Horion (Willem Horion)

Willem Jungen

Simon Voesen

Niclaes Lewigins

Niclas Geich

Ferdinant Schillings

Hubert Christoffel (Huperet Christoffel)

Matthias Schutz

Servatius Schiffelartz (Servaes Schiffelers)

Joannes Heckmans

Petrus Bispelmans ( Peter Bispelmans)

Renerus Plinnen

Jan van den Hooft

Matthias Horbach

Joannes Niclas Geich (h. Niclaes Geijch)

Egidius Fransen

Heer Baron van Rochow (den heer Baron de Rochouw)

Joannes Schneiders

Niclas Ortmans (Claes Ortmans}

Thomas Eussen

Jan Crummel (Jan Crummel)

Leonart Peters

Thomas Diden (Thomas Dijden)

Leonart Keulartz

Jan Bindels (Johan Bindels)

Dionijs Schiffelaertz

Arnold Nevelstein (Arnoldt Nevelsteyn)

Herman Frintz

Schuetzenknaep Matthijs Hamers (SchutzenKnaep Tijs Hamers)

Egidius Stallenberg

Jan Baptist Ie Grand (Jan Baptist Le Grondt)

dese 3 leste sijn gestorven int jaer 1684

Matthijs Botteliers

Joannes Welters (Joannes Welters)

Martin Kleinen

Willem van Kaan (Willem van Can gestorven 1687)

Joannes Lauter

Anno 1688 zijn gestorven

Petrus Schlupers

Cornelius Bosten (Nelis Roesten)

Leonart Peters

Willem Frintz (Wolteris Frijns)

Reiner Langhon

Leonard de la Haye (Linardt de Lahaye vaendraeger)

Bartholomeus Kevers

Arnoldus Wintgens (Ernen Wyntjens)

Joannes Hundtgens

Hindrick Hamers (Hendryck Hamers)

Henricus Brewers

Andreas Schneiders (Anno 1689 op pingstmaendagh ist gestorven Andries Snijders Leutenant)

Crux Botteliers

Jan van Kaan (Jan van Can)

(Hierna volgen in RAL, LvO inv. nr. 3079 de boven vermelde namen Willem Steinbusch, Jan Smeets, Hans Jacob Stallenbergh enz.)

Joannes van Wersch

Quirin Vincken

Michael Kocx

Jacob Voesen

Peter Rooen

Henricus Scheiden

Leonart Broers

Joannes Franssen

Niclaes Scheilen

Leonart Ortmans

Aegidius van Wersch

Nicolaus Coemaet

Wilhelm Custers

Matthijs Horbach

Jean Bosten

Joannes Kauchs

Pieter Beckers

Arnoldt Plumen

Jean Schlumer

Winant Hamers

 

Der wohledlen Heren Daniel Limpens statthouder von sijne majestat Leijen hoft hochschoutet der statt von ’s Hertogenrath Simpelfeldt, Alsdorfs etc. gewesen capitain dieser löblicher bruderschaft

Joannes Vaesen schepen

Joannes Kleinen

Joannes Souren

Winand Hamers

Gerardus Brouwers

Joannes Fransen

Godefridus Rurings

Joannes Moulen

Joannes Henricus Everts

Frans Horbach

Wilhelmus Kleinen

t veren Fransen

Petrus Moulen

Peter Külaertz

Hermannus Kleinen, 1767

Joannes Rhoe

Martinus Radermackers 1770

Adam Christophels

Antonius Cornelissen

Dionisij van Werst

Theodorus Engels, 1772

Crütz Geritz

Joannes Wouben

Thomas Dautzenbergh Scheppen und Schutzenmeister

Wilhelmus Souren, 1774

Lenart Wauben

Quirinus Moulen

Antonius Stärck

Linerd Frösch, 1775

Bartholomeus Stalenbergh

Hans Willem Vliexs

Henricus Schiffelars

Hans Hendrick Pelsers

Joannes Schutz Kuster, anno 1734

Dionijsius Brouwers, 1776

Henricus Brewers Scheppen und Schutzenrneister

Gerardus Brouwers

Andreas Weivers, 1735

Joannes Frösch, 1777

Gerardus Bindels

Hubertus Vliexs, 1778

Joannes Prickartz schepen

Hendrick Prickartzs

Leonardus Dautzenbergh

Godefridus Kochs, 1780

Joannes Jeurissen sergeant

Joseph Beckers

Joannes Hamers

Hans Willem Schins

Andreas Nevelstein

Hans Peter Küsters

Petrus Prickartz

Bartholomeus Peters, 1781

Joannes Heutz sergeant

Joannes Moulen

Wilhelmus Schintz

Hans Joseph Vanwers

Matthias Lersen

Franciscus Cremers, 1782

Leonardus Bindels Leutenant

Hubertus Vliexs

Joannes Hermannus van Wers fähndrich

Thomas Vliexs, 1786

den Herren Carolus Lotharius Limpens Hochschoutet von Hertzogenraede, Schoutet zu Simpelfeld, Alsdorf, gewesen capitain dieser Bruderschafft.

Peter Vincken, 1787

Joannes Meijss

Hans Weeren Franssen, 1790

Leonardus Ortmans schepen

Lambertus Lemmens

Franciscus Wilhelmus vonder Lippstatt

Joannes Kleinen

Aegidius Schiffelaertz

Hans Peter Kleinen, 1792

Thomas Rosenbaum

Joannes Lers

Bron: RAL, DHO-registers inv.nr 115.6. Aangevuld mrt in cursief de namen van de soms uitgebreidere lijsten, de eerste afkomstig uit: RAL, LvO. Inv.nr 3078, de andere: Idem, 3079

Noten

[1] Luc J.E. Wolters, Schutten en Schutterijen, Bescherming en politieke taken in het Limburgse Maasdal tijdens het Ancien Régime. (Ongepubliceerde doctoraalscriptie, Rijksuniversiteit Leiden, 1994).

[2] P.J. HAEREN, De oprichtingsdatum van de Schuttersbroederschap St George te Simpelveld, in: LvH 21 (1971), 26 mist in zijn vermelding van historische aanknopingspunten de opgestelde ledenlijst uit 1620-1621, in: RAL, LvO inv.nr. 3079.

[3] Mededeling van de Werkgroep ‘Dydden’, die zich namens de Heemkundevereniging ‘De Bongard’ Simpelveld/Bocholtz bezighoudt met de transcriptie van dit ‘Memorieboek’ , waarvan het origineel in het Bisschoppelijk Archief te Luik berust.

[4] RAL, LvO inv.nr. 3079, ledenlijst 1620-1621: 54 leden en bovendien 19 doorgestreept (zij zijn overleden, eruit gestapt of waarschijnlijk later geen lid meer gebleven, hetgeen wil zeggen, dat deze lijst in later jaren gebruikt is voor aantekeningen); inv.nr. 3079, ledenlijst 1652-1664; inv.nr. 3079, ledenlijst l 673: 55 leden en bovendien 2 nieuw gekozenen, dus 57 leden in totaal; inv.nr. 3079, ledenlijst 1683: 90 leden, waarvan er 2 waren doorgestreept (een omdat hij overleden was).

[5] A. DEBLON EN A.M.P.P. JANSSEN, Broederschappen in de zeventiende en achttiende eeuw in het bisdom Luik en in de omgeving van Sittard in het bijzonder, in: Munire ecclesiam, opstellen over ‘gewone gelovigen’, aangeboden aan prof dr. W.A.J. Munier ss.cc. bij zijn zeventigste verjaardag. (Werken LGOG, dl 13), Maastricht 1990, 153-174, m.n, 157,160, 170-171, 173.

[6] De gegevens van de vermelde jaren komen – met uitzondering van 1639 – uit: G. SIMEON, Visitationes archidiaconales archidiaconatus Hasbaniae in dioecesi Leodiensi ab anno 1613 ad annum 1763, T. II, Leodii 1939.

[7] J.F.R. PHILIPS, Enige aanduidingen omtrent de bevolkingsontwikkeling van de zeventiende tot het einde van de achttiende eeuw in het gebied van de huidige provincie Limburg, in: SSEGL 20 ( 1975), 1-47, m.n. 25, 35.

[8] RAL, LvO Schepenbank Simpelveld, inv.nr. 3076.

[9] RAL, LvO inv.nr, 3068, inwonerslijst d.d. 6 augustus l 694. Zie tevens: A.S.M. PATELSKI, De inwoners van Simpelveld en Bocholtz in 1694, in: HHSG 4 (1994), 55-72.

[10] TH.L.M. ENGELEN, De bevolkingsontwikkeling in Staats-Valkenburg gedurende de achttiende eeuw, in: SSEGL 22 (1977), 68-109, m.n. 83-86. PHILIPS, Bevolkingsontwikkeling, 35.

[11] J.M.H. MOSMULLER EN R.M.M. BERTRAND, Een schets van de bevolkingsontwikkeling in zuidelijk Zuid-Limburg, circa 1650-1795, in: HHSG 3 (1993), 36-57, m.n. 39-45, 52.

[12] J.C.G.M. JANSEN, De relaties tussen stad en platteland rond Maastricht in de l 8e en in het begin van de 19e eeuw, in: Economisch- en sociaal-historisch jaarboek. 38 (1975), 73-94, m.n. 75, 80, 83-85

[13] COR DAMEN, Imstenraadse Bijdragen, in: LvH 10 (1960), 104- 107, m.n. l 04. Op 28 juni 1601 werd Jan Boysten als schout van Simpelveld genoemd door Winand van Imstenrade.

[14] RAL, LvO inv.nr. 2713, eedsaflegging 4-5-1657; inv.nr. 3078, ledenlijst 1652-1664.

[15] Jacob Crummel huwde Katharina lmstenrath, genaamd Von Ottegraven, geb. 1623, dochter van Gerhard Imstenrath (v. 0.), en Margaretha von Rittersbach. Katharina Imstenrath huwde als weduwe Wilhelm Veucht (1620-1694, zie HERMANN FRIEDRICH MACCO, Aachener Wappen und Genealogien, Band 11, Aachen, 1908, 50-52.

[16] K.J.TH. JANSSEN DE LIMPENS, Genealogische en biografische geschiedenis van het geslacht De Limpens, in: PSHAL, 118 ( 1982), 9-58, m.n. 17.

[17] RAL, DTB inv.nr. 115-6, 156.

[18] JANSSEN DE LIMPENS, De Limpens, 37-38.

[19] RAL, DTB inv.nr. 115-6, 156.

[20] RAL, LvO inv.nr. 3078, landverpachtingen 1621.

[21] RAL, LvO inv.nr. 3078, ledenlijst 1652-1664.

[22] ARA, SG inv.nr. 1455, stukken betreffende de bemoeiingen van de Staten Generaal met de heerlijkheid Simpelveld onder ‘s-Hertogenrade.

[23] JANSSEN DE LIMPENS, De Limpens, 16.

[24] RAL, HAV inv.nr. 434, Uittreksel uit het testament van Cornelia van Worcum, weduwe van Johan Willem de Loucart, 1701, eigentijds afschrift.

[25] A.J.M.SOLLET, Genealogie Lindelauf, Oirsbeek, 1994, 11, 87-90. Tevens in: J.A.JOLLES, De Schuttersgilden en Schutterijen van Limburg, in PSHAL 73 (1937), 1-35, m.n. 104-105.

[26]  PIETER JOZEF HAEREN, Genealogie Haeren-Vaessen. Scriptie (Eygelshoven), onder de kwartierstaatnummers 449 [Elisabeth Snijders] en 448 (Jacobus Steinbusch]. De huwelijkse goederen worden in maart van hun trouwjaar 1677 voor de schepenbank van Eys verheven, zie: RAL, Vrije Rijksheerlijkheid Wittem (VRWI), voorl. inv.nr. 1019, schepenregister Eys, 10-3-1677.

[27] RAL, LvO inv.nr. 3078, ledenlijst 1652-1664.

[28] RAL, kaartencollectie nr. 648, kaart van Eys 1669, door Petrus Volckershoven.

[29] RAL, VRWI, voorl. inv.nr. 1015.

[30] RAL, DTB inv. 35-1, 33; 35-2, 275.

[31] Andreas Schneiders, overleden op Pinkstermaandag te Simpelveld 30 mei 1689, zie: RAL, LvO inv.nr. 3079, lijst van overleden leden. Hij huwde Odilia Schanternel, waarsch. ged. Simpelveld 16 juli 1623. Zij overleed 26 december 1696 (hoeve Henneberg Simpelveld). In 1660 had de familie Snijders-Schanternel de Hof Waalbroek gepacht, zie: HAEREN, Haeren-Vaessen, onder kwartierstaatnummer 898-899 .

[32] P. DOPPLER, De Schutterij te Valkenburg in 1776, in: MSG 21 ( 1899), 94-95; P.D., Oude schutterij te Valkenburg, in: MSG 29 ( 1907), 16.

[33] FR.G.H.M. CRUTZEN, De schutterij van Gulpen in de zeventiende en achttiende eeuw, in: HHSG 4 (1994), 73-112, m.n. 87-97.

[34] RAL, LvO inv.nr. 3949, ‘Reglementen van Schutterijen in het Land van Valkenburg’, gepubliceerd door: J.HAEX, Statuten en reglement van de schutterijen te Meerssen 1699. Reglement pour les Deux schutteries du chef banc Meerssen. in: MSG 3 (1881), 570-571, 574-575, 577-578, met name art. 34 en ondertekening.

[35] ‘Regelement van het Broederschap ofte schettereij van Margraten den 20 Meert 1550’, in: Zuid Limburgs Federatiefeest 1982, 17-18 juli. Schutterij ‘St. Sebastianus Margraten. (z.p. z.j. (1982), 11.

[36] WIM SENDEN, Schutterij St. Sebastianus Mheer. Een uitgave bij gelegenheid van hel 425-jarig jubileum. (z.p.z.j.), 50, 102-104.

[37] Jan Willem Kevers was gehuwd met Catharina Pelzers. Hoogstwaarschijnlijk is hij een zoon van de schout Bartholomeus Kevers (overl. 1656).

[38] RAL, LvO inv.nr. 2713, eedafleggingen.

[39] L. VAN HOMMERICH, Een geschiedkundige bijdrage over de pharmaceutisch-medische verzorging in het land van Herle, in: LvH 21 (1971), 152-173 m.n. 157. Kevers was in 1667-1668 verwikkeld in een proces, dat door de chirurgijn Quaetvliegh tegen hem was aangespannen, daar Kevers diverse betalingen betreffende geneeskundige zorg niet voldaan had.

[40] RAL, VRWI, voorl. inv.nr. 1016, aangehaalde verkoopacte van Magdalena Schuermans, weduwe van Gillis van Werst Luitenant van zijn Koninklijke Majesteit, aan Urban le Clercq te Eys, 1658. Getekend door Jan Willem Kevers Not.

N.B. Gillis van Werst overleed in 1665. Hij was gehuwd met Helena Schoumanns. 800 Jaar Van Wersch, blz 368.

[41] Journal de la Haye, 4 (1988), 194-197.

[42] Gulpen: CRUTZEN, schutterij Gulpen, 89, 92 en 100. Mheer: SENDEN, Schutterij Mheer, 51, 103. Gronsveld: RAL, LvO inv.nr. 5273, Proces van Jan Pluegmakers jr., Claes en Jan Berckmans namens de schutterij van Gronsveld contra Willem en Hendrik Blonden, 1666-1667, daarin het reglement van het schuttersbroederschap, anno 1619. Elen: RAYMOND DRIESSEN, En sal niemant van dit geselschap wijcken. Maaslands schutterswezen vroeger en nu vanuit Eters perspectief,  Geschied- en Heemkundige Kring Eelen (Genk 1994), 41.

[43] RAL, LvO inv.nr. 3079.

[44] Mheer: SENDEN, Schutterij Mheer, 43. ‘s-Hertogenrade: RAL, AKH inv.nr. 993 Notitieboekje van Joannes Cox, houdende aantekening van uitgaven verricht voor de schutterij, alsmede de geboortedata van zijn kinderen,1690-/696. anno 1696 en 1697 [NB.: het betreft hier aantekeningen over de schutterij St. Sebastianus ‘s-Hertogenrade]. Margraten: Federatiefeest Margraten, 13, art. 13. Gulpen: CRUTZEN, schutterij Gulpen, 89, 96 en 99.

[45] RAL, LvO inv.nr. 3078, reglement, artikel l, 15 en 19.

[46] RAL, LvO inv.nr. 3079.

[47] RAL, LvO inv.nr. 3079, ledenlijst 1673, getiteld: Leiste over den Jaere 1673 noopende de Broederschap van St. Joris der Bancke Simpelvelt.

[48] RAL, LvO inv.nr. 2699, proces van Andries Snijders contra Thomas Didden, zoon van wijlen Aret Didden, 29 mei 1673.

[49] RAL, LvO inv.nr. 3078, reglement 1625.

[50] RAL, LvO inv.nr. 3079.

[51] RAL, LvO inv.nr. 3078, reglement 1625.

[52] RAL, LvO inv.nr. 3078, ledenlijst 1652-1664.

[53] MACCO, Aachener Wappen, Il wordt de familie Schanternel als burgerlijke elite van Aken benoemd. Macco noemt op pagina 108 ook kort Petrus Schanternel. De onmondige kinderen van een verwant echtpaar werden in 1674 onder Vormundschaft van hun bloedsverwanten Peter Schanternel en Leonard Merkelbach gesteld. RAL, LvO inv.nr. 2811, boekje van schatplichtigen. In Simpelveld – meer specifiek tussen de buurtschappen Huls en Bosschenhuizen – herinnert een stuk land nog aan deze familie. Het is bekend onder de benaming Schanternelsbosje en de weg erlangs heet ‘Schanternelsweg.

[54] Het overlijden van Schanternel circa 1710 is gebaseerd op de volgorde in de lijst van overleden schutters. Van de schuttersleden, die te Simpelveld stierven, is de overlijdensdatum op te zoeken. Aan de hand van die gegevens kon het heengaan van Petrus Schanternel, die niet in Simpelveld stierf, getraceerd worden.

[55] RAL, DTB inv.nr. 115. Tevens werd een Wilhelmus Stassen in 1709 geboren. Of het bij de vermelde huwelijken dezelfde Stassen betreft, is niet onomstotelijk vast komen te staan.

[56] RAL, NA inv. nr. 3841, notaris J.Th. Scheilen, Simpelveld, Erfbuijtinge tuschen Joannes Willem Stassen ende Schepen E. van de Weijer, 31 juli 1786.

[57] THEO REINTGES, Ursprung und Wesen der spätmittelalterlichen Schützengilden. (Bonn 1963), 315-324. GERITS, Schutterijen, 73-74. Idem, ‘Koningszilver van het Akkermansgilde anno 1818’, in: Limburgs Schutterstijdschrift. 18 ( 1993), 16-17.

[58] J.G.W.M. GERITS, Schutterijen op het Limburgse platteland in de 16e, 17e en l8e eeuw. Een kultureel fenomeen, (Ongepubliceerde doctoraalscriptie, Kath. Universiteit Nijmegen 1986), 45-46, 57-62.

[59] RAL, LvO inv.nr. 3078, reglement 1625, artikel 7.

[60] Angelus Welters werd gedoopt op 28 februari 1624 als zoon van schutterslid Petrus Welters en Catharina Peltzers. Engelbertus Welters huwde voor de eerste maal met Catharina Graffen; zij kregen februari 1643 een zoon, genaamd Petrus naar de grootvader. Engel Welters huwde op 22 juli 1646 voor de tweede maal met Margaretha Kocks.

[61]  Merten Kleinen is een zeer verre voorvader van schrijver dezes. Hij is vijf maal betovergrootvader van de grootmoeder van moeders zijde, in de kwartierstaat van schrijver dezes heeft Merten Kleinen dus het nummer 1792. Merten huwde in 1658 Catharina Boosten. Hij overleed in 1711 in de negentig jaren oud. Zijn zoon Jan

Kleinen (overl. 1719), kleinzoon Willem Kleinen (overl. 1762), en achterkleinzoon Joannes Kleinen (overl. 1790), overleden eveneens als schutterslid van St.-George. Het schutterslidmaatschap ging dus van generatie op generatie, zie: RAL, DTB inv.nr. 115-6, 156-157).

[62] RAL, LvO inv.nr. 3080, Akte waarin schuttemeesters en schutten verklaren dat de schutterij gedurende het oponthoud te Soureth tijdens de processie door de pachter van de hoeve onthaald zijn, 7 juni l 688. Deze tekst is tevens gepubliceerd in: JOLLES, Schuttersgilden, in: PSHAL 73 ( 1937), 47, en in: A.H.H. HOUBEN, Houben-Rouwet (1450-/985). Maaslandse geslachten, LGOG, Sectie Genealogie (Maastricht 1986), deel 4, 208.

[63] HUGO N. KAMPS, Het oude Gregoriusgilde te Simpelveld, in: LvH 4 (1954), 99-101, m.n. 99-100. Abusievelijk vervormt Kamps de patroonsnaam St.-George (of St.-Joris), in de titel tot Gregorius, een ernstige fout, die twijfel oproept over de betrouwbaarheid betreffende de inhoud van het artikel.

[64] Kapelaan J. WILL schreef de ‘Geschiedenis onzer Parochie’ . Voornamelijk hierop steunt het artikel van Kamps.

[65] Deze gedachtegang wordt te makkelijk overgenomen door: DAMEN, Imstenraadse Bijdragen. III Genealogie der familie Van Imstenraedt, in: LvH 10 ( 1960), 8-19, m.n. 15. Damen laat zelfs het woordje ‘waarschijnlijk’ weg, dat Kamps in dit verband bezigde.

[66] GERITS, Schutterijen

[67] WOLTERS, Schutten. Idem, ‘Nederweertse schutters weren de protestantse predikant, 1566′, in: Limburgs Schutterstijdschrift. 19 ( 1993), 9-10. Idem,’ De Sittardse Jonge Schutten in de Slag in de Kempenkoel, 1543′ , in: Limburgs Schutterstijdschrift. 20 (1993), 12-13. Idem, ‘De Maastrichtse schutters bewaken de opstandige menigte op de markt bij de grote oproer van 1539’ , in: Limburgs Schutterstijdschrift. 22 (1994), 24-25. Idem, ‘De kapitein en de schutters van Berg voor de schepenbank wegens het niet arresteren van een verdacht persoon, 1763’ , in: Limburgs Schutterstijdschrift. 31 (1996), 36-37.

[68] KAMPS, Gregoriusgilde, 101; Jos ERNES, Schutterij St.-George Simpelveld, anno 1442, in: Limburgs Schutterstijdschrift. nr. 14; maart 1992, 3. Deze drapeau uit 1867 is omstreeks 1987 van de gemeente Simpelveld ontvreemd, alwaar het waardevolle gildebezit door wijlen W.H. Hamers (overl. 1993), in bewaring was gegeven.

[69] In 1853 en 1894 bood de familie De Loë, wonend te kasteel Terworm, de Heerlense schutterij een nieuw vaandel aan, met het wapen dier familie: De Limburger Koerier. 1894 (Heerlen); Nick Bos en Peer Boselie, Ach lieve tijd. Twintig eeuwen Mijnstreek, de bewoners van oostelijk Zuid-Limburg en hun adel. deel 8 (Zwolle 1994), 192: een foto van het vaandel uit 1894.

[70] ASS, ‘Schützenbuch der Schützen-Gesellschaft von Simpelfeld’, kasboek onder l 867.

[71] ‘Schutterij St.-George van Simpelveld met een traditie van enkele eeuwen’ , in: Gazet van Limburg, 10 juli 1954, p. 13.

[72] RAL, LvO inv.nr. 3078.

[73] ALFONS ISING, Met vliegend vaandel en slaande trom, Hapert 1986, 21.

[74] RAL, LvO inv.nr. 3079 en 3078.

[75] RAL, LvO inv.nr. 3078, land verpachtingen.

[76] RAL, LvO inv.nr. 2811, schatplichtigen. Herman Hamers bezat onder ‘Bueckenhuysen’ VII morgen land.

[77] RAL, LvO inv.nr. 3078.

[78] RAL, LvO inv.nr. 2783, landbezit en -verpachting.

[79] RAL, LvO inv.nr. 3078.

[80] RAL, LvO inv.nr. 3079.

[81] RAL, LvO inv.nr. 3078.

[82] JOSEPH OPPENHOFF, Die St. Sebastiani-Armbrustschützen-Gesellschaft in Herzogenrath, in: ZAGV 43 (1921), 1-46, m.n. 1-2, noot 2 en p. 43.

[83] Ibidem.

[84] RAL, LvO inv.nr. 3078, ledenlijst 1652-1664

[85] H.H.E. WOUTERS, Grensland en Bruggehoofd. Het Limburgse Maasdal gedurende de tachtigjarige- en de dertigjarige oorlog, 1543-1663, Assen 1970, 371-372.

[86] RAL, LvO inv.nr. 3079.

[87] J..M.H. MOSMULLER, voorpost en pion. De functies van Maastricht in de ‘Guerre de Hollande’ ( 7672-/678), als voorbeeld van ‘gloire’ bij Lodewijk XIV (Utrecht/Heerlen 1995), 33.

[88] RAL, LvO inv.nr. 3078

[89] GERITS, Schutterijen. 9-11, 94.

[90] Vergelijk de gang van zaken bij het St. Antonius schuttersgilde van Blerick, dat door de pastoor met toestemming van de bisschop werd omgevormd tot een geestelijke broederschap, zie: G. PEETERS, Geschiedkundige beschrijving van het aloude kerspel Blerick bij Venlo, in: PSHAL 7 (1870), 233-332, 111.n. 266-267.

[91] RAL, LvO inv.nr. 3078.

[92] Hans Jacob Stallenberg wordt regelmatig in de procesdossiers vermeld. In 1663 was hij met enige anderen betrokken bij een vechtpartij. Stallenberg werd drie jaar later, in 1666 voor de schepenbank gedaagd, omdat hij met vastenavond met zijn zwager Jan Smets in de gelagkamer van de hoeve Hennenberg vocht. Voorts was hij getuige in een proces van de momboir des heren contra Peter Keularts, 1670. Stallenberg was toen achtentwintig jaar, evenals zijn eega Agnes Visschers, zie: RAL, LvO inv.nr. 2699 (1663, 1666 en 1670). Stallenberg overleed 24 december 1691.

[93] RAL, LvO inv.nr. 2699, Criminele en boetstraffelijke processen, 10 en 19 september 1664, 20 april en 5 juli 1665.

[94] RAL, LvO inv.nr. 2713, eedaflegging 4 mei 1657; inv.nr. 3078, ledenlijst 1652-664.

[95] RAL, LvO inv.nr. 2699, criminele en boetstraffelijke processen, 16 juli 1663.

[96] RAL, LvO inv.nr. 8697, criminele en boetstraffelijke processen, 4 maart 1665 en 1666.

[97] CRUTZEN, schutterij Gulpen, 100.

[98] RAL, LvO inv.nr. 2713, eedaflegging 4 mei 1657.

[99] RAL, LvO inv.nr. 2696, Criminele rol, dd. 22 juni 1716.

[100] RAL, LvO inv.nr. 2721, ‘Extraordinair gerichtsboek , 7 juni 1739.

[101] Ibidem, 7 juli en 25 augustus 1739.

[102] JOLLES, Schuttersgilden en Schutterijen, in: PSHAL 72 (1936), 1-139, 111.n. 29, noot 1. Jolles verwijst naar de genoemde catalogus. Hij verwijst naar: A.J. FLAMENT, Tentoonstelling te Luik in: MSG 22 ( 1900), 11.

[103] RAL, LvO inv.nr. 3078, reglement, artikel 4.

[104] RAL, LvO, inv.nr. 2699, 26 augustus 1665.

[105] Ibidem.

[106] RAL, LvO, inv.nr. 2696, 28 april 1711.

[107] Ibidem, 9 juni 1711.

[108] Ibidem, respectievelijk 17 augustus 1712 en 2 augustus 1714.

[109] Op het thema van het verrichten van politiële taken door ‘schutten’ wordt ingegaan in de doctoraalscriptie: WOLTERS, Schutten en Schutterijen. (Leiden 1994). Tevens wordt hierin behandeld in hoeverre in de diverse schuttersreglementen artikelen voorkomen die de schutters verplichten de helpende hand aan de plaatselijke gerechtshandhavers te bieden en de daadwerkelijke acties die de schutterijen of de leden van de schutterijen in dit kader verricht hebben, zowel in de steden als op het platteland.

[110] Frans Willem van der Lijpstadt wordt genoemd als gerechtsbode van de bank Simpelveld in 1730 en 1735, zie: RAL, LvO inv.nr. 2704, diefstal Mathias Beckers, 1730.

[111] ASS, ‘Schützenbuch’ , opmerking in de lijst die het toenmalige schutterszilver beschrijft.

[112] Ibidem.

[113] MARIE José TILLMANS, De läste keuning van de sjötterie Sint Sebastianus van Schinnen, in: Historie Schinnen 2 ( 1986), nr. 3, 6.

[114] HENRY PIJLS, Bijdragen tot de geschiedenis van de voormalige heerlijkheid Schinnen, deel 11, in: PSHAL 65 (1929), 85-209, m.n. 124-133.

[115] JOLLES, Schuttersgilden, in: PSHAL 73 ( 1937), 40-41.

[116] Vriendelijke mededeling van dhr. A.S.M. Patelski.

Klik hier voor nog meer Stamgenoten schuttersplaten.

error: