Op 22 oktober 1946 vertrokken twee treinen vanaf Maastricht naar Amsterdam. Aan boord waren de Limburgse dienstplichtigen van de Maastrichtse Tapijnkazerne. ‘s-Morgens vroeg waren ze al om vier uur opgestaan en om zes uur liepen ze naar het station. Op iedere splitsing stond de gewapende militaire politie om weglopers tegen te houden. Zoals gewoonlijk werden de treinen volgeschreven met krijt met kreten als Sneldienst Maastricht-Batavia. Het waren overwegend katholieke jongens. Vandaar dat er voor hun vertrek eerst een tiendaagse retraite in de kazerne werd gehouden die afgesloten werd met een heilige mis gecelebreerd door bisschop Lemmens.
Een van die jongens was Jozef van Wersch, soldaat in Indië. Hij zat bij het derde bataljon van het 14e regiment. Zij had de bijnaam 7 December Divisie. Dit naar aanleiding van een toespraak van koningin Wilhelmina van 7 december 1942. Hierin zei zij onder meer dat Nederland en Indonesië in de toekomst samen moesten gaan. Toen Soekarno en Hatta op 17 augustus 1945, na het einde van de Tweede Wereldoorlog wereldwijd, de republiek Indonesië afkondigde, liep het allemaal anders dan dat zij dacht.
De treinen vervoerden de jongens naar Amsterdam waar de Johan de Witt lag te wachten. Eigenlijk was zij een mailschip dat verbouwd werd tot troepentransportschip. Aan boord kwam ook de toekomstige arts Frans Doeleman die brieven over de reis en over het verblijf op Java naar zijn moeder schreef die bewaard zijn gebleven.
Op 29 oktober 1946 schreef hij onder meer over het leven aan boord. De staf had het beter dan de soldaten. ook het eten was anders. Maar ook het eten van de soldaten is uitstekend, het kon alleen wat meer zijn, al geloof ik wel dat ze genoeg krijgen, wat ze voeren tenslotte de hele dag niets uit. Van 9 tot 12 en van 4 tot half 6 krijgen ze wat gymnastiek, theorie of Maleisch, en verder liggen of hangen ze over de dekken. De slaapplaatsen in de ruimen zijn niet aanlokkelijk in hangmatten, pal naast elkaar, de rest op matrassen op tafels (onder de hangmatten), sommigen op de grond meer dan honderd in een ruimte die nauwelijks geventileerd wordt, zonder patrijspoorten. De walm slaat je tegemoet als je de trap afkomt. Na Port-Said zullen de hangmatten aan het dek opgehangen worden, dan hebben ze het beter.
Aan boord werd ‘s avonds enkele oorlogsfilms vertoond, sommigen hadden een accordeon meegenomen en af en toe leek het wel een cabaret.
Toen de Johan de Witt om 18.00 uur van de kade naar het IJ werd gesleept, speelde de militaire kapel het Wilhelmus dat door iedereen aan boord werd meegezongen. Toen dat afgelopen was, begonnen de Limburgers hun volkslied Waar in het bronsgroen eikenhout te zingen. De kapel viel in en hun laatste klanken vervlogen in de avondmist terwijl het schip wegvoer. Aan boord waren zo’n 2000 soldaten.
Meer weten over de ss. Johan de Witt? Klik hier.
Jozef van Wersch werd in Vaals op 13 mei 1927 geboren. Hij sneuvelde in Karees (op Java) als sergeant van het Koninklijke Landmacht op 18 november 1948. Hij is overleden, volgens de Oorlogsgravenstichting in Kampong Sakambangan, en begraven op het Nederlands Ereveld Menteng Pulo in Jakarta, vak III, nummer 80/7DD (www.ogs.nl). Hij werd slechts 21 jaar.
Een van de officieren van het 3e bataljon 14e regiment hield een dagboek bij. Op 18 november 1948 staat:
Door het Det Miramare was in de nacht een hinderlaag gelegd in de kpg (=kampong) Sakambangan (136350). tot 0500 uur werd niets waargenomen. Op dat moment naderden een aantal mannen die werden gesommeerd halt te houden. Zij sloegen op de vlucht, waarop onmiddellijk de achtervolging werd ingezet en het vuur op hun geopend. Vij (= Vijand) vuurde terug en hierbij werd de patr. cdt. (= patrouille commandant) Sgt v. Wersch in zijn rug geschoten door een tegenstander die hij in het donker voorbij gelopen was. Eer de rest der patr. bij hem terug was bleek zijn wapen (sten) verdwenen te zijn. Tijdens vervoer naar het kampement overleed de patr. cdt. Vij verloor 3 doden en 2 karab.
De volgende dag 19 november werd Jozef van Wersch begraven. Zijn tweelingbroer Edi was niet aanwezig. Die kwam door allerlei omstandigheden enkele uren later. Het bataljon van Joseph keerde in februari 1950 terug met de SS. Tabinta.
Frans Doeleman noemde het overlijden in een enkele regel in zijn brief van 21 november 1948:
Gisteren eens sergeant van ons gesneuveld, in de buurt van Pameungpeuk, bij een kleine actie, maar verder is het erg rustig bij ons.
Buiten Wittem, op de Eyserlinde, staat een oorlogsmonument voor de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog. Aan beide kanten van de sokkel staan 43 namen van regionale mannen die gevallen waren in de strijd om de bevrijding. Een van die namen is die van Jozef van Wersch, soldaat in Indië, die op Java in 1948 in een hinderlaag liep en stierf.
Ontstaan
In maart 1946 was er een plan om een oorlogsmonument in Wittem te plaatsen. Het Limburgsch Dagblad schreef toen: Zulks ter nagedachtenis en als een eerbiedige hulde aan hen, die in het voormalige district Gulpen van de gewezen Landelijke Organisatie voor Onderduikers, — omvattende de gemeenten Bocholtz, Gulpen, Simpelveld, Vaals, Wittem en Wylré, — wegens hun deelnemen aan het verzetswerk gevallen zijn. Tevens uit dankbaarheid dat men voor grootere rampen gespaard bleef en ter nagedachtenis van de gesneuvelde militairen en oorlogsslachtoffers, speciaal van het Rectoraat en de gemeente Wittem. Wittem werd als plaats van het monument uitgekozen, omdat het in het centrum van de voormalige verzetsactiviteit In het district Gulpen gelegen is, en omdat zich in de nabijheid er van op 21 Juli 1944 het drama afspeelde, waardoor de Limburgsche verzetsbeweging na Weert haar zwaarsten slag kreeg.
Het monument werd in 1951 door pater Gerard. Mathot van de paters Redemptoristen uit Wittem ontworpen en gemaakt. Daarna werd het geplaatst op een plek waar bedevaartgangers op hun tocht naar Wittem, langsliepen. Het is gemaakt van Limburgs natuursteen en stelt, volgens de site van de Oorlogsgravenstichting, drie nabestaanden voor die een oorlogsslachtoffer dragen. Het beeld is meer dan vier meter hoog. De ontwerper-beeldhouwer pater Mathot zei echter dat het Maria en Johannes zijn die Jezus in zijn armen draagt en onderaan Maria Magdalena. De sokkel werd ontworpen door architectenbureau Swinkels uit Maastricht.
Klik op de onderstaande foto’s.
Op de sokkel van het monument in Wittem staat aan de ene kant de volgende tekst: Den Gevallenen.
Het klooster en rectoraat Wittem / het voormalig verzetsdistrict Gulpen met velen in den lande hun God en Vader altijd voor alles dankend gedenken in Christus Jesus hun gevallenen. 1940 – 1945
Aan de andere kant staan de namen van deze gevallenen. Op de zesde regel (bij rode pijltje) staat de naam van Jozef van Wersch genoemd.
Andere monumenten waarop de naam van Jozef van Wersch staat zijn in Roermond, Schaarsbergen (alle 687 militairen van de 7 December Divisie) en op de kazerne in Oirschot. Dit laatste monument (rechterfoto) stond voorheen op de kazerne in Weert. Toen die rond 2015 gesloten werd, verhuisde het herdenkingsmonument naar Oirschot. Dus vijf monumenten in het totaal.
In de fotoserie hierboven staan twee foto’s met het grafkruis. Op de zwart-witte foto staat van Wersch en op de kleurenfoto staat Vanwersch. Deze laatste aanduiding is echter foutief. Toen zijn ouders trouwden, tekende de bruidegom de akte met H van Wersch.
Op de overlijdensakte van Jozef uit Indië werd ook van Wersch geschreven. En tenslotte hanteerde de gemeente Vaals op zijn overlijdensakte ook de naam van Wersch.
Het plan was opgevat om een gedenkboek te maken voor de nabestaanden van de gesneuvelde militairen van de 7 December Divisie met foto’s van het ereveld Menteng Poelo in Batavia, de afscheidsplechtigheid en graffoto’s. Dit boek werd gemaakt door het Comité Gedenkboek voor de nabestaanden van de gesneuvelde en overleden militairen van de 3e Inf. Brig. GP. Het boek werd in november 1950 persoonlijk afgegeven bij de nabestaanden. Het was daarom alleen voor hen bestemd.
Bronnen:
Edy was de tweelingbroer van Joseph. Ook hij ging als oorlogsvrijwilliger in dienst. Op 14 februari 1945 werd hij als matroos 3e klasse aangenomen en volgde een opleiding van een half jaar op enkele schepen die in Engeland lagen. Gedurende de bevrijding van Zuid-Nederland was men vanuit de Koninklijke Marine reeds bezig met het werven van personeel voor de aanstaande bevrijding van Nederlands-Indië. De plaatsen van detachering waren in de bevrijde gebieden. (bron: Nederlands Instituut voor Militaire Historie).
Edy werd naar Engeland overgebracht waar hij op de volgende schepen zijn opleiding kreeg:
8 maart 1945: Oranje Nassau, dit schip lag in Portsmouth waar het schip tot 28 mei 1945 haar taak als logementsschip vervulde.
19 maart 1945: Ganges (Brits opleidingsschip)
6 mei 1945: Glendower (Brits opleidingsschip).
4 juni 1945: Hr. MS van Kinsbergen (= artillerie instructieschip), op dat moment in Engeland.
18 juni 1945: Royal Arthur (Brits opleidingsschip).
26 juni 1945: NP3010, werd doorgestreept
30 augustus 1945: NP3010:
Omdat de frontlinie nogal eens wilde fluctueren en omdat men deze plaatsen voor de vijand geheim wilde houden werden deze in de toenmalige documenten aangeduid als NP, zogenaamde Naval Parties voorzien van nummer. Edy werd daarom in Brussel (3010) ondergerbacht. (bron: Nederlands Instituut voor Militaire Historie).
Na dat half jaar werd het advies gegevens dat hij geneeskundig ongeschikt was voor de Marine.
Maar hij wilde wel in het leger blijven. Vandaar meldde hij zich in september 1945 bij de Koninklijke Landmacht en werd op 3 juli 1947 bij het 5de bataljon van het 6e regiment infanterie ingelijfd. Dit regiment kreeg de bijnaam de Zwarte Panters. Deze naam droeg de muziekband (foto links) die in de kazerne van Maastricht was ontstaan.
Na zijn opleiding van zes weken gingen de soldaten in twee ploegen marcherend vanuit de Tapijnkazerne in Maastricht om 5.15 uur in de ochtend naar het station.
De eerste trein vertrok in het donker en de tweede om 07.20 uur om om 13.00 uur in Amsterdam bij de kade aan te komen.
Inmiddels was de eerste ploeg al aan boord en de tweede volgde. Het was de bedoeling dat de Nieuw-Holland om 17.00 uur zou vertrekken. Maar dat werd wegens motorstoring, de volgende ochtend 31 januari 1948 om 07.00 uur. Aan boord waren 1700 militairen. Zij kregen van mgr. Lemmens allemaal een rozenkrans mee. Ze zouden 36 dagen aan boord zijn.
Op YouTube staat een film over hun vertrek uit Maastricht. Klik hier.
De krant schreef: Het grootste gedeelte bestaande uit een bataljon infanterie uit Maastricht een detachement mariniers uit Bergen op Zoom en een detachement marineschepelingen uit Amsterdam.
Een van de soldaten had een dagboek bijgehouden en schreef: In de prille ochtend van 30 Jan. 1948 marcheerde de Staf Cie volledig uitgerust en bewapend met Duitse geweren naar het station. Daar kregen we sigaretten en chocola. Wanneer zij aan boord waren, moesten zij hun bed in de vorm van een hangmat gaan halen. Dan na het schip verkend te hebben, gingen ze naar “bed”. De Nieuw-Holland werd door sleepboten door het Noordzeekanaal getrokken.
De mannen ontscheepten in Semarang op 5 maart 1948. Na enkele dagen in Semarang, je sliep er voor het eerst onder een klamboe en je leerde er de mandibak niet te gebruiken als badkuip, gaat de reis per trein verder naar PEKALONGAN, waar onze eerste standplaats is en waar we worden ingezet om Orde en Rust te handhaven.
Het hele regiment was over en werd daar onderverdeeld in zes compagnieën waardoor er omschrijvingen kwamen als 1-5-6, 4-5-6 en Ost.5-6 (Ondersteuningsbataljon): eerste compagnie, vijfde bataljon en zesde regiment.
Na Pekalongan werden de militairen per trucs naar Pekadjangan vervoerd waar kleine patrouilles gelopen werd, dus in de buurt van het kamp. Op 30 April vierde de Staf Cie, feest; ’s namiddags werd er gevoetbald tegen een Inlands elftal, dat met 9-0 werd verpletterd, terwijl er ’s avonds in de “Panter Club” veel stroop en limonade werd gedronken.
De betaalmeester betaalde het soldij: per dag ƒ 1 en tropentoelage ƒ 0.80 (vanaf 1 januari 1950 ƒ 1,10), dus zij kregen ƒ 54 per maand., inclusief vrije kost, inwoning, kleding. Was je tussen 1 juni 1949 t/m 31 december 1949, op buiten bivak dan kreeg je ƒ 1,50 als extra excursiegeld.
Waren er geen bewegingen dan konden de soldaten cursussen volgen: 20% van de militairen volgende een middenstandscursus, 7% Engelse handelscorrespondentie, 7% algemene landbouwkunde 7% elementaire autotechniek, 6% praktijkdiploma boekhouden, 5% sterkstroommonteur, en in kleinere aantallen Engels, Frans, Spaans, Russische, etc. Het waren schriftelijke cursussen.
Een half jaar later, in november 1948, werd zijn tweelingbroer Joseph dodelijk getroffen, 21 jaar oud, en Edy was zo erg daarvan van slag dat hij op 13 december 1948 met het hospitaalschip de Grote Beer terug naar huis ging. Hij hoefde dus niet mee te doen aan de tweede politionele actie die op 19 december 1948 begon.
Het troepenschip „Grote Beer” met enige contingenten zieken en afgekeurde militairen van het KNIL, de Koninklijke Marine en de Koninkl. Landmacht aan boord, wordt in de loop van Woensdag a.s. uit Indonesië in de haven van Amsterdam verwacht. De ontscheping zal — onvoorziene omstandigheden voorbehouden — aanvangen op Donderdag 6 Januari des morgens te 9 uur.
Aan boord waren 864 militairen waarvan 400 als ziek geadministreerd waren. Bij de ontscheping werden honderd jongens naar het ziekenhuis gebracht.
Aangezien zijn diensttijd nog niet voorbij was werd Edy op 20 mei 1960 ter beschikking van de Bescherming Bevolking gesteld. Per 1 oktober 1962 was hij definitief uit dienst ontslagen.
De reden dat beide broers als oorlogsvrijwilliger in dienst gingen, lag in het feit dat hun vader Hub van Wersch in 1940 krijgsgevangen was genomen Hij was ondergebracht in kamp Neubrandenburg, stalag 11a.
Zoals bij vrijwel ieder regiment werd na terugkomst een herdenkingsboek aan de soldaten geschonken. In het geval van 5-6 heette dat boek: Vijf-Zes, Hoe het reilde en zeilde.