Op 28 november 1836 werd Reinier (Reintje) Willem van Weers in Den Haag geboren als zesde kind in het gezin dat uiteindelijk elf kinderen groot was. Zijn vader, Gerrit van Weers, was kleermaker. Zijn moeder Johanna Lohnsteijn had geen beroep.
Hoe kwam Rintje aan zijn naam?
Rintje is eigenlijk een Friese naam en is afgeleid van Reindert of Reinier. Geen namen die in Den Haag in die tijd voorkwamen. Op één na. Rintje heeft zijn naam van zijn peetvader gekregen. Dat was de Haagse beeldhouwer Rintje Walenson / Walison. Die was, zoals de ambtenaar schreef, de behuwd grootvader van Rintje. Dat is echter niet het geval. De grootvader van moederskant was Franciscus Lohnstijn. Die was gehuwd met Magdalena Diel. En Rintje Walinson trouwde met Magdalena Johanna Diel. Dus ja, hij was familie, maar niet Rintjes grootvader.
In 1864 trouwde Rintje 27 jaar oud, met Maria van Zuijlen, 29 jaar. Vanaf zijn 18e was hij meubelmakersgezel en bij zijn huwelijk volwaardig meubelmaker / stoelenmaker.
Vanwege de vele sociale misstanden in die tijd en het opkomend socialisme werd in april 1885 bij wet erkend de ‘s-Gravenhaagsche Meubelmakersvereeniging als afdeeling van de Algemeene Meubelmakersbond. Hun lijfspreuk was Rechten naast Plichten. In november 1886 ontstond hieruit de Nieuwe Algemene Meubelmakersbond als opvolger van de Algemene Meubelmakersbond, die in 1870 was opgericht. Rintje werd in 1888, 52 jaar oud, voorzitter van de Nieuwen Algemeenen Meubelmakersbond voor Meubelmakers en aanverwante Vakgenooten. In juli 1888 was er een openbare vergadering in Walhalla in Den Haag waarbij Rintje de menigte toesprak.
Het gezin woonde aan de Zuid-Oost Buitensingel 183/29 (Hofje van Sas).
Het gezin Van Weers- Van Zuijlen kreeg tussen 1860 en 1880 twaalf kinderen. Helaas stierven er tien, soms binnen een week, soms binnen twee maanden. Slecht twee kinderen trouwden en kregen kinderen. Deze twee kinderen zetten in 1894 een advertentie in de krant dat hun ouders op 11 mei 1894 hun dertigjarige huwelijk vieren. Reinier Willem van Weers en Jeanne van Luijk. Dat was een vergissing van de zetter. Want een dag later staat een correctie in de krant. Nu met de naam Maria Johanna van Zuijlen. Zij overleed 3 jaar later.
Domela Nieuwenhuis had enkele jaren daarvoor zijn krant Recht voor Allen op de markt gebracht en Rintje werd voor Den Haag de distributeur. Je kon de krant ook persoonlijk bij hem komen halen. Recht voor Allen was het orgaan van de Sociaal-Demokratische Partij in Nederland. De krant stopte in 1900.
Deze partij, de SDP, vergaderde in het gebouw Walhalla aan de Westerbaenstraat in Den Haag. Dit gebouw werd in 1883 door Bruno Liebers (1836-1900), drukker en uitgever van Recht voor Allen gekocht als verenigingsgebouw voor de Haagse socialisten. Inmiddels is dit gebouw gesloopt. Hier waren de vergaderingen, maar ook de bijeenkomsten en culturele evenementen. Zo trad in maart 1889 de zangvereniging Uit het volk, voor het volk (Gemengd Koor) op.
Rintje en zijn vrouw en kinderen waren in 1889 inmiddels naar de Westerbaenstraat 156 verhuisd, naast Walhalla, nummer 154, en deed onder meer de kaartverkoop. Bij hem waren trouwens ook allerlei socialistische brochures te koop als brochures van Karl Marx: Kapitaal en Arbeid, of van Domela Nieuwenhuis: De Normale Arbeidsdag, De Petrustype, Algemeen Stemrecht in beginsel en toepassing en nog vele andere brochures van zijn hand. Maar ook van anderen. Hier ontstond ook de pamfletten tegen koning Gorilla waarmee koning Willem III bedoeld werd. Deze koning was in socialistische kringen niet geliefd. Het hele koningshuis trouwens niet. Toen Wilhelmina als 18-jarige koningin haar onderdanen toesprak, schreef Recht voor Allen over haar: Het meisje is pas 18 jaar.
Toen in 1883 de Centrale Raad van de SDB naar Den Haag verhuisde werd Baye voorzitter, een functie die hij, met enkele korte onderbrekingen, tot 1888 zou vervullen. Baye behoorde ook tot de initiatiefnemers van de N.V. Het vereenigingsgebouw Walhalla. Dit gebouw in de Westerbaenstraat, dat al snel de naam De Roode Burcht kreeg, werd in 1883 voor f 14.000 aangekocht en op zondag 13 januari 1884 officieel in gebruik genomen. Het bood vergaderruimte aan ongeveer duizend personen en was tot 1890 het centrum van de Haagse arbeidersbeweging. Behalve vergaderingen werden er ook cursussen gehouden en talrijke kiesrechtdemonstraties voorbereid, vooral in de onrustige jaren 1885 en 1886. Pamfletten werden er gevouwen, wapenstokken uitgedeeld en oefeningen in het schieten gehouden. In november 1884 kreeg de SDB bovendien een eigen drukkerij, de NV Algemeene Boek- en Handelsdrukkerij Excelsior, in het gebouw naast Walhalla, waar Recht voor Allen gedrukt werd. De colportage van dit SDB-orgaan werd vanuit Walhalla gecoördineerd. Toen Domela Nieuwenhuis in 1887 na een jaar gevangenschap wegens vermeende majesteitsschennis vrij kwam, organiseerde Baye voor hem in Walhalla een groots onthaal.
bron: https://socialhistory.org/bwsa/biografie/baye
In 1967 verscheen een documentaire over het opkomende socialisme in de jaren 80 van de 19e eeuw, ontleend aan Recht voor Allen onder de titel HOP HOP HOP Hangt de socialisten op! De titel verwees naar een van de leuzen die de colporteurs van Recht voor Allen bij tijd en wijle naar hun hoofd geslingerd kregen.
bron: Wikipedia.
Bij Rintje kwam ook geld binnen van anderen met socialistische gevoelens. Zo gaf een vrouw 5 cent omdat een zwartrok mij beloofde te bestraffen omdat ik een slechte moeder was. Iemand anders schonk een strijdpenning van 5 cent omdat het socialisme blijft mij heilig trots (=ondanks) alle huichelaars. Vijf cent: Leve D.N. (= Domela Nieuwenhuis).
In de jaren 1889 en 1890 was Rintje van Weers in Den Haag het enige adres waar de mensen via een postwissel hun abonnementsgeld voor Recht voor Allen konden betalen. Een adres was niet nodig want iedereen die Recht voor Allen had, kende Rintje van Weers.
In 1890 zat hij in de kommissie om het St. Nikolaasfeest in Walhalla te organiseren. Kinderen van 4 tot 12 konden zich bij hem inschrijven. Voor Den Haag was Rintje de administratieve contactpersoon betreffende Recht voor Allen. Ook was hij voor de leden namens de Sociaal Demokratischen Bond het aanspreekpunt.
Uit de rechter advertentie uit Recht voor Allen kun je opmaken dat het nog allemaal goed is met Rintje. Een maand later zou het verkeerd gaan.
In 1890 verscheen in Maastricht een nieuw socialistisch blad: Volkstribuun, orgaan der Volkspartij voor de Zuidelijke Provinciën. Een van hun slagzinnen luidde: Armoede verwekt misdaad, wie dus de misdaad wil tegengaan, bestrijde de armoede. Van het begin af aan kon je dit blad ook bij Rintje kopen. Zijn naam en adres stonden in het blad, tot juli 1891. Het blad zelf stopte in 1895.
En al die tijd was Rintje ook nog lid van de Nieuwe Algemene Meubelmakersbond. Deze bond ging in 1891 weer samenwerken met de Algemene Meubelmakersbond waaruit het voort gekomen was. In september 1891 was er een langlopende discussie hierover geweest. Twee Meubelmakersvakbonden kon toch niet. Het was de bedoeling dat de beide bonden samengevoegd werden tot de Nederlandschen Bond voor Meubelmakers. De eisen die er lagen waren
Blijkbaar heeft Rintje problemen met de SDP en Recht voor Allen gehad, want in juli 1891 worden de leden van de partij gewaarschuwd geen geld meer aan hem af te dragen omdat hij ontslagen was.
En enkele dagen later worden zelfs mensen gevraagd zich te melden als zij bij Rintje tijdschriften hadden betaald en meegenomen.
Wat was er aan de hand. Daar kom je alleen achter door de notulen van de bijeenkomsten te lezen. Of de verslagen van de politiespionnen die bij die vergaderingen aanwezig waren.
7 juli 1891
Het begon met verslag nummer 399 van 7 juli 1891: Huishoudelijke Vergadering der Sociaal-democraten in “Walhalla” op dinsdag 7 juli 1891. Voorzitter E. Bachman, Aanwezig 53 leden.
Aan de orde is het verdwijnen van R.W. van Weers. Deze was belast met het innen van de gelden voor R.v.A. (noot: Recht voor Allen) en van de contributiën o.a. ook voor het begrafenisfonds der partij.
Bachman zeide: dat hij weg is, kan mij minder scheelen, maar wij kennen de abonnés niet allen, En dat is lastig.
L. Abas voerde aan dat hij op den loop was met veel geld, maar hoeveel is nog niet bekend.
W.v.d.Meer vond het ook niet mooi, : maar zeide hij, “’t is ook niet mooi dat L. Abas, M. C. Thomas en hij (R.W. van Weers) van F. Domela Nieuwenhuis hebben geleend ƒ 700,- en dat Abas en Thomas, v Weers voor de terugbetaling laten op komen, want dat zij weigeren dit te doen. Zij werpen nu de schuld geheel op v Weers en dat is niet in den haak.”
Men besloot de zaak nauwkeurig te onderzoeken.
20 juli 1891
Huishoudelijke Vergadering der Sociaal-democarten in “Walhalla”op maandag 20 juli 1891, Voorzitter E. Bachman
Aanwezig 87 leden.
‘t Is nu gebleken dat R van Weers (zie rapport 399) alleen wat van het begrafenis fonds alhier, heeft verduisterd ƒ 145,- en ƒ 94,- van den verkoop van brochures.
1 september 1891
Huishoudelijke vergadering der Sociaal-democraten in “Walhalla” op dinsdag 1 September 1891, Voorzitter P. Gestman, Aanwezig 100 leden.
W.A. van Oosten: Ook R. van Weers wilde hij geroyeerd hebben, daar deze met A. van Asdonk samen doet en de partij benadrukt.
J.H. Adam maakte een eind aan het tumult, dat dat voorstel veroorzaakte en stelde voor het royement aan te vragen van A. van Asdonk, W. van der Meer, R. van Weers en M.C. Thomas. Dit nu zal a.s. vrijdag in een bestuursvergadering worden overwogen en beslist.
4 september 1891
Huishoudelijke Vergadering der Sociaal-democraten in “Walhalla”op Vrijdag 4 september 1891
Voorzitter P. Gestman
aanwezig 180 leden.
Van Asdonk vroeg de royeering van M.C. Thomas en vrouw omdat zij hem geld hadden ontstolen. M.C. Thomas daarentegen beschuldigde R. van Weers en vrouw van diefstal, welke alweder L. Abas van diefstal beschuldigde.
Dit alles van oorzaak van een groot tumult. M.C. Thomas en de vrouw van van Weers zijn toen geroyeerd.
F. Domela Nieuwenhuis verweet R. van Weers, dat hij ondankbaar was, want dat de partij hem altijd had geholpen en hij nu deze verried.
De Zoon van Abas, die woedend was over de beleediging die R. van Weers zijn vader had toegevoegd, viel van Weers aan en gaf hem een pak slaag.
L. van Koert verweet R. van Weers daarop dat hij een oplichter was, want dat hij nog ƒ 400,- moest betalen aan de partij, welk geld hij arglistig in zijn bezit had gekregen. W. Hoekstra maakte aan het schandaal een einde door voor te stellen een ander onderwerp te behandelen. Daarvoor miste men echter de lust en dus werd de vergadering gesloten.
9 september 1891
Huishoudelijke Vergadering der Sociaal-democraten in ”Walhalla” op woensdag 9 September 1891, Voorzitter P. Gestman, Aanwezig 62 leden..
Behandeld werd het royement van R. van Weers.
A. van Asdonk vroeg aan L. Abas of R. van Weers al had teruggegeven het geld van het begrafenisfonds (zie de rapporten 399 en 403).
Abas zeide daarop dat R. van Weers zooveel geld had gestolen van den verkoop der brochures dat hij het geld van het fonds kon teruggeven.
Wat is gebleken, dat door het slechte bestuur van het begrafenisfonds alleen hier in ’s Gravenhage 40 leden zich hebben laten royeeren. Zij eischen hun betaalde inleggelden terug, maar R. van Weers, die de kas hield, heeft geen geld in kas Een Commissie is benoemd om die zaak te onderzoeken. Weer ontstond twist over de handelingen van R. van Weers, die de bazen, waar socialisten werkten, aanzette om dezen te ontslaan. V. Weers ontkende. A. van Asdonk ook zijne partij. W. Schouten ging daarop aan ’t schelden op van Weers en van Asdonk, zeggende dat het niet aanging van hen in de partij te branden.
Van Asdonk wilde Schouten te lijf, maar dit werd hun belet onder een algemeen geschreeuw van, “v Asdonk moet er ook uit!” De vergadering is toen maar gesloten.
In 1893 was de Sociaal Demokratische Bond verplicht om haar naam te veranderen wegens het regelmatig overtreden van de wet. In 1896 werd daarom de SDAP opgericht.
Rintje begon echter bij een andere bond, de ’s-Gravenhaagsche Werkliedenbond.
In april 1899 kocht de bond een pand aan de Bierkade 3 in Den Haag.
Partij 1: Jan Marinus Stobberingh, zonder beroep wonend in Den Haag en
Partij 2: Rintje Willem van Weers, meubelmaker, voorzitter van de ’s Gravenhaagsche Werkliedenbond
en
Johannes Martinus Nicolaas Erkelens, bankwerker, en secretaris van de ’s Gravenhaagsche Werkliedenbond
Beiden wonend in Den Haag.
De eerste comparant verkocht het recht op hypotheek aan de ’s Gravenhaagsche Werkliedenbond. Op het huis erf en tuin aan de Bierkade 3, (Kadaster H 874). Twee aren en 80 centiaren groot. De uitgang was door een gang of poort naar de Kranestraat (H876).
Stobberingh had dit huis gekocht uit het testament van Elisabeth Johanna Drost, weduwe van Roelof Abercrombie op 31 oktober 1874.
Hij verkocht het voor ƒ 18.000 en bevestigde dat hij met het passeren van deze akte al ƒ 2.000 van de Werkliedenbond ontvangen had. De rest van het bedrag zal eerst opeisbaar zijn op 1 mei 1909. En jaarlijks in vier termijnen 4% rente betalen.
Als onderpand gold het gekochte pand.
Roelof Abercrombie was in 1871 overleden en zijn weduwe in 1876.
Vervolgens sloten Van Weers en Erkelens een lening af voor het resterende bedrag. Beide heren verklaarden ten behoeve van de handelsvennootschap onder firma Baartz en zoon, brouwers in Rotterdam, vertegenwoordigd door de vennoten Willem Baartz en Hubertus François Hoyer, uit Rotterdam en brouwers, en/of de door hen nog op te richten brouwerij d’Oranjeboom NV, samen tot teruggave van een geleende bedrag van ƒ 6.500.
Als borg stelde de Werkliedenbond hun net gekocht hui aan de Bierkade 3. Op het pand rust een hypotheek van ƒ 16.000 ten. Behoeve van de heer Stobberingh uit Den Haag.
Een tweede hypotheek werd ook afgesloten:
Zij verklaren dat de Werkliedenbond wel degelijk schuldig is aan Jan Marinus Stobberingh, zonder beroep en Robert Wilhelm van Men, gérant van het hotel Zuid-Holland, beiden uit Den Haag een bedrag van ƒ 6.500 dus ieder ƒ 3.250.
Het bedrag moest op 1 augustus 1900 terugbetaald zijn. Ieder jaar vanaf 1 mei moest 4% rente betaald worden in vier termijnen: 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november.
Als borg stelde de Werkliedenbond het huis eigendom van de Werkliedenbond aan de Bierkade 3. Op dit pand rustten twee hypotheken, een van ƒ 16.000 en de tweede van ƒ 6.500.
Als voorzitter van de bond tekende Rintje de notarisakten.
Aan de Bierkade.
Vervolgens deed het bestuur in juni 1899 een verzoek bij de gemeente voor een vergunning tot verkoop van sterken drank in het klein. Dit gold voor de beneden voor- en achterzaal en de bovenzaal van het perceel aan de Bierkade no 3, te ’s Gravenhage.
Het pand werd op 12 augustus 1899 feestelijk geopend. Het was geheel gerenoveerd: en ingericht naar de eisen van die tijd. Beneden was een zaal met 500 zitplaatsen met daarin ook een toneeltje met daarachter kleedkamers.
Het Volksdagblad van 10 augustus 1899 schreef
Boven twee flinke zalen voor huishoudelijke vergaderingen, kamers voor bestuursvergaderingen, terwijl op de 2e etage zich bevinden een reeks slaapkamers. De gelegenheid is speciaal gemaakt voor de afgevaardigden der congressen welke aldaar zullen kunnen overnachten. In alle zalen bevinden zich buffetten, zoodat het hinderlijk heen en weer geloop bij bestellingen wordt voorkomen. Beneden zoowel als boven bevinden zich privaten en urinoirs, geheel beantwoordende aan de eischen der hygiëne. Van licht en lucht is het voldoende verzekerd en bij meubileerering enz van het gebouw zal rekening worden gehouden met de eischen van smaak en comfort, welke men aan een gebouw voor werklieden, bestemd tot vergaderen en gezellig verkeer, mag en moet stellen. Het geheel maakt een aangenamen indruk en het kan ook niet uitblijven of dit gebouw zal, in tegenstelling met zoovele, in stand blijven en zijn nut afwerpen voor de werklieden-beweging. Reeds zijn dan ook een 15-tal vereenigingen toegetreden, terwijl toezegging is ontvangen van meerdere.
Er hingen oa banieren van de Smidsgezellenvereeniging, de Meubelmakersvereeniging en de zangvereniging Kunst na den arbeid. Ook de Bakkers werkliedenbond maakte gebruik van de zalen. In maart 1900 sprak Troelstra hier.
Volgens de statuten was het doel van de Werkliedenbond:
De bond heeft ten doel om aan den werkman in zijne vrije uren gelegenheid te geven tot nuttige oefening en ontspanning, zoomede bevordering zijner stoffelijke en zedelijke welvaart.
Art. 3. Om dat doel te bereiken zal gelegenheid gegeven worden om samen te komen in een daarvoor aan te koopen en te exploiteeren gebouw, gelegen te ‘s Gravenhage. In dat gebouw zullen bijeenkomsten en vergaderingen gehouden, eene bibliotheek opgericht, geschikte nieuwsbladen ter lezing gelegd en gepaste spelen aangeschaft en ververschingen verkrijgbaar gesteld worden.
Art. 4. Tot de werkzaamheden van den bond zullen behooren, voorlezingen of voordrachten op wetenschappelijk en oeconomisch gebied, bespreking van onderwerpen betreffende het practische en theoretische gedeelte der verschillende ambachten en het houden van leercursussen in zang voor kinderen van leden en van voorbereidende cursussen in verschillende vakken, waarin ze later zullen worden opgeleid.
Art. 5. De zaken van het hierbovenbedoelde gebouw zullen openstaan voor elke vereeniging, van welke kleur of strekking ook, tot het houden van vergaderingen, voordrachten, voorlezingen , cursussen of feestvieringen.
Problemen
Al gauw kwam de Werkliedenbond door de aankoop van het pand in de problemen.
In december 1899 schreef het Bestuur een ingezonden brief naar de Bakkersbode. Hierin stond:
INGEZONDEN
Aan de Redaktie van de Bakkersbode.
Verzoeke s. v. p. plaatsing voor het onderstaande.
’s Gravenhaagsehe Werkliedenbond
BIERKADE No. 3.
(Goedgek. bij Kon. Besl. van 22 April 1899, No. 18).
Aan allen, die belangstellen in de arbeidersbeweging.
Verschillende vakvereenigingen te ’s-Gravenhage hadden het initiatief genomen tot het oprichten vaneen gebouw, wat zeer spoedig onder den naam van ’s-Gravenhaagsche Werkliedenbond« tot stand kwam. Verschillende financiers stelden ons in staat het huis Bierkade No. 3 tot dat doel in te richten. Reeds bij den aanvang bleken vele tekortkomingen om het gebouw, inden waren zin des woords, aan het doel te doen beantwoorden.
Reeds kort na de oprichting stuitten we af op verschillende bezwaren, en de meest mogelijke tegenwerking ondervonden wij van eenigen, die financieel in de zaak betrokken waren, en de noodzakelijkheid gebood ons, ons van hen te ontdoen en tegelijk daarmede zou een aanzienlijke jaarlijksche percentage daardoor worden bespaard. Deze en andere redenen bewogen ons tot het uitgeven van aandeelen ten bedrage van twee en twintig duizend vijfhonderd gulden, welke aandeelen wij splitsen in 500.—, 250.—, 100.—, 25.—, 10.— en 5 gulden.
Uit deze verdeeling blijkt, dat allen, gegoeden al niet-gegoeden, in de gelegenheid gesteld zijn, aandeelhouder van het gebouw te worden; alsook wilden wij voorkomen dat den een meer recht zou worden toegekend dan den ander, zoodat elke aandeelhouder, afgezien van het bedrag op het aantal der aandeelen slechts één stem zal kunnen uitbrengen, ten opzichte der financieele verhouding van het gebouw.
Zeer zeker zullen belangstellenden vragen: “welken waarborg hebben wij voor ons geld” ?
Wij antwoorden : “gij hebt de meeste waarborg” en dit zullen wij in korte trekken u trachten aan te toonen. De waarde van het gebouw bedraagt met inventaris ƒ 40.000, waarvan als eerste hypotheek gevestigd is ƒ 16.000; alzoo is de waarde van het gebouw ƒ 24.000. Voor / 22.500 aandeelen zullen worden uitgegeven, zoodat de waarde van het gebouw ƒ 1500 de eerste hypotheek en aandeelenkapitaal overtreft.
In het kortstondig bestaan is de levensvatbaarheid ruimschoots gebleken en naarmate het gebouw meer aan zijn doel zal beantwoorden, zal de exploitatie met meer vrucht kunnen geschieden. Het gebouw zal in de naaste toekomst in waarde stijgen, wanneer de Wagenburg zal worden vervangen en het gebouw volgens, het oordeel der deskundigen zoo niet hoekhuis, dan zeker het tweede huis zal worden vanaf het Wagenplein… De meest mogelijke zekerheid is dus den aandeelhouders verzekerd, dat hun geld al waarde in het gebouw ligt opgesloten en niet onmogelijk is het dat reeds het tweede jaar dividend aan de aandeelhouders kan worden uitgekeerd.
Het plan is van het aandeelen-kapitaal f 22.500 alle schulden, behalve de eerste hypotheek af te doen en van het resteerende de noodige veranderingen en verbeteringen aan te brengen. De aandeelhouders treden inde plaats der tegenwoordige financiers, waardoor wij ons, voornamelijk op het gebied van den handel, volkomen zullen hebben vrij gemaakt. Waar wij ons wenden tot hopen wij dat ons pogen met goeden uitslag zal worden bekroond.
Het Bestuur van den ’s-Grav. Werkliedenbond:
R. W. v. WEERS, President Doedijnstraat 93.
K. H. RANG, Secretaris Jacob v. Campenstraat 55.
H. SIEBOLTS, Penningmeester Jan van Riebeekstraat 15.
W. B. MULLER, Hobbemastraat 203.
J. BARELDS, Wijnand Nuijenstr. 15.
J. HAGERAATS, Vaillantlaan 93.
Voor korte tijd was Rintje van Weers de voorzitter. Begin januari 1900 was een ander al voorzitter. In april 1900 ging de Bond failliet.
Het ging verder bergafwaarts met Rintje. Ondanks zijn socialistische voorkeur en zijn inzet voor de werknemers, ging hij zelf in 1901 ook failliet. Bij vonnis van de arrondissements-rechtbank te ‘s-Gravenhage, dd. 14 Mei 1901, is R. W. van Weers, meubelmaker, wonende te ‘s Gravenhage, Brouwersgracht n°. 30, verklaard in staat van faillissement, met benoeming van jhr. mr. J. F. Schuurbeque Boeije, rechter in voormelde rechtbank, tot rechtercommissaris, en ondergeteekende, advocaat en procureur, van Blankenburgstraat n°. 6, tot curator.’s Gravenhage, 15 Mei 1901. In februari 1902 werd het faillissement bekrachtigd.
Rintje overleed, 89 jaar oud, in 1926.
Hun dochter Anna, geboren in 1866, trouwde in 1897 met de smid Bartholomeus Coesel, geboren in Arnhem in 1869. Samen met enkele anderen wilde hij een poging doen om tot oprichting van een Federatie van ’s-Gravenhaagsche Vakvereenigingen te komen. Hetgeen mislukte.
In 1943 werd het pand Bierkade 3 voor ƒ 22.250 verkocht.
Klik hier voor Rintje van Weers in de Haagse Tak.