Spannend Kunstboek voor de jeugd
„Hoe schilder hoe wilder” een boeiende wetenschap
DEN HAAG – Er is veel moed, beleid en trouw voor nodig, om een project op poten te krijgen zoals de Haagse uitgeverij Leopold dat thans driedelig probeert. In drie delen. “Hoe schilder hoe wilder” wordt` veel kunsthistorie in een jasje gegoten, dat de jeugd vanaf zo’n twaalf jaar moet willen dragen. Het eerste deel wordt samen met het Amsterdamse Rijksmuseum gepresenteerd aan de samenstellers, de Haagse schrijfster Miep Diekmann en haar schoondochter, de Utrechtse kunsthistorica Marlieke van Wersch.
„Hoe schilder hoe wilder’ – een uítspraak van Karel van Stander, die leefde tussen 1548 en 1601- omvat de Nederlandse beeldende kunst van de zeventiende eeuw, waarin tientallen schilders leefden en werkten Hun namen zijn bekend als straatnamen. Niet of veel minder als schilder. Dat verdroot Marlieke van Wersch in zo diepe mate, toch al bezig om kunst aan het kind te brengen, dat zij ging broeden op een mooi nieuw plan. Schoonmoeder Miep Diekmann (Marlieke: Mijn man is een zoon van Miep”) wilde wel behulpzaam zijn. “Schrijf er een mooi jeugdboek over”, adviseerde zij aanvankelijk.
Dat helpt misschien. Want dat is nooit eerder goed gedaan”.
Het draaide erop uit, dat Marlieke zich op de wetenschappelijke kant stortte, terwijl Miep haar tanden zette in de tekst. “Schrijven is een vak apart”, verklaart Marlieke later. “Dat vak verstond Miep, terwijl ik als kunsthistorica wel zo ongeveer wist waar ik het over had. We werkten verschillende ideeën uit, tot we terecht kwamen bij twee jongens van twaalf en dertien jaar die kunstschilder willen worden.
Als het eerste deel begint zijn de jongens nog jong en de schilder Gerrit Dou – die zich later Gerard ging noemen- al oud. Op die manier kwamen we een heel eind door de zeventiende eeuw: deel twee is al geschreven en verschijnt komend najaar als de illustraties tijdig binnen zijn en deel drie volgend jaar. Over de inhoud daarvan moeten we ons nog beraden. We kunnen een paar jaar overslaan, we weten het nog niet wat we gaan doen. Als we mikken op een lezerspubliek van rond de zestien jaar, dan mogen de jongens uit het boek niet te oud worden om identificatie mogelijk te houden. Nee, we kunnen ze niet helderziende maken om op die manier in de tijd te springen. We zijn er nog niet uit.”
Deel 1 gaat helemaal over de jongens Andries en Bastiaan uit Leiden, Gerrit Dou, de opleiding tot kunstschilder en hoe die jongens ertoe kwamen.
Deel 2 diept dat verder uit met Frans Hals, Hendrick Vroom en Gerrit Dou centraal: Bastiaan zit dan in Haarlem. Andries in Leiden. Beiden zijn in opleiding. Het derde deel moet zich in Amsterdam afspelen, kunststad nummer een van Nederland met de Utrechtse School.
Geinteresseerd
Uitgever en samenstellers gaan er wel van uit, dat de lezer een beetje geïnteresseerd is. Marlieke van Wersch: “Het is nooit de bedoeling geweest dat we een populair verhaaltje zouden schrijven met wat afbeeldingen. Het moest in een keer goed. We wilden de sfeer beschrijven van die zeventiende eeuw waar we maar zo weinig van weten wat de status was van een schilder, hoe de maatschappij eruit zag en hoe de maatschappij tegen de schilder aankeek: dus hoe schilder hoe wilder.
Kijk, als je een schilderij wilt begrijpen, moet je iets weten van die tijd, waarin het ontstond. In die tijd werd symboliek gebruikt, die iedereen onmiddellijk als eigentijds herkende. Die symboliek moet nu worden uitgelegd, Als je een schilderij eens bekijkt (Vrolijk Gezelschap) van Willem Buytewech), zie je dat die man een ketting van worsten om de hals heeft. Afgezien van het feit dat niemand zo gauw ziet dat de man is behangen met worst, zal je er niet gauw opkomen dat die man ook als Hansworst is bedoeld. En zo krioelt het van de voor ons in deze tijd moeilijk te herkennen symboliek.”
Sfeer
Het is Miep Diekmann en Marlieke van Wersch gelukt wetenschap (kunsthistorie) te gieten in een redelijk spannend verhaal rond twee jongens die weten wat ze willen. De sfeer van de zeventiende eeuw komt goed over en de lezer zal al gauw willen weten hoe het met de jongens verder gaat. Dat de jongeren en volwassenen wel erg veel jaartallen en feitelijke gegevens kunnen spuien en soms praten alsof ze uit een encyclopedie voor lezen, acht Marlieke van Wersch niet bezwaarlijk. “Het bleef een compromis tussen een jeugdboek en kunsthistorie. Maar ach, je kunt ook bedenken dat de jeugd van nu ongelooflijk veel van computers weet; nu, de geïnteresseerde jeugd van toen wist vast veel van schilderkunst. En nogmaals, het boek is bedoeld voor lezers die meer willen weten van kunst en historie. Nu, die komen behoorlijk aan hun trekken door gewoon een spannend verhaal te lezen.”
Bron: Leidse Courant Frits Bomberg
14 juni 1986
Klik hier voor Marlieke van Wersch in de Heerlense Tak.