Francis Willem (Francois) Vanwersch (pater Frans van Wersch) werd in Kerkrade op 20 mei 1830 geboren als eerste zoon en vierde kind van Jan Joseph van Wersch, winkelier in Kerkrade en van Maria Souren. Het echtpaar kreeg negen kinderen. Helaas stierven er drie al erg jong. Zij kregen slechts één zoon, dat was deze Frans.
Frans van Wersch had een roeping en ging naar het seminarie. Op 19 april 1854 ondersteunden zijn ouders de Godsvruchtige voornemens van hunnen zoon den Heer Francis Willem Van Wersch, woonende te Kerkrade en thans in het Seminarie te Roermond op de Godgeleerdheid studerende om den Geestelijke Staat als Roomsch Katholijk Priester te aanvaarden.
Zij stichtten een rente van ƒ 1200 tot aan de eerste heilige inwijding van het Priesterschap dit jaarlijks te betalen voor zijn onderhoud.
In 1857 trad hij als 27-jarige op 27 september 1857 in bij de Jezuïten in het klooster in Ravenstein.
Tussen 1856 en 1858 was hij geestelijk leraar aan het Bisschoppelijk College in Roermond.
In 1858 verhuisde hij vanuit Roermond terug naar Ravenstein. De Jezuïeten richtten er een Latijnse school op, het Gymnasium Aloysianum. Het doel van deze school was tegenwicht te bieden tegen de protestantse scholen in de omgeving. Van heinde en verre kwamen studenten naar Ravenstein voor katholiek onderwijs.
Het was de bedoeling dat hij al in 1869 naar Zuid-Afrika zou afreizen. Hij had zich tijdelijk ingeschreven in Rotterdam bij een familie aan de Wijnhaven met de bedoeling naar Kaap de Goede Hoop te gaan. Dat zou dus nog even duren.
Tussen 1873 en 1875 was hij assistent in de Onze Lieve Vrouwekerk aan de Wijnhaven (Zuidzijde) 66 in Rotterdam. van pastoorJ. Escherich.
In oktober 1875 ging hij met anderen (vijf priesters waarvan drie Engelsen en twee Nederlanders: Arnold Widdershoven en Frans van Wersch) naar Zuid-Afrika en kwam aan in Port Elizabeth (op het landkaartje nummer 3). Hij verbleef in eerste instantie in het plaatsje Graaff Reinet (zie het landkaartje op nummer 1), inmiddels de vierde oudste stad van Zuid-Afrika.
In 1877 telde Graaff Reinet 16.940 mensen. Er waren vijf kerken: de Church of England, Nederlands hervormd, London Missionary, Wesleyan en de katholieke kerk waar Widdershoven en Van Wersch de geestelijken waren. Widdershoven was Arnold Nicolaas Jozef Hubert Widdershoven, geboren Imstenrade bij Heerlen op 11 december 1837 en overleden in Oudenbosch op 2 juli 1889.
Van Graaff Reinet vertrokken zij op een 1500 km lange reis naar Zambia, langs de rivier de Zambezi. In 1882 ging hij naar een klooster in Grahamstown (4). Daar bereikte hem in december 1882 het bericht dat de trappisten het klooster in Dunbrody (2) hadden verlaten. Pater Van Wersch ging daar met anderen naar toe en een jaar later moest hij terugkeren naar Graaff Reinet.
Dunbrody was een soort trainingshuis voor missionarissen in Zuid-Afrika. Hier leerden zij de talen, de gewoonten, de plaatsen etc. Het maandblad de Bode van het Heilig Hart van Jesus uit 1886 schreef: En nu een woord nog over Dunbrody. de E.P. Van Weersch met zijne leerlingen maakt het bijzonder goed. E.P. staat voor: eerwaarde pater.
In 1888 waren er in deze drie missieplaatsen totaal 62 geestelijken waarvan slechts tien priesters, vier in Dunbrody, drie in Grahamstown en drie in Graaf Reinet.
Blijkbaar keerde hij toch weer terug naar Dunbrody omdat hij daarin in juni 1888 ten gevolge van malaria overleed. Hij was 12,5 jaar in de missie en hij werd slechts 58 jaar.
Wie schrijft die blijft is een gevleugelde uitspraak.
Over het boekje Cynthia, Olympia en Gridonia van Gonzaga, dochters van Rudolf, broeder van den H. Aolysius van Gonzaga stond in de Maasbode van 1875 een recensie:
Het is bekend dat de familie Van Gonzaga als het ware eene familie van heiligen mag genoemd worden. Onder hen blinkt als eene stervan de eerste grootte de H. Aloysius Van Gonzaga, de patroon der jeugd; de glans dien deze beroemde heilige afwerpt, is misschien oorzaak, dat de overige leden zijner familie, die door een heilig leven op aarde hebben uitgemunt, minder bekend zijn; daarom achten wij het van den eerw. pater Fr. Van Wersch S. J. een verdienstelijk werk eenige meerdere bekendheid aan familieleden van den H.Aloysius Van Gonzaga te geven. In een allerliefst boekje, bij den uitgever J. Beerendonk te Amsterdam verschenen, verhaalt hij de levensgeschiedenis van Cvnthia, Olympia en Gridonia, dochters van Rudolf, die een broeder was van den H. Aloysius van Gonzaga.
De geschiedenis dier drie maagden is zeer belangrijk en kan onder godsdienstig oogpunt voor velen zeer nuttig zijn. Het boeiend verhaal bevat een rijkdom aan schoone lessen, die de aandachtige lezer ongemerkt ontvangt en hem groot voordeel kunnen doen. Wij wenschen dit werkje in veler handen te zien en den geachten schrijver lust en moed om ons op nog meerdere dergelijke nuttige werkjes te vergasten. Ongewijfelt sticht hij er groot nut mede.
Bron: Maasbode 29 april 1875.
Destijds kostte het boekje ƒ 0.30. Het boekje Beschouwingen over het Heilig Hart van Jezus kostte in 1874 ƒ 0,20.
(blz 1)
Graaff Reinet 29 november 1875
Ziedaar reeds maar meer dan twee maanden voorbij, sinds Ew. ons met de andere Paters naar de Hamilton [1] vergezelde, die ons des morgens om half vijf in Harwich bragt; omtrent half acht waren wij den 17 Sept. in London en lazen daar de H. Mis. De reis was zeer voorspoedig, en de bediening op de boot zeer goed, wij hadden eene cabine voor ons, zooals de meesten slechts voor twee personen waren. De Paters in London ontvingen ons zeer hartelijk en wij zagen zoo veel als wij konden van de merkwaardigheden der Stad. Den 18 kwam ons Mgr.Ricards [2] bezoeken, Z.D.H. is 46 jaar oud, was meer dan 25 jaren in Zuid Afrika Missionaris, en volgde voor omtrent zes jaren Mgr. Moran op (die naar Australien is verplaatst) als Ap. Vicarius in het distrikt Grahamstown. De Zuid Afrikanen schatten hem zeer hoog omdat hij zooveel arbeidt voor de opvoeding der jeugd, hij is zeer innemend, en zeer goed op de hoogte in vele vakken. Het Collegie te Grahamstown [3], waarvoor hij onze Paters heeft gevraagd kostte hem 7500 pond. UE ziet dus dat hij nog al wat bij een verzameld heeft, voor zijn reis naar Europa werden hem 3000 pond geschonken.
Woensdag den 22 Sept. begaven wij ons per spoor naar Darthmouth [4], waar heen onze boot “Edinburgh Cartle” [5] reeds vroeger vertrokken was, de sneltrein maakt 60 uren afstand in 6 uren tijds; om 7 uren ’s avonds begaven wij ons aan boord van de boot. De engelsche Paters zijn PP Bridge (rector) Law en Lea [6]; die broeders vertrokken insgelijks met ons, maar hadden op de boot tweede klas. Ofschoon Mgr. het goed heeft gemeend, was de keuze der cabine niet zeer gelukkig, het was de laatste van het schip, kort bij de machine, eene zeker plaats ernaast, en daarin waren wij met zeven man, de vijf Paters en Fh. Allen (Priester uit Ierland) en Fh. Maggiorati (uit Genua). Een andere
blz 2
Priester Fh Fanny was in de cabine van den Bisschop. De drie engelsche Paters lazen in de cabine der broeders, bij ons was het zoo moeijelijk dat ik slechts een keer of vijf heb gelezen., P. Widdershoven heeft soms in de andere cabine gelezen, daar P. Lea ziek was en niet lezen kon.
In ’t geheel waren 102 Pass. van de eerste en 50 der tweede klas aan boord; wij verlieten Darthmouth den 23 om 12 ure ’s middags. Volgens de voorspelling van br. Hollenkamp had ik het vooruitzicht van veel te moeten lijden, ik heb dan ook eens na het dinner wat gevoeld, en toen naar boven moeten gaan, en verder is de maag ietwat van streek geweest. P. Widd. heeft acht dagen bijna niets gebruikt
De dagorde der boot was :8½ ontbijt, 1 lunch, 6.dinner; ’s Zondags las de bisschop in de Salon om 9; en de Kapitein hield Godsdienst om 1½. Dno Perk preekt ’s avonds.
Den 25 zagen wij Spanje en den 28 hielden wij stil bij Madeira, van waar ik een brief aan R.P. Provinciaal heb geschreven; den 29 was er eene zonsverduistering te zien. Den 2de Oct. zagen wij den vuurtoren van kaap vert en verder niets meer tot de Kaapstad waar wij den 17 ’s avonds om 3 ure de haven binnen liepen. In het begin der reis was het warm, toch onder de linie en verder was het soms zoo koud dat men de winterjassen gebruikte.
Dr. Leonard, de Bisschop te Kaapstad en zijn geestelijken kwamen ons afhalen en ontvingen ons zeer vriendelijk. Het is niet noodig de stad te beschrijven, in ’t algemeen is die nog dezelfde als toen UE. daar was, alleen de haven is er bij gekomen. De kathedraal is tamelijk mooi, maar niet zindelijk genoeg onderhouden, misschien daarom, wijl ze eene reparatie aan ’t dak moet ondergaan. Om 6 ure was het dinner bij den Bisschop die ons allen verzocht, voor den tijd dien wij in de Kaapstad moesten doorbrengen, P. Bridge maakte het eenigzins goed, door Z.D.H. zes pond voor de reparatie der kerk te geven. Behalve de geestelijken was er een oude kennis van onze Bisschop, die alles deed wat hij kon, om ons pleizier te doen; Mr. O Reilli. Een der kapelaan: Rev Mc Anliffe is deze zomer bij de Broeders in den Haag geweest om hollandsch te leeren, hij kendt P.Elsen en P. Prinzen.
’S Zondags na het dinner begon de godsdienst oefening in de kerk, eerst
blz 3
bad de Bisschop het rozenhoedje voor, daarna Vespers en Preek, gehouden door een der kaplaans: Dr Colgen, Tegen 10 ure bragt ons Mr. O Reilli naar de boot, die omtrent 25 minuten van daar in de haven lag. ’S anderen daags las ik om 7 ure in de kathedraal. Na het ontbijt kwam Mr. O Reilly met eene rijtuig om ons door de Clove te brengen, dat is een zeer aangename wandeling door de bergen. Later bezochten wij de school der zusters (Dominikanessen) en der broeders Maristen, en de publieke tuinen door de hollanders aangelegd, deze zijn echter niets anders dan mooie eikenlanen.
Den 19 Dinsdag bleven wij na de H. Mis aan boord om een brief aan R.P. Provinciaal te schrijven. ’S woensdags bezochten wij het Muzeum, de bibliotheek en den bothanischen tuin, en na den middag het convent der Dominik. te Wijnberg [7] er zijn 10 Kath. en 17 prot Pensionnairen; het huis is niet veel maar de tuin overheerlijk, met een beekje in het midden; 40 aren groot werd dit voor 12 jaren gekocht voor 800 pond.
Donderdag na het dinner namen wij afscheid van Dr. Leonard en zijn geestelijken en tegen 4¾ vertrok de boot naar Fort Elizabeth. Om 9 ure waren wij tegen over de Kaap de goede hoop, en ’s zaterdags om 8 ure bereikten wij de Algoa-baai (Fort Elizabeth) men zeide dat van de 100 reizen, slechts één zoo voorspoedig was als de onze.
Hoe wij door de inwoners van Fort Elizabeth werden ontvangen, heeft UEerw. zeker gelezen in de Couranten, die wij hebben overgestuurd. mochten die niet zijn aangekomen, weest dan zoo goed het te schrijven, dan stuur ik anderen.
Te Fort Elizabeth namen wij (Jezuiten) onzen intrek, in de school der zusters te Noordeinde, waar de zusters slechts overdag komen om school te geven, en deze week was het holydag (Congée).
Van de boot werden wij naar de S. Augustinuskerk gebracht, waar Z.D.H. het Te Deum zong, daarna werd hij verwelkomd in de zaal der Zusters (Dominik. die insgelijks meer prot. dan kath. in het pensionaat hebben) en tegen 2 ure gebruikten wij de lunch bij Fh O Brien,
blz 4
(de pastoor van St. Elizabeth) Bourgunder mousseux, Champagne (Chempeen) Kaapwijn, gebak, aardbezien, oranje appelen enz. en zoo ging het de geheele tijd te Fort Elizabeth. ’S Zondags om 10 zong de Bisschop de H. Mis, terwijl alle priesters in rokat om ’t altaar zaten; na de Communie hield Z.D. H. een zeer schoone preek, die grooten indruk op allen maakte. Om 3 ure was er een meeting in de groote zaal van het stadhuis, en ’s avonds vuurwerk door de stad (later zagen wij in de Couranten dat de niet kathol. ontevreden waren, en in de Stadsraad werd er over geklaagd, dat de burgemeester geen permissie gaf om de 5 Nov. (Buskruit zamenzwering onder Karel I, Flox enz ). vuurwerk te maken, terwijl die permissie bij de aankomst van den Bisschop aan de roomschen was gegeven; ook klaagden de afgescheidenen er over dat hun de zaal van het Stadhuis werd geweigerd om er godsdienst te houden, terwijl die voor de katholieke meeting had gediend.
’S maandags om 6 ure kwamen de rijtuigen om ons naar de buitenplaats van den heer Murphy (een Ier) te brengen, waar een groote jagtpartij werd gehouden. Tegen 10 ure kwamen wij daaraan; na eene kleine verversching trokken de jagers uit, maar schoten bedroefd weinig, slechts eenige leeuwerikken, geen enkelen bok. Om 3 ure werd er een groot zeildoek voor het huis in het gras uitgespreid daarover een tafellaken enz, en toen lagen wij met 32 man aan tafel, terwijl een stuk of 10 jongens later moesten eten. Om 5 ure naar huis.
’S Dinsdags matinée musicale bij de Zusters; ik bewonderde vooral de schoone harpen, die men bij ons zelde ziet, en die hier een heerlijk effect maakten.
’S Woensdags ging het per spoor naar Uitenhage [8] (engelsch: ioetenheeg) bij Pastoor Farelli, daar aangekomen gebruikten wij de lunch, en begaven ons dan met rijtuigen naar de springs (bronnen); de bosschen die wij thans doortrokken waren heel verschillend van die bij Mr. Murphy, ’s maandags waren het laurierboomen, thans accaciasboomen, en cactusboomen, want die cactussen ware zoo groot
blz 5
als boomen, soms 2 centim. doorsneden en 3 tot 4 meters lang. Na anderhalf uur rijden kwamen wij bij de fonteinen, en zochten daar de beste plaats om ons dinner te gebruiken, men had kalkoen, kip,ham enz. medegebragt. aardappelen werden er gekookt, en in plaats van het bronwater, dat toch bij het opborrelen niet frisch meer was, gebruikten wij ale, sodowater, chempeen enz. Dit uitstapje was iets eigenaardigs voor die streek, ik vond het echter niet zoo heel pleizierig om mijn dinner zoo ver te gaan gebruiken. Toen wij ’s avonds te huis waren, kwam de geheele gemeente Z.D.H. groeten, en gaf hem met de toespraak een beursje met 70 pond. Mgr. verhaalde zijn geheel reis, en schreef aan de gebeden der geloovigen toe dat hij zoo goed in alles geslaagd was.
Na de toespraak van Mgr. werd de benedictie met het Allerheiligste in de kerk gegeven, en zoo was het tijd geworde om te gaan rusten; wij sliepen in een hotel, en donderdags smorgens om 8 ure, zaten wij in de spoorwagen om naar Fort Eliz. terug te keeren. Te Fort Elizabeth maakten wij kennis met een Duitsche familie uit Beieren die ons op beiersch bier onthaalde en beloofde ons later wat te sturen, als dat komt zullen wij waarschijnlijk hier het eerste bier drinken, de flesch kost hier 150 gl.
De kath. in Fort Elizabeth vormen er de talrijkste gemeente, en zijn welvarend, behalve de Vincentius vereeniging bestaat er die van St. Patrick, die thans een Casino bouwt voor 8000 pond. De pastoor, geassisteerd door Fhater [9] Allen (die met ons kwam) en een kweekeling geven thans school voor de jongens dagelijks van 9 tot 4 ure. Ook de Pastoor van Uitenhage gaf school. en heeft zeven internen, men zou ook graag hier eene school openen maar hoe dat zou gaan weer ik niet, wij zullen de komst van Mgr. en P. Bridge, die ook onze Rector is, afwachten, die ons in Januari komen bezoeken.
Des Vrijdags morgens begaven wij ons naar het station om de reis naar Graaff Reinet te aanvaarden, en Mgr. met de overige naar Grahamstown. Eenige Katholieken waren weder aan het station en gaven ons de kaartjes, tot Sommerzet [10] , die kostten 5 pond, en daar de Iersche
blz 6
Priester, die vroeger reeds te Graaff Reinet was en daar tot de komst van Mgr. zal blijven, maakte dat 15 pond, te Sommerzet vinden wij een rijtuig, dat de roomschen van Graaff R. hadden gestuurd, Wij hadden twee en een half uur het spoor en toen vonden wij den Postwagen met vier flinke paarden bespannen, die om de 4 uren werden veranderd. De eersten dag was de ergste, wij moesten over drie bergketens ieder van 2000 voet, de weg kronkelde zoo geweldig, dat wij om een half uur verder te komen 2 tot 3 uren moesten rijden, ’s avonds om 9 uren kwamen wij bij John aan, waar wij bleven logeren, behalve wij drie, was nog een engelschman met zijn nicht bij ons, die ’s avonds in de duisternis nogal benauwd werd. wanneer het rijtuig op steenen teregt kwam. Fh. Fitz Henry (de iersche Priester) vertelde haar dat het eijeren van struisvogels waren, en dan eindigde alles met eens hartelijk te lachen.het hotel was hier zeer goed.
’S Zaterdags tegen 6 uren stapten wij weder in het rijtuig en kwamen te Sommerzet tegen 4 ure. Hier zijn drie roomsche families. Sommerzet is een mooi stadje. aan den voet van een berg gelegen en goed voorzien van water, de protestantsche Kerk is er zeer mooi, en het latijnsch collegie zeer fraai. Wij namen onzen intrek in het hotel maçoniek, dat slechts een paar huizen van de voornaamste roomsche familie verwijderd is, ’s zondags werd er stil mis gelezen, en twee andere missen bij de roomschen; wij verbleven er tot maandag morgen, om met ’t feest van Allerheiligen nog vroeg Mis te lezen. De heer Mc Namare (zoon der zee) hotelhouder (Kath) uit Pearston [11] (pierston) kwam hier met het rijtuig uit Graaff R.10 maar kon niet met ons vertrekken, daar het rijtuig slechts drie man kon bevatten, maar had gezorgd dat wij des avonds in zijn huis te Pearston goed ontvangen werden; onder weg daarheen stapten wij bij Bamberg af, een neef van onze goochelaar, die voor twee jaren hierheen was gekomen. Om vier ure te Pearston een plaatsje van omtrent twaalf huizen maar anders geen roomschen dan de heer
blz 7
Mc. Namara en zijn Dochter, zijn vrouw is protestant. Dinsdag om 7 uren begonnen wij onze laatste dagreis naar Graaff R. wij hadden een weg van 160 mijlen afgelegd, er bleven er nog 30 over. Ik heb niets gezegd van de streek die wij doortrokken, die was in ’t algemeen bergachtig, meestal klein gewas wat op heide geleek, hier en daar accasiastruiken of cactussen; waar bronnen waren zag men gewoonlijk eene boerderij (misschien een dertigtal op de geheele reis) en daarbij eenige boomen; twee of driemaal zagen wij eene kudde (20-30) wilde bokken, die er zeer netjes uitzien, lichtbruin op de rug, dan een streep zwart bruin en wit onder den buik. Op de heide loopen kudden van 1000 tot 2 a 3 duizend schapen en geiten.
Te Greetfontein, een paar ure rijdens van Graaff R. kwamen Mh. en Mj. Lynch ons afhalen, ze hadden het dinner voor ons besteld bij den Engelschen, defigen hotelhouder wiens vrouw eene duitsche is. Tegen half zes kwamen wij eindelijk hier aan. Zoodra ik de stad in de verte zag liggen bad ik een Wees Gegroet om alles aan de H. Maagd aan te bevelen. Hier ging het echter ook gelijk het op vele plaatsen onderweg was gebeurd, en meent na een kwartier ergens te zijn, en na een kwartier trekken de bergen achteruit, en dat soms twee tot driemaal toe.
Graaff R. ligt van alle kanten tusschen bergen, slechts twee uitgangen open latende, de Spandau is de voornaamste top er van. Men bracht ons eerst naar ons huis; van huis en tuin enz. ziet U Eerw. de platte grond geteekend op pag. 11.
Het huis is omtrent 12 meters lang, en 7,20 meters breed. Langs de straat zijn No.1 en 3 kamers, no 2 is de gang, die uitloopt op de refter, nr 5. No 1 dient voor spreekkamer, no 3 voor P Widdershoven, zij zijn 4,70 lang en 4.00 breed. No 5 is 4,70 lang en 3,20 breed; no 4 is de keuken en no 6 is mijn vertrek. waaruit ik onze knecht heb verdreven die verhuisd is naar no 7 een oud gebouw wat vroeger voor kerk en pastorie diende, en thans tot school zou moeten ingericht worden, het huis heeft slechts een verdieping, het platte dak dient te gelijktijdig als gewelf der kamers, en kelder is er niet. No 8 is de
(blz 9)
Fh Fitz Henry is 18 Nov. met P. Widdersh. naar Aberdeen en Murrayburg vertrokken om daar de roomschen te bezoeken. P. Widdersh. kwam den 26 te huis, terwijl de andere nog verder gaat naar Richmond en Hopetown.
Er was een kwestie om voorloopig in ’t Hollandsch te preken, doch P. Widd. en ik waren er nog niet voor, daar dat enkel voor de niet kath. zou geweest zijn, om aan die kwestie een einde te maken heb ik Zondag 21 Nov. de stoute schoenen aangetrokken en in ’t Engelsch gepreekt, en ’s namidddags catechismus gegeven, ik heb hetzelfde verleden Zondag gedaan, de geloovigen waren daarover zeer tevreden, zij hadden zulks niet verwacht.
Wij hebben thans een tuinman hier, die tot de zwarten kan gerekend worden, zoodra ik hem aansprak begon hij over godsdienst, en gaf zijn verlangen te kennen, om ons in ’t Hollandsch te hooren, (de meeste zwarten spreken hollandsch). Hij addresseerde zich vandaag opnieuw aan P. Widdersh. en daar Z.Eeerw. juist eenige hollandsche catechismussen had ontvangen, gaf hij hem er een mede (30 Nov.) Deze morgen maakten wij weer een praatje met den man van 72 jaren: hij vertelde dat hij gisteren avond den geheelen tijd in dat boek had gelezen, dat hij een geheele kast met boeken had, maar nooit zoo iets had gezien, dat daarin alles in het kort werd uitgelegd en men kon zien dat het valsch was dat de roomschen de beelden aanbaden; dat bij de protestanten geen liefde, maar hoovaardij was, dat er onderscheid van personen werd gemaakt, bij de roomschen niet, die integendeel deden gelijk de Heere Jesus had gezegd: komt allen tot mij enz. Dezen morgen was zijn achtentwintig jarige dochter bezig den catechismus te lezen, zijn vrouw zou liever een engelschen catech. hebben, hij had haar gisteren uit den hollandsche voorgelezen; verder zeide hij, gaarne meer boeken te hebben, om die aan bekenden te geven enz. Ik was verwonderd dien man zoo te hooren spreken; hij bid des morgens het Onze Vader en als hij den kortsten weg naar den hemel kent, zegt hij, dan is het voor zijn ouderdom zaak om dien te volgen.
Wij zullen zien wat er van komt; Mgr meende dat: als er maar een paar
blz 10
voorname vooruitgingen; misschien kan het ook omgekeerd gebeuren: het rijk der hemelen is immers voor de armen; intusschen beveel ik de geheele zaak in aller gebeden. Het getal roomsche in ons geheel district kan nog al merkelijk toenemen voor dat het te groot wordt, behalve Graaff Reinet hebben wij Aberdeen met zes families en 31 personen, Pearston met 2 man, Murrayburg 2 huisgezinnen 16 personen, Richmond 4 families en 18 pers. Hopetown met 2 of 3 huisgezinnen?
Dus alles samen omtrent 200 geloovigen; het naaste bij ons is Aberdeen en Murrayburg en om naar een van deze plaatsen te reizen kost aan de postwagen 5 pond; hoe het zal gevonden worden om die reis eenige keeren te maken weet ik niet; voor de reis van P. Widdersh. en Fh Fitz Henry zond de Bisschop 20 pond maar als zij niet door de geloovigen geholpen waren, zou dat niet genoeg zijn geweest. Onze Residentie is vroeger voor 1500 pond gekocht en behoord thans aan de engelsche provincie, wij zullen derhalve moeten hooren wat R.P Gallwey de Provinciaal van Engeland zegt.
Onze tuin was verhuurd toen wij hier arriveerden, en de huur liep nog zes maanden, voor 4 pond werd ons die terstond afgestaan, dus zou men zeggen dat al het fruit met de druiven niet meer dan 4 pond waard zijn, want de huurder was een protestant die zijne rekening wel zal gemaakt hebben.
Hier begin het thans warm te worden, doch in het algemeen niet zoo drukkend als te Rotterdam, ik kan bijna niet begrijpen dat wij in den advent zijn, hadden wij geen brevier te bidden, dan zou men in de war geraken. -Ik wensch U Eerw. een zalig nieuwjaar, veel heil en zegen voor de residentie, en hoop dat UEerw hetzelfde zal wenschen aan alle PP en FH vooral aan R.P Provinciaal. Wij maken het wel, vele groeten van P. Widdershoven.- In Unione SS.CC.
Servus in Christo
Fr. vanWersch S.J.
NOTEN
1 De Claud Hamilton was in 1875 nieuw gebouwd in opdracht van een Engelse reder als postboot tussen Harwich en Rotterdam.
2 James David Ricards werd in 1871 tot bisschop gewijd
3 Bedoeld wordt het seminarie in Grahamstown, gesticht door bisschop Ricards in januari 1873. Hij vroeg toen aan diverse Jezuïetenorden om paters te sturen.
4 Dartmouth
5 Edinburgh Castle
6 In 1875, a party of Jesuits including Fr John Bridge (the first Rector), Fr John Lea and Fr Augustus Law, brothers, teachers and students set sail for Grahamstown. St Aidan’s College accepted its first cohort of students on 31 January 1876. Bron.
Pater Law is op 25 november 1880 overleden aan koorts en uitputting in de kraal van koning Oemsila. / Umsila aan de Zambesi.
(Bron: De katholieke missiën; geïllustreerd maandschrift)
7 Wynberg: een voorstadje in het zuid-oosten van Kaapstad. En deze link voor meer info.
8 Sinds 2001 maakt Port Elizabeth samen met Uitenhage en andere vroegere gemeenten deel uit van de gemeente Nelson Mandelabaai. De stad telde in 2020 ongeveer 960.000, waarmee het de zesde grootste stad is van Zuid-Afrika. (Wikipedia)
9 Hij bedoelde Father.
10 Somerset East ligt ca 180 km van Port Elizabeth.
11 Pearston is 77 km zuid-oost van Graaff-Reinet
12 Jacob Cornelis te Water, geboren Den Bosch 21 augustus 1835, overleden Graaff Reinet 21 september 1913
13 Gerrit Arnold Theodoor de Graaff (1831–1889) wanderte 1850 nach Südafrika aus und begründete einen dortigen Familienzweig, der noch heutzutage blüht. 1834 hatte er im Kindesalter den ersten Stein des Neubaus der Reformierten Kirche Polsbroek gelegt.
De Graeff hatte 1834 im Kindesalter den ersten Stein des Neubaus der Reformierten Kirche Polsbroek gelegt. Es handelte sich um dieselbe Schaufel mit der vor ihm schon sein Ur-Urgroßvater Gerrit de Graeff im Jahr 1723 den ersten Stein der Kirche von Ilpendam legte. Er wanderte 1850 an das Kap der Guten Hoffnung nach Südafrika aus. Er ehelichte 1854 mit Agnes Henrietta van Rissen und hatte sechs gemeinsame Kinder. 1884 war er für einige Monate in Batavia [Jakarta, Indonesien]. Nach seiner Rückkehr wurde er Sekretär des Executive Komitees von Port Elizabeth und hernach von Graaff-Reinet. (Wikipedia).
1: Aankomst in Kaapstad
2: Uitstapje naar Wynberg
3: Terug naar Kaapstad en met de boot naar Port Elizabeth
4: Uitenhage
5: Somerset East
6: Pearston
7: Graaff Reinet. Vanaf Port Elizabeth 313 km.
Graaff Reinet 17 januari 1876
Frans schreef weer een brief aan de Provinciaal in Leuven. In deze brief beklaagt hij zich: ware het wellicht beter geweest alles met geduld te verdragen, en verder alles aan de Voorzienigheid over te laten. Hetgeen ik thans ook doe, maar meen toch te moeten schrijven sinds ik zie dat P. Widdershoven, misschien nog meer ontevreden is, dan ik, daar ik echter veronderstel dat EP breedvoeriger zal zijn, kan ik korter zijn.
Enkele dagen geleden waren bisschop Ricards en rector pater Bridge bij hen op visite geweest. Vanwersch en de bisschop gingen naar Murraysburg waar de bisschop het vormsel moest toedienen. Zij vertrokken om 6 uur in de morgen met twee paarden die later tegen vier muilezels werden geruild. Twaalf uur later kwamen zij tegen zessen in de avond daar aan. Frans hoorde de biecht van de zes vormelingen, moest de volgende dag les geven terwijl de bisschop later die dag het vormsel toediende. Dezelfde dag gingen zij weer terug. Op de terugweg hoorde Frans dat hun huis in Graaff Reinet met ⅓ van de tuin verkocht zou worden en dat de school over zes weken zou beginnen. Het was aldus niet de moeite waard ons eens te consulteeren.(…) Dus gaan wij thans een school bouwen en naar het oordeel van Mgr zal P. Widdershoven les in ’t Fransch enz kunnen geven, terwijl P Vanwersch, de verschillende steden bezoekt.
Vervolgens beschreef hij hoe de rector Bridge met hen omging. Veronderstel dat er de Prov. van Holland twee engelschen had gevraagd om voor engelschen in Batavia te zorgen. Die twee Paters wordt geen tijd gegeven om hollandsch te leeren; en komen daar aan, worden van de hollandsche Paters gescheiden naar een verwijderde plek gezonden en staan daar ze kijken met hun engelsch. zij vinden geen enkel engelschen katholieken.
(..). De hoofdzaak hier is engelsch wat de taal aangaat. (…) Ik heb eenige keeren in ’t engelsch gepreekt, maar die kan men letterlijk van buiten leren, en dan is het nog niet veel; ik heb ook catechismus gegeven dat is heus veel moeielijker.
Hij schreef verder dat Engelse priesters beter op zijn plaats waren geweest dan twee Hollandse priesters. Dan gaat hij verder over zijn collega paters Widdershoven. Frans zegt dat hij goed met hem samenleeft, maar wel dat hij een andere mening heeft dan hem. Ik zou geen overtollige kosten maken, maar toch nuttige uitgaven niet vermijden. Zoo ten eerste zou ik gaarne zien dat beter gezorgd werd voor eten en drinken; ik heb hem daarover gesproken bij gelegenheid, dat wij des vrijdags bij ’t eten niets hadden als droog brood met kaas en koffij; ik heb er bij gevoegd dat ik daarover verder geen ruzie zou maken. Nooit soep, nooit meer dan een portie ’s middags, altijd thee ’s avonds, dunkt mij niet goed. (…) Verleden maandag vroeg ik aan de knecht waarom hij. mij zoo smerig waschwater had gegeven, en niet van dat wat wij gebruiken voor ’t eten en om te drinken? Maar, Pater dat stinkt was het antwoord.
De zuinigheid strekt zich verder uit tot andere dingen! Waarom geen bibliotheek laten maken? nu zitten de boeken in de koffers! Waarom geen klok gekocht? De knecht heeft geen horologie, nu is het eten tusschen 12 en 2, maandag dus om één, morgen om half twee, en overmorgen om twaalf enz. Wie zal in zulke omstandigheden altijd getrouw zijn examen doen. ’S avonds weer ’t zelfs; heden om acht, morgen om 7 en overmorgen om half 7 enz. dat noem ik willekeur, en ik kan daar niet tegen.
Nu ik geloof dat ik thans een betere gezondheid geniet, dan hij; en daarom heb ik gewoonlijk de mis van 10 gezongen, altijd de vespers, en gewoonlijk den catechismus, hij heeft nog niet gepreekt, nog geen catech. gegeven, en nog nooit de vespers gezongen. Ik hoop dat ik verder voor hem die diensten zal doen, maar hij geeft te weinig. en weigert te veel, ten minste naar mijn inzien.
Frans vroeg of de Provinciaal pater Widdershoven zou willen aandringen om meer te doen, zonder te vermelden dat Frans dat geschreven had. Ook vroeg Frans of zij een of twee Engelssprekende paters erbij zouden mogen krijgen.
Tenslotte: ik verlang zoo naar een brief uit Holland, sedert ons vertrek hebben wij nog niets gehad.. Voordat hij de brief verstuurde, schreef hij nog onder aan: Ik heb zoo even (18 Jan) brieven van 10 Dec. uit Kerkrade ontvangen moeder en familie maakt het zeer wel. Wanneer van U Eerw?
Op 25 juli 1876 schreef Frans aan de Provinciaal in Leuven onder meer dat hij bezig was met een boek over de Brieven en Leven van Franciscus Xaverius. Hij had al 1300 pagina’s klaar en nog 200 te gaan. Waarschijnlijk werd dit manuscript in 1895 door en onder de naam van de mede-jezuïet Willem van Nieuwenhoff met de titel Leven en Brieven van den H. Franciscus Xaverius, apostel van Indië en Japan gepubliceerd. Het was een dik boek van 754 pagina’s. Dat klopt dan aardig met die 1500 handgeschreven pagina’s van Frans Vanwersch.
In dezelfde brief schreef hij ook
Ik ben er in geslaagd om tien kinderen tot de eerste heilige Kommunie voor te bereiden welke zij den 16 Juli gedaan hebben. De week te voren, kwamen zij des avonds om half vijf, ik gaf hun dan een puntje, en de noodige oefeningen. Onder de hoogmis om 10 ure gaf ik hun weder een puntje, en het volk was wel voldaan over hunne houding. Na de H. Mis kwamen zij en hunne ouders met mij ontbijten, en om half vijf deden zij onder de Vespers de vernieuwing der doopbeloften, waarover ik eerst een woordje zeide; dat alles was voor Graaff R. Iets buitengewoons (…) Na dat de menschen uit de kerk waren, gaf P.W. (= pater Widdershoven) aan de 10 kinderen een rozenhoedje en scapulieren.
Graaff Reinet, 9 Jan. 1879
Rev. In X Pater
Ik wensch U een zalig nieuwjaar. Gods heil en zegen en ober de geheele Provincie. Tevens bedank ik UE hartelijk voor alle moeite met mijn handschrift. Ik had zoo veel niet durven vragen, zou er echter iets van komen dan zal het wellicht goed zijn eene andere verdeeling te maken. Ik maak het vrij goed, en mij dunkt van altijd beter.
P. De Wit, [1] zeide mij gisteren avond: “het gaat veel beter” Z. Eerw. Is momenteel van 12 tot 19 December op reis geweest en er reumatiserend van mede gebracht, die zelfs het hoofd aantastte. 28 Dec. was het zoo, dat ik hem des avonds na de recreatie nog aan bood om den doktor te gaan halen, maar hij wilde wachten tot den volgenden dag en toen was het beter. U Eerw kent hem genoeg, en het zal U daarom niet verwonderen, dat hij onlangs naar Murraysburg schreef: “Gij weer dat ik niet opzie tegen de postkar”. Dat postkarretje is open, en men heeft slechts een kleine steun in (tot aan?) de rug; daarbij zijn de nachten hier soms zeer koud. Toen de eerste reis moest gedaan worden, stelde hij mij voor om te gaan. Ik heb hem geantwoord dat ik daartoe bereid was, maar ik meende er bij te moeten voegen: dat ik zulks voor mij gevaarlijk achtte, daar ik licht duizelig wordt, en heel gemakkelijk kon overslaan. Sinds heeft hij gesoliciteerd, en natuurlijk van Mgr verkregen, om nog twee of drie plaatsen te mogen bezoeken, te weten Britishtown, dat 12 uren rijdens van Richmond is. Middelburg 12 uren rijdens van hier, en heen en terug van ’s avonds tot ’s morgens de hele nacht door. Dit zal wel voldoende zijn om UE op de hoogte te stellen en misschien zal hij zelf genoeg schrijven over de reis om de zaken nog duidelijker mee maken. Ik had gehoopt P. Bridge te spreken, maar zijn paard werd onderweg ziek, schrijf ik over de dingen van hier, dan weet P. De Wit alles zoo mooi voor te stellen, zoo als UE genoeg bij ondervinding weet. Wat zou UE mij aanraden?
Vele groeten
In Unione SS.CC.
Servus in Christo
Fr. Vanwersch S.J.
Noot
1 Antonius B. de Wit, geboren Hilversum 23 december 1823. Eerder pastoor van de Ignatiuskerk (Zaaierskerk) (1861-1877) in Amsterdam, daarna superior van de Jezuiten in Graaff Reinet, overleden 21 maart 1882 , 59 jaar doordat hij door zijn paard Bop eraf werd gegooid en ongelukkig op zijn hoofd terug kwam waardoor hij zijn nek brak. Hij was 26 jaar priester geweest.
De Wit was in 1877 naar Zuid-Afrika gegaan en werd missionaris aan de Zambesi.
(Bron: De katholieke missiën; geïllustreerd maandschrift).
Boekhandel Borg uit Amsterdam verkocht in mei 1882 een Photographisch Portret van wijlen den Zeer Eerwaarden Pater A.B. de Wit, Oud-Pastoor der St-Ignatiuskerk voor 50 cent. En bidprentjes van hem voor 3, 5, 7, en 15 cent.
De Eerw. P. Fr. van Wersch schreef (in 1881) onlangs den volgenden brief aan zijne zuster.
»Beminde zuster. Voor eenige dagen zag ik in mijn Directorium, op den 19 JuIij aangeteekend »Gulpen.” Dat moest zeker beteekenen, dat ik U, dien dag van den H Vincentius a Paulo, de H. Mis voor uw kloostertje beloofd heb; ik heb het er maai voor gehouden, in de hoop, dat gij nu ook voor ons en ons Africa een weinig zult bidden.
Met genoegen vernam ik, dat men bij U nieuwe schoollokalen gaat bouwen, hopende, dat gij ons zult overtreffen, daar het onze slechts 15 meter lang en 7 breed is, dat echter ook slechts voor een 70 kinderen moet dienen.
Om te bouwen heeft men echter geld noodig; daarom zal het U welligt dienstig zijn eens te vernemen, hoe wij het hebben aangelegd, om wat geld voor ons Kerkje bijeen te krijgen, liet zal u tevens iets nieuws aangaande onze Zuid-Afrikaansche gewoonten doen kennen.
In Holland, zoo als je weet, neemt men nog al eens zijn toevlugt tot eene loterij, in Engeland echter, en daarom ook hier in zijn kolonie, pleegt men liever een Bazar te houden, of eene fancy-fair. Sedert twee jaren hadden dan ook onze Dames zich daarop voorbereid. Wat het werk aangaat, stond onze flinke Hoofdonderwijzeres voorop, werd echter daarbij ondersteund door een twaalftal anderen, dat is te zeggen, door alle voorname Katholieken In ’t begin des jaars kwam bovendien tot ons geluk eene juffrouw hier logeeren, die in korten tijd verwonderlijk veel gedaan heeft. Zij is eene bekeerde non; want gij weet, dat de Anglicanen thans ook op hunne manier het religieuse leven hebben ingevoerd; jammer maar, dat er steeds zoovele van die eerwaarde zusters gaan trouwen, en alzoo het werk moeijelijk vlotten wil.
Bedoelde juffrouw nu, die wel gaarne in een Katholiek klooster zou gaan, doch er niet in geslaagd is, is niet alleen zeer bedreven in alle vakken, zelfs in het latijn en het grieksch, maar kent ook teekenen, muzijk, borduren, en ik weel niet wat nog al meer. Zij werkte tot twee ure des nachts, en was toch in de H.Mis ten half acht.
De Bazars, die hier gehouden worden, gelijken veel op openbare veilingen, waar eetwaren, kleederen, en zeer dikwijls eene groote partij vee wordt verkocht, zoo als ’t nog hier, acht dagen na ons, geschiedde ten gunste der protestantsche kerk, welke Bazar 500 pond (ƒ 6000) opbragt. In Britstown zullen misschien een 3000 bokken en schapen voor de aldaar te bouwen kerk verkocht worden. Zulk een Bazar kunnen wij gewis niet houden. Wij hebben geene Katholieke boeren, en wie anders zou ons al dat vee kunnen geven. Wij hebben dus een anderen weg moeten inslaan, misschien zoowat in ’t klein wat men te Amsterdam na den watersnood ondernomen heeft.
Acht dagen te voren werd dan in de plaatselijke Couranten (twee Engelsche en twee Hollandsche in dit kleine stadje van 3000 Blanken en evenveel kleurlingen) aangekondigd, dat den 24 en 25stenJunij de Bazar in de school naast de R. Kath. Kerk in Cradockstreet, zou geopend worden: van ’s ochtends 10 tot ’s avonds 10 ure. Entreegeld : van 10 tot 6 ure, een sixpence, van 6 tot 10, een shilling. (Gij weet dat een pond = 12 gulden is, een shilling 60 cent en een sixpence 30 cent; dit laatste wordt geschreven 6’1.)
De schoolzaal was zeer feestelijk met vlaggen en bloemen versierd en verdeeld in 10 vakken of stallen. Links, als men binnenkwam, vond men eene tent van wit hout en rood fluweel, waarin Miss. S. .. als Zigeunerin haar rol speelde. Hare kleeding was zeer rijk; maar eene beschrijving kan ik er moeijelijk van geven, daar ik er niet genoeg in thuis ben. Zij verdiende 5 pond, 7 sh.
Hierop volgde een stal, waarin modeartikelen verkocht werden. Hier dienden twee juffrouwen, eene Roomsche en eene Protestantsche, die een Spaansch costuum hadden aangenomen; zij maakten 33 pond, 16 sh. 9d. Daarna kwam de dipkettel de grootste ketel, dien men had kunnen krijgen; en die met zaagmeel gevuld was. Voor een sixpence kon men daarin woelen, zooveel men wilde, doch slechts één artikel er uithalen. Hierbij waakten twee Miss (1 Roomsche, 1 Prot.), die ook zeer rijk gekleed waren, en den tweeden dag 12 pond, 14 sh. konden aanbieden.
De vierde stal was voor hel naaiwerk, vooral kinderkleedjes. De eene Miss (R.) droeg een Zwitsersch; de andere (Pr.) een Circassisch costuum. Voor haar arbeid kregen zij 36 pond, 12 sh. 3d. Daarnaast was de stal voor de bloemen, en de Miss (Prot.) was dan ook gekleed als een bloemenmeisje uit Creta. Eenige bouquetten waren dien morgen uit Uitenhagen gestuurd, en er werd verkocht voor 30 pond 7 sh.
Om de heeren de moeite te sparen van naar den winkel te komen, liepen er drie kleine meisjes rond, twee Roomsche, en een Jodinnetje van hetwelk ik veel plaisier had. Eens stond ik naast haar, terwijl zij een bloem aan een knoopsgat vastmaakte, waarvoor zij eenvoudig 5 shilling (ƒ 3) vroeg; en toen de heer wat liet wachten, voegde zij er heel leuk bij: »een sirpence for waiting” (een 30 cent voor het wachten), en de heer moest maar opdokken.
De laatste stal aan de linkerzijde was bestemd voor den melkwinkei, waar toch ook kippen, boter, eijeren, enz. verkocht werden. De Roomsche Miss droeg een pak van een Noorweegsche boerin, de Protestantsche was als melkmeid gekleed. De opbrengst was: 17 pond, 8 sh. 4d.
Gebeurde het, dat men van verre kwam of ook anders voor den inwendigen mensch wilde zorgen, dan boden daar tegenover de twee zusters C. (Kath.) hun ververschingen aan; lieten zich echter 20 pond, 3 sh. betalen. Miss N. (Prot.) die als Tiroolsche gekleed was, stond voor de stal, waar struisvederen, schilderijen enz. verkocht werden. Eene schilderij haalde bij verloting 5 pond; twee van de H.H. Harten van Jesus en Maria 2 pond, 10 sh.
Twee protestantsche heeren hadden sinds lang hun vrijen tijd besteed, om lijsten te maken, die zeer mooi waren. Hier beurde men 38 p. 15 sh. 6 d. De stal waar speelgoed werd aangeboden bragt op 10—14—9. Miss S. (K.) als romeinsche jufvrouw en Miss R. (een Jodin) als tyroolsche, hadden haar borduurwerk reeds den eersten avond voor 20 p. 18 sh. aan den man gebragt, en van de laatste stal, waar breiwerk te koop was, bleef ook niet veel over. Hier was de eene eene Russische boerin, de andere eene Picardeesche. Opbrengst: 14 p. 4d.
Uit het bovenstaande zult gij opmaken, dat de Protestanten en Joden ons goed geholpen hebben, en tevens, als ik u zeg, dat aan de deur nog 31 pond 6 sh. gebeurd werd, dat de gansche som bij de 300 pond (ƒ 3600) beliep. Daar een pond 20 shillingen heeft, zou men de bezoekers op meer dan 800 kunnen stellen, want des ochtends betaalde men maar een sixpence.
Beide avonden kwam de Band (fanfares) spelen, en dan was er bijna geen plaatsje meer over. Ik kan niet zeggen, dat ik iets onpassends heb opgemerkt, maar wel dat allen tevreden waren en in hun schik, dat alles zoo goed geslaagd was. Vele artikelen werden bijna voor de gewone prijzen verkocht; doch als men meer wilde geven, dan was dat ook goed. Was een artikel te duur, dan werd er eene loterij begonnen en dan waren de lootjes weldra geplaatst. Eene protestantsche Dame won een bloemenstandaard van 3 pond (ƒ 36); zij schonk dien onmiddellijk terug en hij werd nog eens verloot. Ik zag een heer, die misschien voor 2 pond bouqetten op zijn jas had. Voor sigaren werd een shilling of meer gevraagd, en dan nog een sixpence (30 cent) voor het aansteken.Drie heeren verdwaalden in eene tent, waar zij niet moesten zijn; eene protestantsche Miss beboette hen elk voor een pond. Eene katholieke dame van elders gekomen kocht den eersten dag voor 25 pond, en bragt voor zoovéél aan den man.
lk geloof, dat ge nu genoegzaam weet, hoe gij uwen Bazar moet inrigten, als ge maar zorgt voor vele koopers. Hier is de timmerman reeds begonnen het geld op te maken. Tot nu toe hadden wij in de kapel niets dan het ijzeren dak; daar zal nu een planken plafond onder komen, verder een zangkoor, banken, enz.
Acht dagen na den Bazar werd de echtgenoote van den Anglikaanschen Clergyman (tevens Eerw. Heer Chaplain van de Vrijmetselaars) begraven. Zij was altijd zeer vriendelijk jegens ons en hare zuster is niet slechts katholiek maar ook religieuse geworden. Sedert het begin dezer maand ben ik hier alleen, daar P. Cordon op reis is: ik heb dus noch tijd noch stof meer om langer te schrijven. Vergeet niet mij te melden, hoe het met uwen Bazar is afgeloopen, en ook niet… te bidden voor uw Dv. Br.
Graaf-Reynet, 1881.
FR. VANWERSCH, S. J.
In het tijdschrift De Katholieke Missiën, Geïllustreerd Maandschrift in verbinding met het Lyonsche Weekblad Van Het Genootschap tot Voortplanting des Geloofs. XIIIe Jaargang, Uitgeverij van de Maatschappij De Katholieke Illustratie, ‘s-Hertogenbosch 1888-1889, blz 149-151 werd een brief van pater Frans van Wersch gepubliceerd over zijn belevenissen in het missiegebied. Deze brief schreef hij op 8 mei 1888. Hij overleed juni 1888.
.
In December vertrok van hier P. Hartman [8], om zich naar Empandeni, de nieuwe statie in Matabelenland, te begeven, en er de medewerker te zijn van Prestage [9], die er een tijdlang heeft gewoond. Beiden zijn met den vurigsten ijver bezield. Wat P. Hartman betreft, hij was schier buiten zich zelven van blijdschap toen hem zijne nieuwe bestemming werd aangekondigd. Als professor der godgeleerdheid werkte hij hier te Dunbrody met veel vrucht, maar te Empandeni zal hij nog veel meer nut stichten, te meer daar hij grooten aanleg heeft voor de Afrikaansche talen.
Zooals bekend is, kon men in Matabelenland aanvankelijk niet veel uitvoeren, doch toen het lang genoeg geduurd had, begaf P. Prestage zich naar koning Lo Bengula en verklaarde hem dat het zoo niet langer kon. Hij bracht het ten laatste zoo ver, dat Lo Bengula hem een stuk gronds afstond, waar hij de kinderen kon leeren. De keus van den grond is naar wensch uitgevallen, het stuk is groot genoeg, en kan, bij goede bewerking, verscheidene missionarissen onderhouden [10]. Wat stonden de zwarten te kijken toen zij den ploeg zagen werken! Alles gaat hier zeer aartsvaderlijk toe; de school wordt in de open lucht gegeven.
Er zijn nog andere goede verwachtingen voor die streek. Veertien dagen geleden vond men in de Staatscourant de bekendmaking van het tusschen Lo Bengula en zijn volk van den eenen, en Hare Britsche majesteit van den anderen kant, gesloten verdrag. Daarin wordt bepaald dat Lo Bengula geen grondgebied zal afstaan zonder goedkeuring van Engeland. Dit is op zichzelf niet veel, zal men zeggen, maar de feitelijke gevolgen kunnen en zullen groot zijn. Immers Lo Bengula is tegenwoordig aan het haspelen met koning Khama. Deze laatste heelt vergunning verleend om goud te zoeken op een land, waarvan Lo Bengula beweert eigenaar te zijn. Hetzij dat het nu tusschen deze twee tot oorlog komt, hetzij het geschil op andere wijze moet geregeld, in elk geval kan Engeland tusschenbeide komen. Die bewezen dienst eischt vergelding, en waarin zal deze bestaan? Waarschijnlijk zal Engeland dan op zijne beurt vrijheid vorderen om goud te delven, en Mashonaland, het noordoostelijk deel van Lo Beugula’s gebied, is rijk aan goud, veel rijker wellicht dan de beste goudbodem in de Transvaal. Dat dit niet enkel bespiegeling is blijkt reeds hieruit, dat Engeland alvast met Portugal aan het kibbelen is over de vrije vaart op den Zambesi [11].
Zijn nu de Engelschen eens in het land, dan volgt er vrijheid van godsdienst, en zullen wij dus in onze missie standplaatsen en missieposten kunnen oprichten voor de blanken en zwarten.
Pater H. Booms [12] is thans op weg naar Quilimane en, in plaats van over Port-Elisabeth te gaan, heeft hij den nieuwen weg genomen van Empandeni naar den Zambesi, en van daar met de boot naar de Portugeesche bezittingen. Het reizen in deze streek zal veel vergemakkelijkt worden, indien men, volgens het thans opgevatte plan, een spoorweg aanlegt van Kimberley noordoostwaarts door Betsjoeanenland ten westen der Transvaalsche republiek
In het college te Grahamstown tellen wij thans 45 kostleerlingen, en, de omstandigheden in aanmerking genomen is dit getal zeer groot, want er zijn in Zuid- Afrika in het geheel niet meer dan 52.000 katholieken.
P. Berghegge [13] arbeidt daar met zijn medehelper P. Causse op uitstekende wijze, doch ondervindt veel tegenwerking van de zijde der protestanten.
P. Engels [14] heeft zich, op verzoek van den bisschop, naar Stutterheim begeven. Hij is daar op het oogenblik nog alleen, en wijdt zich toe aan het zielenheil der Duitschers. P. Fraser, een Engelschman, bevindt zich acht uren verder, te Keilands, met twee jongere religieuzen, die hem helpen. De toekomst belooft hier veel, en reeds heeft een zestigtal inlanders het doopsel ontvangen.
[1] Pater Alfred Weld (1823-1890) werd in Engeland geboren en werd in 1842 Jezuïet. Sinds 1883 was hij de overste van de Zambezi missie en besloot vanwege ziekte eind 1887 zijn taken over te dragen. Hij overleed in Grahamstown. Pater Weld werd in December 1883 benoemd tot overste van de Zambezi missie. Hij trok de missionarissen terug uit het noordelijke deel van de missie.
[2] Alphonse Daignault (1850-1938) werd in Canada geboren en trad in 1870 in. Hij werd de belangrijkste missionaris in Noord-Rosedië (Zambia) Hij was tevens sinds 1887 de overste van de Jezuïeten aan de Zambezi missie. Hij werkte jarenlang samen met Civiel Rhodes. Pater Daignault overleed in Ottowa.
[3] Jan Hubert Vollers (foto links) was in 1884 in dit gebied. Hij studeerde filosofie en theologie en ging naar Dunbrody. Hij stierf tijdens de overtocht op de Atlantische Oceaan op 5 juni 1907, op reis naar Europa.
[4] Door pater Weld werd de boerderij in 1884 gekocht. De belangrijkste reden was dat hier beter water was.
[5] Dit is door de redacteur van het tijdschrift verkeerd gelezen. Het dient Depelchin te zijn. Pater Henri Depelchin (1822-1900) was in België geboren. Hij trad in 1842 in bij de Jezuieten. Eerst ging hij naar India, In 1877 werd hij benoemd tot overste van de Zambezi missie. Onder zijn leiding kwamen de eerste missionarissen in 1879 hier naar toe. In 1883 werd hij opgevolgd door pater Weld.
[6} Pater John Baptist Temming (1856-1895) had als eerste blanke de taal Shona van een plaatselijke inwoner geleerd. De pater overleed in Vleesfontein.Hij was geboren in Laer in Duitsland. In 1884 kwam hij naar Zuid-Afrika.
[7] Arnold Vervenne (1834-1891) werd in Diemen geboren. Hij werd in 1864 pater. In 1880 kwam in Zuid-Afrika aan. In 1885 werd hij overgeplaatst naar Vleesfontein waar hij overleed.
[8] Andrew Hartmann (1851-1928) werd in Oostenrijk geboren en trad in 1884 in. In 1886 ging hij naar Zuid-Afrika. Na ziekte die hij in Dunbrody doorbracht, vertrok hij in 1888 naar Empandeni. Toen die post in 1889 verlaten werd, werd hij kapelaan. In 1897 kon hij toch weer terug naar Empandeni.
[9] Pater Peter Prestage (1842-1907) werd in Londen geborenen ging als pater Jezuïet in 1882 naar het noordelijke deel van het missiegebied. In 1887 stichtte hij Empandeni.
[10] Dit was in juli 1887 in Empandeni. Pater Booms werd hier naar toe gestuurd, net als pater Hartmann.
[11] De Portugezen hadden besloten dat het gebied tussen Mozambique en Angola haar toebehoorde, het gebied waar ook de Zambezi missie onder viel. Vandaar dat Engeland in 1888 er ook een claim op legde.
[12] Pater Hendrik Booms (1853-1890) werd in Valkenswaard geboren en trad in 1870 in bij de Jezuïeten. Begin 1882 kwam hij naar Zuid-Afrika waar hij na een hartaanval in januari 1890 overleed.
[13] Pater Frans Berghegge (1849-1916) werd in Delft geboren en trad in 1867 in. In 1880 kwam hij in Zuid-Afrika. Hij overleed in Grahamstown.
[14] Pater Ferdinand Engels (1847-1915) werd in het Duitse Geseke geboren. Hij trad in in 1869 bij de Jezuïeten en hielp de gewonden tijdens de Frans-Duitse oorlog i 1870. In 1881 kwam hij in Zuid-Afrika aan waar hij te weinig deed.
Na zijn overlijden verscheen het volgende bericht in de krant:
Houtem, 25 Juni: Een telegraphisch bericht uit Dunbrody, Zuid-Afrika, meldt het overlijden van den weleerw. heer Frans Van Wersch, missionaris der Societeit van Jesus.
De overledene werd geboren te Kerkrade den 30n Mei 1880 en voltrok zijn studiën te Rolduc en in het Groot-Seminarie van Roermond, waar hij in het Bisschoppelijk College tot leeraar benoemd werd.
Na twee jaren trad hij in de Societeit van Jesus en was zoowel in de zielszorg als in het leerambt werkzaam, totdat hij in het jaar 1875 naar de missiën van Afrika vertrok.
Gedurende zijn dertienjarige afwezigheid stierven zijn bejaarde moeder en een zuster. Het krachtige lichaamsgestel van den ijverigen, vromen priester en een vóór eenige weken door zijn naastbestaanden ontvangen brief, waarin slechts gunstige tijdingen medegedeeld werden, lieten niet vermoeden, dat hij zoo spoedig aan hun liefde zou ontrokken worden. Voorzeker heeft de dierbare overledene reeds van God het overrijke loon ontvangen voor zijn heilig leven en zijn groot offer in zijn apostolischen loopbaan.
bron: Kanton Weert 30 juni 1888
In het Algemeen Handelsblad stond slechts één regeltje: Overleden> F. van Wersch, missionaris der Zambesi-Missie in Zuid-Afrika, Grahamstown.
Ten slotte deelen wij hier het schrijven mede van den E. P. A. Daignault, waarin eenige bijzonderheden vermeld worden, aangaande het verlies hetwelk op 17 Juni de missie van den Zambesi getroffen heeft.
Ik heb beloofd u eenige bijzonderheden te zullen mededeelen, aangaande het overlijden van onzen onvergetelijken pater Van Wersch. Ziehier wat de E. P. Rector van Dunbrody mij schrijft.
Kort vóór zijn dood heeft de E.P. Van Wersch eene kou gevat, en klaagde hij sterk over het drukkende van den dampkring. Ook ondervond hij eenige aanvallen van bezwijming, maar ging toch voort op de gewone wijze zijne werkzaamheden te verrichten, had goeden eetlust en betoonde zich zeer opgeruimd. Toen ik hem Zaterdag avond sprak, verzocht ik hem den volgenden morgen te bed te blijven, doch hij verzekerde mij zich zeer wel te gevoelen. Tegen éen ure ‘s nachts hoorde ik hem hoesten en, ofschoon de hoest licht was, scheen ze hem toch veel pijn te veroorzaken. Ik luisterde en stond in beraad of ik niet naar zijne kamer zou gaan. In hetzelfde oogenblik hoorde ik hem plotseling kloppen tegen den muur, die onze beide kamers scheidt. Ik ijlde tot hem en vond hem bij volle kennis, maar hijgende naar adem, en zonder kracht tot spreken. Ik hielp hem opstaan, doch ziende dat dit geene verlichting aanbracht, gaf ik hem de h. absolutie en liet hem het kruisbeeld kussen. Hij ontving de absolutie met groote godsvrucht, maakte het kruisteeken en legde zich weer te bed. Daarop slaakte hij éen of twee zuchten, en ging in den hemel zijne belooning ontvangen.
Dit alles geschiedde in acht of tien minuten tijds; ik was alleen. Zijn dood was plotselijk, maar niet onverwacht; want sedert lang bereidde de goede Pater zich daartoe voor. Wat valt ons het verlies van dien uitstekenden missionaris hard, vooral in de omstandigheid waarin onze missie verkeert, dewijl ook de E. P. Weid, naar wij vreezen, ons spoedig verlaten zal!
bron: De Katholieke Missiën 1888-1889, blz 154.
In het tijdschrift Maandrozen ter eere van het H. Hart van Jesus en ter verbreiding van het Apostolaat des Gebeds uit 1888 stond een lang In Memoriam over de overleden pater Frans van Wersch:
Post Scriptum.
Hoe weinig dacht ik aan een Post Scriptum toen ik dezen brief begon, en nog te minder aan een zoo droevig als dit, waarin ik nu melden moet: De goede God heeft onzen Eerw. en welbeminden Vader Franciscus Xav. van Wersch tot een beter leven geroepen, in den nacht van Zaterdag op Zondag, den 16 Junij. Laat me u in ’t kort zijn laatste oogenblikken verhalen.
Niemand hier had dit einde zoo spoedig verwacht, want daar was geen merkelijke ziekte, en de goede Pater van Wersch leefde tot den laatsten dag toe met de gewone communauteit, zoodat wij waarlijk kunnen zeggen: dat de dood hem gevonden heeft met de wapenen in de hand. Sedert een jaar ongeveer heeft de goede Pater aan een hartkwaal geleden; hij was daardoor nu en dan zoo benauwd dat het hem onmogelijk was te staan, doch na twee of drie minuten was alles weer over. Meermalen heb ik hem hooren zeggen : ik word beter, elke dag brengt groote verbetering aan. Hij bleef dan ook aan zijne bezigheden zooals ieder ander; en de Doktoren hadden gezegd: met een beetje voorzigtigheid, zou hij nog lang kunnen leven.
Op Zaturdag, 15 Junij, had hij eene verkoudheid. Des Morgens gaf hij les aan de Theologanten en was nog geheel opgeruimd en lagchend. Des avonds heeft hij de biechten van de gansche communauteit en van eenige inboorlingen gehoord. Te negen uren in den avond was hij nog aan het biechthooren, De Eerw. P, Rector raadde hem des anderen daags wat langer te blijven slapen. De goede P. van Wersch was nu maar bang, dat de anderen zouden gestoord worden bij het lezen der H. Mis ; doch op eene geruststelling daaromtrent, gaf hij tot antwoord: “’t Is goed, dank u, Pater Rector,” zeker niet denkende dat hij in dien nacht de eeuwige slaap zou beginnen.
Omtrent èèn uur in den nacht hoort P. Rector hoesten; het was P. van Wersch. Een paar minuten later scheen het of de Eerw. Pater aan ’t zuchten was; P. Rector luistert en hoort op eens aan den muur kloppen. Een minuut later komt P. Rector in de kamer van Pater van Wersch, en ziet dezen met de twee handen op zijne borst wijzende. Hij was opgestaan, en trachtte te vergeefs eenige medicijn te nemen. Op eens zegt hij aan P. Rector: “‘t is gevaarlijk,” waarop P. Rector hem zegt : “Pater ik zal u de absolutie geven,” en P. van Wersch al zijn krachten inspant, om een laatst groot heilig kruis te maken. Daarna geeft P. Rector hem het H. Kruis te kussen, en zegt eenige schietgebedjes, waarbij de zieke zijn best doet om den H. Naam Jesus uit te spreken. Vervolgens rigt hij zich op en gaat zonder hulp op het bed liggen, ademt twee malen en geeft zonder den minsten verderen strijd zijne ziel in de handen van God.
Het was moeilijk te zien dat hij dood was; hij scheen te slapen: zoete, kalme, en voor hem niet onverwachte dood ! Het was in den nacht van Zaturdag op Zondag, omtrent 2 uren.
De Eerw. P. van Wersch was altijd een levendig voorbeeld van een volmaakt Religieus en bezat de gave des gebeds in hooge mate. Een paar maanden vooral voor zijn dood kon een ieder P. van Wersch voortdurend zien te midden van al onze bezigheden het grootste gedeelte van den dag in het gebed doorbrengend. Eiken dag, (behalve ’s Zaterdags, wanneer hij de biechten der geheele communauteit en soms van een 30 tot 40 inboorlingen hooren moest) bad hij den Kruisweg, als de scholastieken in de les waren, en meestal ook eiken dag den geheelen Rozenkrans. Mgr. Richards, onze groote vriend, bevond zich eens onder de Scholastieken en zeide tot hen, Pater van Wersch bij toeval ziende bidden: »Hel is een ware troost voor ons hart dien goeden Pater te zien bidden; hij is het toonbeeld van een goeden Priester; ja, ja, hij is een volmaakt Priester.”
Groot was de droefheid in de Communauteit en onder de kinderen. De E. P. Rector deelde ons, in den morgen na den Angelus, zelf weenende, het droevige nieuws mede. De kinderen konden het maar niet gelooven, totdat zij hun geestelijken Vader op zijn arm rustbed, onveranderd en als een zachten slaap schijnende te slapen, gezien hadden. Maar toen ook begonnen de tranen te biggelen op die zwartbruine wangetjes. Tot laatste teeken hunner kinderlijke liefde hebben zij zelven de laatste woning voor hun biechtvader gemaakt, terwijl de meisjes al haar kunst hebben ingespannen, om het graf zoo mooi mogelijk te versieren.
Den volgenden Maandag werd het ligchaam begraven op ons nieuw kerkhof. Daar rust nu zacht de goede en zalige Pater van Wersch, de eerste Superior van Dunbrody. Daar komen nu van tijd tot tijd eenige leden der communauteit en een paar kleine kinderen, om een vurig gebed voor hun geestelijken Vader te doen. Moge hij nu in den hemel voor zijne geestelijke kinderen afsmeeken wat hij zoo innig en zoo lang voor hen verlangd en verzorgd heeft in zijn aardsche leven. Eén troost blijft ons over te midden der groote moeilijkheden waarin we zijn, dat namelijk de arme en zoo beproefde Zambesimissie in den nu overledene een voorspreker te meer heeft in den hemel.
Mij ontbreekt zoowel de bekwaamheid als de tijd, om de deugden van onzen teer beminden P. Van Wersch te beschrijven. Hij was, in een paar woorden: een levendig voorbeeld van ware nederigheid, kinderlijke gehoorzaamheid, teedere en edelmoedige broederlijke liefde, en inzonderheid van heldhaftig geduld te midden der onbegrijpelijke moeilijkheden door God op het pad van den beproefden Missionaris gezaaid. Hij was een groot vriend van het H. Hart van Jesus. Hij trachtte voortdurend door de devotie tot Jesus’ Hart de jeugdige Religieusen tot de volmaaktheid te brengen. Nooit zal Dunbrody de laatste huiselijke Instructie van P. Wersch over het H. Hart vergeten. Nooit had ook Dunbrody Zijn Eerwaarde zóó hooren spreken. Elk een stond verwonderd. In de laatste biecht, die hij laat in den avond gehoord heeft, heeft hij nog eene vurige en zalvende onderrigting over het H. Hart gegeven. Geen wonder dan ook, dat zijn dood zoo zacht was; het is immers zoet te sterven, als men eene standvastige devotie gekoesterd heeft tot het Hart van Hem, die onze Regter moet wezen.
Ziehier nog een paar woorden uit den brief van Mgr. Richards, den ontslapene betreffend.
»Ik deel, schrijft Mgr. —ik deel hartelijk in de droefheid van UEerw. en van uwe gansche communauteit, over den dood van den goeden Pater Van Wersch. Ik heb hem altijd hoog in eere gehad en onophoudelijk teeder bemind. Groot is mijne hoop en mijn vertrouwen, dat hij nu voor onze Missie zal bidden. Uwe woorden zijne reinheid, zijn ootmoed en zijne zelfopoffering aangaande, zijn slechts de Echo van mijne gedachten over hem. Zeer eenvoudig was hij inderdaad, als een kind, in al zijne wijzen van doen, en een voorbeeld van ware en groote nederigheid; Vere homo Bei. Ik heb voor een korten tijd eene preek van Kardinaal Newman op de Hemelvaart van Christus gelezen, en daardoor komt nu iets in mijn geest op, wat past op onze goede en welbeminde Vrienden.
»Als de Kardinaal op dit punt komt: „Het is voordeelig voor u, dat ik heenga,” en er op gewezen heeft, dat God ondoorgrondelijk is, en Hij van ’t einde der wereld de sterfelijke werktuigen zendt, die de zaligmakende leer overal moeten verkondigen, dan gaat hij door: »Dit is eene gedachte, die bijzonder troostvol is, wanneer onze vrienden tot een beter leven overgaan, of ook die menschen verdwijnen, die in hunne dagen de steun van zijne kerk op aarde schijnen te wezen. Want wij weten immers met zekerheid, dat voor den bloei der Kerk, die ons aan ’t hart ligt, het even noodig is, dal ze van ons weggenomen worden, als het noodig was, dat de Zaligmaker zelf henenging. Ongetwijfeld, het is noodig, dat zij weggenomen worden ; anders zou de groote genade van Gods barmhartigheid niet op ons nederdalen. Zij zijn weggenomen zekerlijk, maar voor een hooger doel; hunne gaven en daden zijn niet voor ons verloren. Hun edel en groot verstand, het vuur hunner beschouwingen, de heiligheid van hunne wenschen, de kracht van hun geloof, de zoetheid hunner gevoelens, waren niet zonder doel gegeven.”
»Ik heb altijd geloofd, sedert ik het geluk had P. Van Wersch te kennen, dal hij eene groote gave van godsvrucht en wetenschap bezat, ofschoon er veel voor het menschelijk oog onder den sluijer zijner nederigheid verborgen bleef. Ook koester ik de vaste hoop, dat zijn gebed eene groote genade van Gods barmhartigheid, ons zoo noodig, voor dit Vicariaat zal verkrijgen.”
»Laat ons hopen, voegt de Eerw. P. Den. C. hier aantoe, dat de goede God, dien het behaagd heeft een der edelste en der voornaamste van Zuid-Africa’s Apostelen ter eeuwige belooning op te roepen, te goeder ure in dat gedeelte van zijn geestelijken wijngaard nieuwe werklieden moge zenden, die de hechte godsvrucht en den vurigen ijver van onzen geestelijken Vader navolgend, tot Gods eer en voor de zaligheid der zielen, nieuwe en honderdvoudige vruchten voortbrengen.”
De Eerw. P. Franciscus Van Wersch was geboren te Kerkraede (Limburg), den 20 Mei, 1830, in de Sociëteit van Jesus getreden, den 27 Sept. 1857.
Dr. in Ch. V. Etterli.
Pater Franz VAN WERSCH , S.J.
gestorben als Mssionar zu Dunbrody, in Süd-Afrika, am 18. Juni 1888.
Der Verstorbene wurde im Jahre 1830, den 20. Mai, von frommen Eltern zu Kirchrath geboren, absolvirte seine classischen Studien im Knabenseminar von Rolduc und seine theologischen im Priesterseminar von Roermond, wo er am 9. März 1856 zum Priester geweiht wurde.
Er war begabt mit einer außerordentlichen Herzensgüte, mit einem klaren Verstand, mit einer seltenen Charakterreife, und besonders mit einer hervorragenden Frömmigkeit. Dieser sich stets steigerde Frohsinn, bestimmte ihn zuerst Priester, dann Ordensmann und endlich Missionar zu werden. Als junger Priester wirkte er Ein Jahr als Professor im Bischöflichen Colleg von Roermond, als Jesuit abwechselnd von 1857-1867, in den Jesuiten-Collegien von Sittard, Maastricht, Katwijk und als Kaplan von Rotterdam, bis er im Jahre 1867, auf sein eigenes Gesuch, mit der höchst schwierigen Mission von Süd-Afrika betraut wurde, wo seine apostolische Wirksamkeit, die kühnsten Erwartungen seiner Vorgesetzten übertraf. Von ihm gelten die Worte: „Wie schön sind die Schritte derer, die den Frieden versünden, die frohe Botschaft von dem Guten bringen” (Js. 52, 7). Wohl wird an ihm die Verheitzung des göttlichen Heilandes in Erfüllung gegangen sein: „Wer immer sein Haus, oder Brüder, oder Schwestern, oder Vater, oder Mutter, oder Acker um meines Namens willen verläßt, der wird hundertfältiges dafür erhalten und das ewige Leben besitzen.” (Matth. 19, 29). Indessen werden die Hinterbliebenen in der Heimat den auf fremder Erde ruhenden Bruder niemals vergessen; vielmehr selbst des Theuern im Gebete stets eingedent, ihn auch dem Opfer der Priester und dem Gebete der Gläubigen inständigst anempfehlen.
R. I.P.
Die feierlichen Exquien werden Diensttag den 3 Juni in der Pfarrkirche seines Geburtsortes gehalten werden.
Pater Franz Van Wersch , S.J.
overleden als missionar in Dunbrody, in Zuid-Afrika, op 18 juni 1888.
De overledene werd in Kerkrade op 20 mei 1830 geboren uit vrome ouders Hij voltooide zijn klassieke studie in het jongensseminarie van Rolduc en zijn theologische studie in het seminarie van Roermond, waar hij op 9 maart 1856 tot priester werd gewijd.
Hij was begaafd met een buitengewone goedheid van hart, een helder verstand, een zeldzame rijpheid van karakter en vooral met een uitmuntende vroomheid. Deze steeds toenemende vroomheid bepaalde dat hij eerst priester werd, daarna pater en tenslotte missionaris. Als jonge priester werkte hij een jaar als professor in het bisschoppelijk college van Roermond, als jezuïet afwisselend van 1857-1867 in de jezuïetencolleges van Sittard, Maastricht, Katwijk en als kapelaan in Rotterdam, totdat hij in 1867 op eigen verzoek de uiterst moeilijke missie van Zuid-Afrika kreeg toegewezen, waar zijn apostolische werkzaamheid de stoutmoedigste verwachtingen van zijn superieuren overtrof. Op hem zijn de woorden van toepassing: “Hoe welkom zijn, op de bergen, de voeten van de vreugdebode die vrede meldt, van de vreugdebode met goed nieuws” (Js. 52, 7). In hem zal de belofte van de goddelijke Verlosser zijn vervuld: “Ieder die zijn huizen, broers, zusters, vader, moeder, kinderen of landerijen heeft achtergelaten omwille van mijn naam, zal het honderdvoudig daarvan krijgen en deel hebben aan het eeuwige leven,” (Matth. 19, 29). De nabestaanden in het vaderland zullen echter nooit de broeder vergeten die in vreemde aarde rust; zij zullen hem veeleer altijd in hun gebeden gedenken, en hem ook zeer vroom aanbevelen voor het offer van de priesters en de gebeden van de gelovigen.
R. I.P.
De plechtige uitvaart zal plaatsvinden op dinsdag 3 juni in de parochiekerk van zijn geboorteplaats.
Klik hier voor pater Frans van Wersch in de Simpelveldse Tak.