Genealogische website Warsage

jeff van wersch
1927-2015

Jeff van Wersch: Soldaat in Indië van februari 1948 tot juni 1950
Emigrant naar Canada februari 1951

jonge Sjef Gerard Joseph van Wersch, roepnaam Sjef, werd op 16 juni 1927 in Mechelen op de boerderij Ten Hove nummer 110 geboren als veertiende kind van het echtpaar Van Wersch-Eschweiler. Als boerenzoon ging hij natuurlijk na het lager onderwijs (zeven jaar) naar de landbouwschool waaraan hij een vierjarige opleiding volgde. Na zijn diploma behaald te hebben, moest hij als dienstplichtig soldaat op 2 juli 1947 in dienst bij de Koninklijke Landmacht. Hij was net 20 geworden. Bij de dienstkeuring kreeg hij alle punten die te behalen waren. Hij werd gekeurd op ABOHZIS

  • Algemene conditie
  • Bovenste ledematen (armen en handen)
  • Onderste ledematen (benen en voeten)
  • Horen
  • Zien
  • Intelligentie
  • Stabiliteit

In dienst

Sjef, later Jeff, kwam terecht in de in 1938 gebouwde Ernst Casimir kazerne in Roermond waar hij ingedeeld werd bij het 5e bataljon van het 11e regiment, en per 16 september 1947 met de bijzondere functie van Inf. 1e regiment pionier.
Een regiment bestaat uit een aantal bataljons. Het 1e bataljon van dit 11e regiment waren oorlogsvrijwilligers. Na een jaar gingen de eerste dienstplichtigen naar Indië. Dat werd het 2e bataljon van het 11e regiment. En zo door tellen. Een bataljon bestond uit 700 man.

Van het militaire complex in Roermond rest vandaag de dag alleen nog het poortgebouw als onderdeel van het Designers Outlet Center Roermond. De kazerne werd in 1992 wegens bezuinigingen gesloten en gesloopt.

ernst casimirkazerne
De oude Ernst Casimirkazerne Roermond
sjef van wersch
Vertrek naar Roermond

Vrijheidsstrijd

Nadat hij zijn opleiding van acht maanden had afgerond, marcheerden de troepen naar de Markt in Roermond, stelden zich op en vertrokken per trein naar Rotterdam. Daar gingen zij in februari 1948 aan boord van de m.s. Volendam naar Indië, naar Sumatra waar Soekarno inmiddels de republiek uitgeroepen had. In november 1946 beloofde Nederland deze republiek op Java en Sumatra te erkennen. Nederland beloofde ook deal jaren aanwezige troepen terug te trekken. Het overleg mislukte en de Indonesische strijders vielen Nederlandse doelen en soldaten aan. Het zou een jarenlange guerrillaoorlog worden met drie soorten tegenstanders: de peloppers/ ploppers (Indonesische vrijheidsstrijders), de Islamterroristen en het Indonesische leger dat, soms met hulp van de Japanners, voor de eigen vrijheid vocht.


Tijdens de eerste politionele actie medio 1947 bezette Nederland opnieuw Java en Sumatra. Dit werd niet door veel landen geaccepteerd waardoor Nederland gedwongen werd met de oorlog te stoppen. Toch begon Nederland eind 1948 met een tweede politionele actie waarbij de Indonesische legerleiding gevangen werd genomen. Uiteindelijk moest koningin Juliana in december 1949 de soevereiniteitsoverdracht tekenen waarbij de republiek Indonesië erkend werd.

 

Omdat in december 1949 de republiek door Nederland erkend werd ontvluchtten talloze mensen het land, de vrijwillig dienstgenomen soldaten werden teruggehaald en vervangen door dienstplichtige soldaten. Op 26 juli 1950 werd het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) opgeheven.

 

In deze spanning tussen twee partijen vertrokken tussen 1945 en 1951 duizenden en duizenden Hollandse jongens naar Indië om voor Nederlands belang tegen de republiek Indonesië te strijden. In februari 1948 vertrokken al 6000 jongens naar het oude koloniale land.

Dankzij het feit dat aan boord van de Volendam vijftien journalisten mee mochten varen, is er een goed verslag van de dagelijkse activiteiten van de meer dan 2000 soldaten aan boord. Bijna allemaal gaven ze een romantisch beeld van de reis. Een enkele journalist stelde zich vragend op. Was het wel goed dat ze gingen?

 

De Volendam

Toen de jongens in 1948 met de Volendam vertrokken, was het schip  al 26 jaar oud aangezien zij in Schotland in 1922 gebouwd was, speciaal bedoeld voor het vervoer van emigranten naar Amerika. Doordat Amerika opeens grenzen stelde aan de binnenkomst van emigranten, moest er een ander doel voor het schip gevonden worden. Daardoor werd de Volendam een passagiersschip.

 

Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog werd de Volendam ingezet om kinderen te evacueren. Maar in 1940 werd het schip bij Ierland getorpedeerd. Aan boord waren toen onder andere 320 Engelse kinderen die naar Canada overgebracht zouden worden. Zij had zware schade maar kon de haven van Glasgow bereiken. Daar werd ook nog een onontplofte torpedo in het schip aangetroffen. Na de oorlog werd de Volendam ingezet als troepentransportschip. De vroegere rooksalon werd als bioscoop en kerkzaal gebruikt. Nadat troepentransport niet meer nodig was, ging zij in januari 1950 weer als emigrantenschip op Canada varen. Na dertig jaar werd het schip uit de vaart genomen in 1952 gesloopt. Sjef van Wersch voer twee keer met de Volendam. De eerste keer in 1948 als militair naar Indië en de tweede keer als emigrant in 1951 naar Canada.

Vertrek uit Nederland

 

sjef van werschSjef vertrok als onderdeel van het 5e bataljon 11e regiment infanterie op 28 februari 1948 vanuit de kazerne in Roermond met de trein naar Rotterdam. Van hun vertrek werd een korte film gemaakt die hierboven staat.

 

Daar zouden ze het schip naar Sumatra pakken. Een dag daarvoor was de Zuiderkruis uit Rotterdam vertrokken met 1500 soldaten aan boord.  De Volendam vertrok met 2000 tot 2600 man aan boord. De aantallen varieerden per journalist. Doordat er journalisten aan boord mee mochten gaan, schreef iedere journalist zijn mening. Het Friesch Dagblad schreef de reden op dat zij mee mochten: om zo het volk (te laten) zien hoe het in het leger gaat. Men kan er ook zien waar de belastingcenten blijven. Maar ook om de gedragingen van onze militairen mee te kunnen maken.

 

Het Vrije Volk hield het in eerste instantie op 2200 man die meeging, de Volkskrant op 2400 man, Trouw: 2600 strijdkrachten en De Nederlander 2400 man. Twee weken later schreef Het Vrije Volk 2144 militairen en de Volkskrant 2000 jongens. De Leeuwarder Courant had het over 2500 mannen.

 

Enkele dagen voor hun vertrek werden ouders en de meisjes van de soldaten op de hoogte gesteld dat zij brieven aan hun geliefden konden sturen maar die post moest dan wel op tijd gepost worden. Er waren slechts twee mogelijkheden voor de soldaten om tijdens hun bootreis post te ontvangen. In Port Said in Egypte en bij het eindpunt Batavia. Voor de tussenhaven Port Said moesten de brieven voor 1 maart gepost worden. Het schip zou slecht enkele stops onderweg maken om te bunkeren. En Port Said was de enige mogelijkheid voor de soldaten om onderweg post te ontvangen voordat zij op Sumatra van boord zouden gaan.

‘s-Ochtends vroeg op 28 februari 1948 kwamen de jongens aan in de Merwehaven van Rotterdam. De weken ervoor had het hard gevroren en sommige binnenhavens waren vol met dik ijs. Gelukkig voor de jongens begon die dag met een zonnetje en weinig wind. Aan boord was het 5e bataljon van het 11e regiment, de staf voor twee hospitalen, 200 pioniers en enkele brigades van de Verbindingsdienst uit Den Haag, naast 30 artsen, 15 journalisten en ongeveer 260 man scheepsbemanning waaronder de chef hofmeester, 24 koks, 6 slagers, 14 koksmaats, 4 patissiers en 7 broodbakkers. Met behulp van 34 corvee soldaten werd het avondeten rondgebracht.

 

Het grootste deel van het 11e regiment bestond uit jongens uit Limburg van de kazernes Venlo en Roermond en een deel uit Brabant van de kazerne Gilze. De verwachting was dat het schip na 3,5 week zou aankomen. Er was wel een verschil met andere reizen want de Volendam zou alleen aanleggen in Port Said, na 20 dagen in Colombo en drie dagen later, op 24 maart, op Sabang, het eilandje boven de noordpunt van Sumatra. In de tussenhaven Port Said werd er gebunkerd waardoor er weer vers water, olie en vers eten was.

 

Toen de soldaten in Rotterdam de loopplank op gingen, kregen zij eerst een kop koffie en koek en werden ingeschreven. Jan Soldaat krijgt een pakje sigaretten, een kaartje voor het ruim waar hij gelegerd zal zijn en een knipkaart voor zijn Cadirantsoenen (Cadi: Cantine Dienst) en voor de maaltijden. De inscheping was vanaf 10 uur ‘s-ochtends onder begeleiding van de militaire kapel. Om 4 uur moest iedereen aan boord zijn. Tussen 5 en 6 was de afvaart.

 

scheepspraetEn dan … de fluit. Snijdend, scherp en onbarmhartig. De kabels van de slepers spannen zich en als ’n span fiere paarden steigeren de kleine bootjes over het water. De Volendam is los .. . Langzaam groeide het draaien van de motoren aan tot een doffe dreun, in de avonduren gleden de lichten van Hoek van Holland voorbij en er ontbrak geeneen aan de railing toen de Volendam z’n boegspriet buitengaats stak. Ja, toen hebben we daar met z’n allen wel even raar staan knipperen naar dat» stukje grauw, dat daar zo maar verdween. Het was een lenteachtige Februaridag. De deining is lang geworden, de zon blijkt nu reeds een warmte te verspreiden die bijna zomers aandoet.

 

Iedereen kreeg een boekje mee waarin over de lange zeereis van drie weken. Dit boekje heette Scheepspraet reisverslag en nuttige wenken voor Indiëganger en werd tijdens vrijwel alle bootreizen uitgedeeld.
Een citaat: Het zal U duidelijk zijn, dat een troepenschip niet uitsluitend uit eerste klas luxehutten bestaat, geheel erop berekend om verwende dames zo min mogelijk het gevoel te geven, dat zij zich bevinden op een stoer, eerlijk zeeschip.

Routine

Aan boord ging de kazernetijd gewoon door. Maar wel met in het achterhoofd dat ze naar Indië gingen.
Om 06.00 uur was de reveille met grammofoonmuziek. Bedden waren niet aan boord. Iedere soldaat sliep of op een matras of in een hangmat of opklapbare kooi. Na het wassen waren er het appèl, ochtendgymnastiek, de douche. Tussen 07.30 en 08.00 uur was het ontbijt met pap met gebrek aan suiker, aan boord wit gebakken brood, boter, jam, kaas of vlees, thee of koffie. Daarna de ochtendmis en corvee. Om 10.00 uur was de inspectie.


De  militaire oefeningen waren tot 12 uur en bestonden uit bijvoorbeeld schieten, en als er een haai gesignaleerd werd dan was het prijsschieten, geweren uit elkaar en in elkaar zetten, mitrailleur en mortieroefeningen, aanleggen telefoonverbindingen enz.

Het middageten begon om 12.00 uur. Dat bestond uit soep, brood, boter, soms een haring, thee of koffie waarna een uur rust. 14-16.00 uur: les in Maleis, land- en volkenkunde, sloepenrol, tropen hygiëne, 16.00: vrij. 17.30 uur eten. Daarna ontspanning, bioscoop, gezelschapsspelen, cabaret tot 22.00 uur waarna rust en om 22.30 gingen de lichten uit.

Het eten ging altijd in zogenaamde zittingen. Meer dan 2000 man gelijk aan het eten ging nou eenmaal niet.
Hoewel het overwegend deel van de soldaten katholiek was, het waren tenslotte Limburgse en Brabantse jongens, mocht er slechts één pater mee. Voor de andersgelovigen gingen drie veldpredikanten mee. De Volendam zou in Goede Week voor Pasen aankomen bij Sumatra.
Iedere avond was er een dagafsluiting door de pater en door de dominee. De katholieke jongens zaten aan stuurboord en anderen aan bakboord.

 

Eén keer per tien dagen kregen ze het Cadi-rantsoen (Cantine Dienst) bestaande uit twintig sigaretten plus zuurtjes, stroopwafels, scheer- en zoutwaterzeep en drie Kwatta repen. Een andere journalist schreef: 20 doosjes met 10 sigaretten, vier zakjes van 2 ons zuurtjes een pakje stroopwafels, drie stukken chocolade, een stuk zoutwaterzeep (om eigen kleren te wassen), twee doosjes lucifers.

 

De oefeningen waren iedere dag, behalve op zondag want zondag was een rustdag: geen inspectie, geen theorie, geen Maleise les. De soldaten mochten geen alcohol aan boord gebruiken. Volgens de journalisten was dat logisch. De militaire- en scheepsstaf echter die mochten wel een biertje of whiskey gebruiken. Die borrelden in de hut van de kapitein of in de lounge waar twee soldaten soms piano en viool speelden.

 

volendammertjeEen opmerking uit het reisdagboek van majoor Waringa: Op het dek is peloton 5-11 aan het zonnebaden onder het zingen van liedjes. Dit bataljon maakt een uitstekenden indruk in aller opzichten. ‘s-Avonds was het vrije tijd die onder andere gevuld werd met lezingen die door enkele journalisten gegeven werden. Ook verscheen er regelmatig het blad het Volendammertje met allerlei wetenswaardigheden.

 

Natuurlijk waren er ook ongeregeldheden aan boord in zo’n grote gemeenschap van mannen waardoor er toch enkele arrestanten waren geweest die zeven dagen zwaar kregen.

Ontspanning was er genoeg aan boord, zowel georganiseerde als ongeorganiseerd. En dat is goed, want Verveling is des duivels oor kussen  schreef Scheepspraet het boekje dat elke militaire adspirant-Indië-vaarder met het leven op een schip vertrouwd probeerde te maken.

Port Said

Daar, daar in de verte: De jongens liepen allemaal naar stuurboord waardoor het schip lichtjes overhelde. Daar ligt Port Said. Er werd olie gebunkerd en water ingenomen zoet water kan er nooit genoeg zijn voor zovele honderden die ervan moeten drinken, zich er mee willen wassen en scheren.

 

port said

Maar ook zouden de brieven van huis waar ze zo lang naar verlangd hadden, aan boord komen. Toen het schip in Port Said aankwam, werd het direct omcirkelt door de bootjes van de kooplui van de Egyptische havenstad.

De cholera-epidemie in Egypte kon dan wel voorbij zijn, de legerautoriteiten hadden het verboden dat kooplui in de buurt van de Volendam zou komen. Al ver voordat de Volendam de haven binnen liep, zwermden de bootjes toch rond het schip en werd er van alles met een paar Nederlandse zinnen die de kooplieden geleerd hadden, naar boven geroepen. Maar tenslotte verlangen we niet naar Port Said vanwege bootjes en sigaretten. Port Said betekent voornamelijk: brieven van huis. Maar ook de stapels en stapels brieven die de soldaten afgelopen dagen geschreven hadden, werden opgehaald. Vijfendertigduizend brieven (een andere journalist had het over 25.000 ) voor thuis! Dit betekent dat op deze reis, die nu tien dagen heeft geduurd, iedere soldaat dertien brieven heeft geschreven! Daarna kwamen de postzakken aan boord en werden de brieven uitgedeeld. Ondertussen bunkerde de Volendam olie, water, groente, fruit. Tevens klom een paar kooplui aan boord, ondanks het verbod. Geen wonder: honderd sigaretten voor vier gulden is een transactie waar iedere Nederlandse soldaat voor bezwijkt.

 

Enkele Limburgse jongens hadden ook muziekinstrumenten meegenomen. In de avonduren werd muziek gemaakt en velen zongen mee. Een speciaal geschreven “Volendam”-lied, op de melodie van Bronsgroen Eikenhout, davert over de wateren, schreef de Volkskrant. Kameraadschap was groot aan boord. De overwegend boerenzonen klitten bij elkaar waardoor er het plan ontstond om hun 5e bataljon de naam Bataljon Tegelen te noemen. Dat werd door de legerleiding geaccepteerd en ze kregen zelfs een eigen embleem voor op de baret.

Het eilandje Sabang

reis naar indiëOnderweg naar Indië werd weer in Colombo gebunkerd. Het was inmiddels 21 maart. Weer vers water, eten en dieselolie. Maar er was geen post. Alleen de journalisten en de militaire staf mochten van boord en kwamen terug met bananen en allerlei souvenirs. Het schip moest nog een dag varen voordat het 5e bataljon op de plek van bestemming was.

 

Sabang is een eilandje aan de noordkant van Sumatra. Vanochtend kwam het Noordelijkste puntje van Sumatra in zicht. De spanning steeg. In de middag voeren we de baai binnen voor de haven van Sabang. We waren te laat om nog aan wal te gaan. Dat komt morgen. De soldaten die de volgende dag corvee hadden mochten echter wel van boord. Maar het merendeel moest wachten tot de volgende ochtend om te passagieren in een nieuw land met nieuwe geuren en gewoonten. Ter afwisseling was de reveille nu om 05.00 uur.

 

Majoor Waringa schreef in zijn dagboek: om 18.00 vastgemaakt; jongens alle aan één kant; schip heelemaal scheef. Troep zal morgen van boord gaan, nu te laat, wel corveërs en journalisten.

Na drie uur in Sabang geweest te zijn, kwamen de mannen terug aan boord. Het zou voor het merendeel van de troepen de laatste dag aan boord zijn. De Volendam voer om 10.30 weg van Sabang.

De volgende dag kwam de Volendam aan in de haven van Medan waar het 5e door generaal-majoor Scholten welkom werd geheten: Hij verwelkomt de nieuwe manschappen en zegt hun maar meteen waar het op staat: Roeien met de riemen die je niet hebt.

 

Sumatra is een erg groot eiland, het op vijf na grootste eiland van de wereld en 11 keer groter dan Nederland met in 2018 57 miljoen mensen. Het onderdeel waar Sjef van Wersch deel van uitmaakte was gelegerd in Medan bij het Tobameer, een kratermeer, 100 km lang en 31 km breed. Op de foto zwemmen enkele soldaten waaronder Sjef met op de achtergrond het eiland Samosir (46 km bij 21 km groot).

 

toba meer
Links zwemt Sjef van Wersch in het Tobameer

 Het vijfde bataljon ging 26 maart 1948 van boord. Vanmorgen in Medan gearriveerd. Gisteren in Sabang troepen gepassagierd. Afscheidsavond aan boord. Nauwelijks besef Pasen naby. Witte Donderdag, 11 uur, gezongen H. Mis aan boord. Veel communicanten. Heden, Goede Vrijdag, geen plechtigheden vanwege ontscheping. Grote troependelen Belawan hier. 5-11 R.I. rond Toba-meer. Wensen familie Zalig Pasen. Zelf geen Paasstemming. Journalisten tot Pasen gast van Legercontacten Medan. Tocht naar Toba-meer. Generaal Scholten hield prachtige opwekking nieuwe troepen. Alles wel.


Een bataljon infanterie reisde onmiddellijk door naar Siantar ter aflossing van de aldaar gelegerde onderdelen van het KNIL.

ontschepingMedan ligt 20 km van Belawan, de haven van Medan, verwijderd. Deze haven was tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Jappen verwoest waardoor de Volendam niet aan de kade kon liggen. De landingsvoertuigen voeren vervolgens 1200 man op en af tussen schip en kade.

 

Medan: De aflossingstroepen van de „Volendam” zijn in twee dagen gedebarkeerd en reisden direct door naar de plaats van bestemming. Het schip kwam in de nacht in de haven aan. De stemming was voortreffelijk. De troepen, die te Belawan van boord gingen, zijn Zaterdag vroeg in de ochtend in de stellingen aan het Tobameer in de omgeving van Prapat (midden van N.- Sumatra) aangekomen. Hun eerste daad was ’s morgens om zes uur in het Tobameer zwemmen. De algemene stemming was opperbest. Zowel de legering als de dienst en het natuurschoon waren boven alle verwachtingen. De reis van Belawan naar Prapat per trein en auto duurde vijftien uur. Overal waar gegeten en gedronken werd was de ontvangst hartelijk. De afwachtende houding bij de ontscheping veranderde in pure tevredenheid. De dienst bestaat uit bewaking van de demarcatielijn, die midden over het Tobameer loopt, voorts uit controle der grensgangers en bestrijding van de smokkelhandel. Prapat ligt op zevenhonderd meter hoogte boven de zeespiegel. Het klimaat is zoals in Nederland aan het einde van het voorjaar. Vroeger was Prapat een vacantieoord.

 

Journalist Louis Vrooland van de krant De Nederlander schreef tijdens deze maand aan boord prachtige verhalen. Bij het van boord gaan in maart 1948 schreef hij:
De generaal begon niet met „Mannen van de Koninklijke Landmacht”, maar met „jongelui” en het werd een huiselijk speechje. Hij vertelde, dat ze straks zouden komen in een rustig gebied waar ze met kleine groepjes patrouille zouden moeten lopen om er voor te zorgen, dat het rustig bleef. Hij sprak over Limburg waar ze vandaan komen en over het mooie bergland bij ’t Tobameer, waar ze naar toe zouden gaan, over de rijst, die ze hier zouden krijgen in plaats van de goed-Nederlandse pot en ze moesten straks, als hij op het dek kwam, maar eens naar hem kijken, dan zouden ze een welgedane generaal zien — die dertig jaar lang rijst gegeten had.

De generaal zelf vertelde de soldaten over tropenhygiëne, die ze in acht moeten nemen en hij sprak met deze jonge gezonde kerels, die twee jaar van huis zullen zijn, openhartig over het probleem Indonesische vrouwen. Als één van deze 1200 mannen na zijn terugkeer in Nederland zijn meisje niet meer recht in de ogen kan kijken, dan zal hij niet kunnen zeggen, dat generaal Scholten hem niet gewaarschuwd heeft. Het is een hartelijk toespraakje geworden, een beetje vaderlijk en dat heeft de soldaten goed gedaan. En generaal Scholten is door dat causerietje met één slag hun generaal geworden.

Afscheid van de Volendam

Een LCT (Landing Craft Troops =landingsvaartuig), zie de foto hierboven, is een platte ijzeren bak, waarin twaalfhonderd man schouder aan schouder kunnen staan. Maar de LCT moet ruim een uur varen en het is warm, wit-heet zeggen de soldaten en daarom gaan er deze reis maar achthonderd man mee. Ik sta onderaan de valreep en stuk voor stuk gaan de mannen van de infanterie langs me heen. Ik kijk ze aan en vind dat ze anders zijn dan ik ze aan boord gekend heb. Ze kijken niet om en ze roepen geen grappen naar boven, naar de mannen van de andere onderdelen, die tot Batavia aan boord blijven en nu als belangstellende toeschouwers over de railing hangen. Een enkele soldaat licht even de hand op als hij me voorbijgaat, maar er is niemand, die zegt: „Zo, schrijfsoldaat, doe je best!”

 

Dat deden ze wel, toen ik met ze aan het touwtrekken was en ook als ze me blazend van de hitte met mappen en m’n schrijfmachine op het dek zagen sjouwen, op zoek naar een koel plekje, dat er nooit was. Ik kijk naar al die ernstige gezichten, ernstig, omdat ze aan een nieuw begin staan en omdat ze zich voorgenomen hebben er wat goeds van te maken. Dan zie ik bovenaan de valreep een soldaat, klein van stuk, die, net als ik, last heeft van hoogtevrees en voorzichtig, beide handen aan de leuningen, de lange zwiepende trap afloopt. Zijn geweer, dat hij tussen de riem van zijn kitbag heeft gestoken, blijft vast zitten in de kettingen, waaraan de valreep hangt, hij wurmt om los te komen en moet dan bovendien nog verontwaardigd achterom kijken als een vlottere kameraad hem een duwtje in de rug geeft.

 

Dat breekt de spanning en nu kan ik glimlachen om al die jeugdige vastberadenheid op de gezichten van de soldaten van 5-11 R.I. Ach natuurlijk, het valt best mee, dit zijn nog steeds dezelfde jongens, die weemoedig gestemd Rotterdam verlieten en het is nog steeds de opgewekte en soms opstandige groep infanterie, als op reis. Even maar leken ze ouder, naar het zijn de twintig jarigen, waarover ik geschreven heb, het jolige stel jongelui van de „Volendam”. Ze hebben hun plaats van bestemming bijna bereikt, ze kunnen het aan de horizon zien liggen, — de lage kust van Sumatra. Ze verlaten het schip en gaan het onbekende tegemoet. En dat heeft hen wel te pakken gehad.

Aan land

Aan de kade in Belawan stond de cantinewagen van Oldenzaal en de soldaten kregen limonade, chocolade, sigaretten en een noodrantsoen. Feitelijk kregen de soldaten: bier, sigaretten en tijdschriften. En een boekje over Sumatra’s Oostkust over land en volk en gewoonten, met de adressen van alle instanties, die in Indië en speciaal hier in Deli de belangen van de militairen behartigen en daarmee konden de soldaten de tijd doorbrengen tot ’s avonds zes uur, toen de trein naar Siantar vertrok. Tegen middernacht kwamen ze daar aan en werden verder met trucks gebracht naar de dorpen in het bergland tussen Pematang Siantar en Prapat aan het Tobameer.

 

De volgende dag heb ik een autotocht van vijfhonderd kilometer in die omgeving gemaakt en hier en daar zag ik kleine groepjes Volendammers, die bezig waren zich te installeren. Het is koel daar in de bergen, het is er mooi en het is er rustig. Eén peloton is terechtgekomen in Prapat, het verlofcentrum voor Oost-Sumatra, in het hotel aan de oever van het door machtige bergen omringde Tobameer. De steile rotsen zijn er begroeid met struiken die fel-rode en blauwe en witte bloemen dragen. Op de berghellingen aan de overkant liggen de lichtgroene sawah’s en de dessa’s verschuilen zich in boomgroepjes. De ronde koppen van de bergen worden gedekt door donkergroene kalotjes van het naaldwoud. De lagere glooiingen dragen een begroeiing van bossen en struiken in tere kleuren, groen en reebruin en zacht donker rood. De bergwanden lopen bijna loodrecht naar het in zonlicht zilveren Tobameer, waar boven altijd een naar blauw zwemende nevel hangt.

 

Het is er even mooi als aan de Italiaanse meren en het is er stiller. Het is misschien het meest idyllische plekje ter wereld, al ligt midden in het meer het eiland Samosir, vroeger een bloeiend zendings- en missie-terrein, nu bezet door de republikeinse troepen. De burgemeester van Siantar, een Indonesiër die me in zijn auto naar Prapat had gebracht, vroeg aan een soldaat hoe hij het er vond. „Mooi”, zei de man van 5-11 R.I. „Maar als ik het nou voor het kiezen had, zou ik liever die twee jaar vacantie aan het Uddelermeer doorbrengen, schreef de journalist van de Nederlander.

 

Tijdens hun diensttijd in Indië kregen de jongens natuurlijk ook uitbetaald. In de Ministeriële Beschikking van 17 mei 1947 staat: Gedurende een dienstreis van Nederland naar Nederlandsch-Indië en terug wordt aan het militair personeel der Koninklijke Landmacht een verblijfsvergoeding toegekend van en met de dag van inscheping, tot en met de dag van terugkeer in Nederland. Zo iemand kreeg 40% belastingvrij van de jaarlijkse soldij. Meenemen van Nederlands geld was verboden. Aan boord was er boordgeld.


In 1948 kwamen 16 troepenschepen in Indië aan met 19.391 Koninklijke Landmacht soldaten, 1.532 KNIL soldaten en 4.081 mariniers.

In het herdenkingsboek van 5-11 valt te lezen: De Pioniers zaten intussen ook niet stil en timmerden overal cantines in elkaar. Zo zwierf de Ost. Cie (= Ondersteunings Compagnie) door bijna het gehele Bataljonsvak.

 

Ost-Cie is de Ondersteuningscompagnie 31e B-Hospitaal Medan waar Sjef van Wersch op 1 april 1950 aan werd toegevoegd. In het herdenkingsboek van 5-11 is de eerste regel in het hoofdstuk over de Ost-Cie: De brandweerlieden van het Bataljon! Ja dat zijn ze! Want ze zijn erop getraind om hun kameraden van de Tirailleur-compagnieën tijdens een gevecht te ondersteunen met hun enorme vuurkracht, mijnen op te ruimen en aanvallende tanks in de prak te schieten.

In een verslag van luitenant-kolonel Sierksma staat onder andere dat 5-11 ook nog naar school ging. Verschillende officieren van 5-11 R.I. hebben zich ter beschikking gesteld als leeraar en adviseur. Les werd gegeven in Wiskunde, Engels, Mechanica, Natuurkunde, Topografie en Middenstandsdiploma. Ook werd er natuurlijk trainingen gevolgd: Exercitie wordt geregeld geoefend.

Oorlog

Op 27 maart 1948 begon officieel de twee en halfjarige durende militaire operatie van het 5e bataljon van het 11e regiment. Na een gewenning aan het land, dat erg warm was, werden de veldtochten dagelijkse bezigheden. Volgens generaal-majoor Scholten waren de eerste maanden van afwachten en acclimatiseren.

 

Er waren vele oorlogshandelingen. Bijvoorbeeld op 8 april 1948 toen infiltranten aanvielen. Ook moest er opgetreden worden tegen smokkelhandel. Tijdens het eerste kwartaal van 1949 stierven er tijdens hun verblijf op Sumatra 136 soldaten van het bataljon, waren er negen gewonden en 67 krijgsgevangenen genomen. Sjef vertelde later dat een van zijn kameraden vlak na hun aankomst al in het hoofd geschoten werd en overleed.

 

Sjef van Wersch kreeg tijdens zijn dienst diverse malen straf. De eerste keer was op 11 december 1947. Hij kreeg toen één dag verzwaard arrest wegens niet op het appel verschijnen in het gewenste uniform en met ongepoetste schoenen.
Op 4 november 1948 kreeg hij twee dagen licht arrest omdat hij zonder geldige redenen aan het appel ontbrak. Maar er waren verzachtende omstandigheden: Hij had zich verslapen tengevolge van het feit dat hij de nacht te voren op wacht heeft gestaan.
En de derde keer was op 16 november 1948 toen hij drie dagen licht arrest kreeg. Via via kreeg het legeronderdeel van Sjef een welzijnverzorgingsradio toegezonden. Echter om hem te laten werken, moet er wel stroom zijn. En dat was er niet. Sjef liep naar een grote legerwagen, haalde er de accu uit en sloot die op de radio aan, waardoor er muziek was. Licht arrest hield in dat hij drie dagen niet mocht deelnemen aan de recreatie en op zijn kamer moest blijven.

 

5-11Tijdens de Tweede Politionele Actie werd het 11e regiment in december 1948 naar Balige gestuurd waarbij het veel aanvallen te verduren kreeg. Op 23 december 1948 startte de actie Damhert als onderdeel van actie Tijger. Sjef maakte deel uit van het Bataljon Tegelen (zie hierboven). Opgericht maart 1948 aan boord van de MS Volendam voor de Limburgse soldaten.

In december 1948 werd door de legerleiding ter plaatse besloten dat het rode hert met goudgeel schild als bataljonsembleem werd aangenomen. Gevechtsgroep Damhert was opgedeeld in drie eenheden: Haan, Eend en Duif. In het militair verslag stond dat de sterkte van het bataljon gedaald was tot 689 man. Het was 800 man groot geweest. De reden: het blijkt telkens een groot aantal zieken (Malaria) en oververmoeiden, vermeldde het verslag. Het terrein zeer zwaar; voor de patrouilles. Steeds blijkt dat bij de opmars vrij wel geen tegenstand van betekenis werd ondervonden.

Sjef schreef net als iedere jonge soldaat naar huis. Die brieven zijn helaas niet bewaard gebleven. Eén brief echter wel, die hij naar zijn zus schreef. Vreemd is dat de brief gedateerd is op 6 februari 1948.  Dat moet toch minstens een jaar later zijn. Want begin februari 1948 zat hij nog in de kazerne van Roermond.

Hij schreef aan Frans, Maike en kleintjes, Bommerich 197, Mechelen, Wittem, (L), Nederland.

 

De brief werd per luchtpost verstuurd en was militair portvrij. 

Afzender was J.v. Wersch. Rang: Sold (=soldaat)

Sta.nr (=Stamboeknummer) 270 61 66202

Legeronderdeel: Ost 5-11 Reg. Pionier Peleton

Veld* -Postkantoor: Trp Co, Tap anoelie Medan (= Tepianioeli = residentie op Sumatra)

De brief werd verstuurd toen Sjef in Siborong borong was dat onderdeel uitmaakt van Noord-Tapanuli.

 

sjef van werschBeste Frans Maike en kleintjes

Ik heb jullie brief in de beste gezondheid ontvangen waarvoor mijn hartelijke dank. Ik zie wel dat het met jullie nog steeds goed gaat wat met mij ook nog steeds het geval is. We hebben op het ogenblik wel een drukke tijd en we moeten nogal hard werken.

 

Morgen moeten we weer een weg gaan maken naar een post daar zitten een paar pelotons van ons ingesloten en die worden op het ogenblik vanuit de lucht gevoed want ze hebben de weg achter hun rug afgebroken en de bruggen uitgegraven. Wij zijn nu eigenlijk geen infanterie pioniers meer want we zijn nu Genie geworden en wij krijgen alle materiaal van de genie nu en ook een arbeid compie dat wordt een beetje gemakkelijker dan.

 

Tijdens de actie hadden we het nog drukker en toen was er nog geen eten en slapen moesten we met 5 man in een Jeep dat was toen bijna niet vol te houden daar moesten we dan hard bij werken maar ja dat heeft maar 4 dagen geduurd maar eer het eten weer een beetje normaal was dat heeft zeker 14 dagen geduurt.

 

Van de week ben ik nog een dag of drie in Siantar (= op Noord-Sumatra) geweest om materiaal op te halen. Tot in Prapat (dat ligt bij het Tobameer) is de weg nog niet erg veilig (noot: dat is 55 km verder) dus moesten we steeds met een collonne gaan, toen we gingen en ook toen we terug kwamen zijn we nog beschoten geworden maar het is maar een geluk dat die heeren niet goed kunnen schieten want anders zag het eruit.

 

Maar we hadden een paar mooie en luie dagen gehad in Siantar alleen kost het wat veel geld maar ja daar hebben we dan ook een beetje verzet door want hier is helemaal niets te beleven in Balige (noot =ook bij het Toba meer) daar ging het nog iets (onleesbaar) heb ik tot gisteren toe gezeten maar ik moest naar hier toe om morgen mee te gaan. die anderen van ons lagen al lang hier. Verder is hier anders niet veel nieuws te vertellen alleen dat het hier nogal koud is het nachts maar we liggen dan ook geweldig hoog hier helemaal in de bergen. Bij jullie zal het wel kouder zijn denk ik maar het schiet toch al behoorlijk op het gaat al zowat op het voorjaar aan. De tijd hier schiet overigens ook goed op want de 26ste van deze maand zijn we al een jaar van huis nou nog zoowat  anderhalf jaar en ik denk dat we zoowat op weg zijn naar huis. Veel is hier anders niet en dus ga ik voor deze keer maar weer eens eindigen met vele groeten en tot schrijfs van 

Jullie broer zwager en oom Sjef.

Tabé.

Op 23 december 1948 werd de groep Eend per landingsboot bij Balige aan land gezet en bezette de stad. De groep Duif werd diezelfde dag per Catalina vliegboot aan land gezet, nam Balige over van groep Eend en zuiverde de stad en omgeving. De groep Eend bezette hierna Siborong-borong en het nabijgelegen vliegveld en verleende steun aan eenheden van 4-2 RI bij de verovering van Taroetoeng.  De Pioniers hadden de taak het vliegveld te zuiveren van eventuele mijnen. Ook waren ze ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat bezig met bruggen bouwen, tankvallen dichtgooien en buitgemaakte munitie onschadelijk maken.

 

De hoofdmacht, groep Haan (5-11 RI en 4-2 RI), zette op 23 december vanuit Prapat de opmars in naar Balige. Tijdens de opmars ondervond de colonne zeer veel hinder van versperringen en vernielingen. Op 26 december bereikte de voorhoede Balige.
Tot aan het ‘cease fire’, op 15 augustus 1949, voerde het bataljon een felle strijd tegen goed bewapende groepen die vanuit Atjeh infiltreerden. Op 10 januari 1950 werd Tandjoeng Poera overgedragen aan het Indonesische leger, de TNI. Het bataljon werd gelegerd op de ondernemingen Kwala Begumit en Kwala Bingei en op 4 april overgebracht naar Batavia.

De laatste dagen van het verblijf op Java was het bataljon, in verband met onlusten op de zuid Molukken, overgeplaatst naar Tjimahi.

 

Tijdens een van die vele acties liepen de mannen door een rijstveld waar zij in een hinderlaag terecht kwamen waarbij Sjef een schampschot in zijn been kreeg. Aangezien er vaak in kleine groepen werd gepatrouilleerd, werd alleen gerapporteerd waar ze waren, wie ze gevangengenomen hadden en wat ze op de vijand veroverd hadden. Hierdoor is niet na te gaan hoe de omstandigheden waarin Sjef verwond werd. Dat het hem zeker geraakt heeft, bleek uit de nachtmerries die hij op latere leeftijd had. De verwonding was niet van dien aard dat hij aanspraak kon maken op de Invaliditeitswet, stond nadien in zijn militair rapport.

 

Pas in december 1949 tekende koningin Juliana onder druk van de internationale wereld de soevereiniteitsoverdracht waarbij de republiek Indonesië werd erkend. Dat betekende dat de oorlog voor veel regimenten voorbij was. Sommige regimenten gingen nog naar Nieuw-Guinea, maar het regiment waar Sjef deel van uitmaakte mocht naar huis. Zij verzamelden zich in de loop der maanden in rayons en na een dienstverblijf van twee jaar en een paar weken vertrokken de jongens naar huis.


Tussen de periode van de soevereinsoverdracht en het daadwerkelijke vertrek uit Indië zaten vele maanden. Er hoefden niet meer gevochten te worden. Alleen moest tijdens de overdracht wel de orde bewaard worden. Dat werd de taak van de vertrekkende troepen. Na de hevige strijd konden de soldaten beginnen aan het grote nietsdoen. Wellicht alleen de militaire discipline handhaven. Generaal-Majoor P. Scholten, schreef in het herdenkingsboek van 5-11 hierover: Daarnaast hebt gij de laatste maanden te worstelen gehad met een teveel aan vrije tijd, met een intens verlangen, om naar Uw haardsteden terug te keren. Met de repatriëring, die thans ook voor U is aangebroken, vallen deze moeilijkheden weg, maar andere doemen reeds weer op: de zorgen voor Uw positie in de burgermaatschappij.

 

Een van de soldaten schreef in zijn dagboek: De Pioniers bouwden in die tijd een kermis op, waar in December de uitgestelde viering van het 2-jarig bestaan van ons Bataljon plaats vond. Ondertussen werd er botje bij botje gedaan: er werd hout gekocht en een aanvang gemaakt met het bouwen van kisten en koffers. In die kisten en koffers pakten de soldaten hun souvenirs en andere zaken.
Zo dachten wij de laatste maanden van ons verblijf zo goed mogelijk door te brengen. Jammer genoeg was dit niet het geval. Want begin Januari 1950 moeten we, in verband met inkrimping van de rayons, verhuizen naar ’n pondok, een complex midden in alang-alang: Kwali Bingie. Weer brak een tijd aan van hard werken waarin zo goed en zo kwam mogelijk de zaak bewoonbaar werd gemaakt. Ze legden sportveldjes aan waar vooral volleybal werd gepeeld. Ze speelden zo vaak waardoor zij kampioen volleybal van Noord-Sumatra werden.

Terugreis, 10 mei 1950

Het was de bedoeling dat Sjef van Wersch samen met zijn regiment op 2 mei 1950 met de ss. General S.D. Sturgis terug naar Holland zou varen, maar het liep anders. Sjef werd op 1 april 1950 overgeplaatst naar het 31B Hospitaal in Medan en enkele weken later, op 22 april 1950 naar de Koninklijke Landmacht 4e Compagnie in Batavia.
Hij voer dus niet met zijn regiment terug, maart vertrok bijna twee weken later.
Tot nu toe is de precieze reden onbekend waarom hij niet met zijn kameraden mee ging. De meest voor de hand liggende verklaring is dat hij als onderdeel van de ondersteunende troepen, als een man van de genie, bezig was met het onderhoud aan het ziekenhuis van Medan. Op de presentielijst van de Sturgis staat dan ook dat Wersch van G.J. met een andere boot zou vertrekken.

 

Eindelijk begon op 10 mei 1950 de terugreis. Van Medan waar zij gelegerd waren naar het verzamelpunt Palembang was een treinreis van 1300 km waar zij twee dagen over deden. Hier lag de Waterman te wachten om hen samen met andere militairen en KNIL-soldaten met hun familie te vervoeren. Van Palembang naar Semarang op het andere eiland Java, was 950 km. De 700 KNIL-soldaten en hun gezinnen gingen hier van boord en werden gehuisvest op Midden-Java. In hun plaats aan boord kwamen soldaten uit Java aan boord.
Vervolgens voer het schip weer terug naar Jakarta, circa 450 km waar het op de 15 mei aankwam. Op 18 mei vertrok de Waterman vanuit Tandjong Priok, de haven van Jakarta, voor Rotterdam. Het schip voer de route Jakarta-Aden-Rotterdam.

Tijdens de terugreis was er een strak regime aan boord:
06.00 uur: Reveille,
 06.45 appel in de slaapruimten, 7.00 aanvang van het ontbijt in vijf zittingen,
 09.30 einde ontbijt, opruimen, schoonmaak van de ruimen en de sanitaire ruimtes, 10.30 lessen en inspectie van de ruimen, 11.30 lunch in vijf zittingen tot 13.30 uur, 14.00 verplichte stilte en daarna lessen tot 16.00 uur, 17.00 avondeten tot 19.00 uur, 20.00  ontspanning (film, cabaret)
, 22,00 iedereen te kooi en om 22.30 lichten uit.

 

Majoor Waringa: Ook een tocht gemaakt door de ruimen. Jongens, keurig, goede tucht bij beide bataljons, en ernstiger dan zou verwachtten.
Het leven aan boord verliep volgens een vast rooster. Hieronder een voorbeeld aan boord van de Waterman: Slapen?, zegt soldaat Hofman uit Deventer. Je kan niet slapen op deze manier. Opgepropt in het ruim als haringen in een ton. Je ligt in een hangmat, die zelfs geen ruimte heeft om te slingeren en onder je ligt iemand op een matras, die geen oog dicht doet uit angst, dat z’n bovenbuurman zeeziek zal worden. Nee, dat slapen wordt hier niks!

 

Afgelopen jaren was er al vaak post geweest, de verbinding met het thuisland. Ook bij de terugreis bleef post belangrijk. Het thuisfront kreeg de melding dat zij post voor de terug reizigers uiterlijk 25 of 26 mei gepost moesten hebben. Aan het adres moest toegevoegd worden Op thuisreis naar Nederland. En zoals altijd werd die in Port Said uitgedeeld.

 

De passagierslijst lag per 1 juni 1950 ter inzage bij de redactie van de landelijke en regionale kranten. Zij plaatsten de namen van de militairen uit hun streek in de krant. Op 3 juni 1950 vermeldde het Limburgsch Dagblad de veertig namen van de Zuid-Limburgse militairen. Waarbij ook G.J. van Wersch uit Mechelen vermeld stond.

 

thuisvarende soldaten

Na de afvaart op 18 mei 1950 kwamen zij op 5 juni in Algiers aan. Op 6 juni was de verwachting dat de Waterman op vrijdag 9 juni 1950 om 8 uur ’s-ochtends in Rotterdam aan zou komen. 7 Juni was het schip bij Finisterre (Noord-Spanje). Inderdaad kwam de Waterman ‘s-ochtends op 9 juni 1950 in Rotterdam aan. De ontscheping was om 09.00 uur. Aan boord waren 1613 militairen. Op 30 mei kwamen twee heren aan boord: luitenant Drenth van de LVD in verband met demobilisatie en de heer Arensberger namens de Staatsmijnen op zoek naar mannen die mijnwerker willen worden.

 

In juni 1950 kwamen drie troepentransportschepen aan in Rotterdam: De Waterman en de Cheshire op 9 en 14 juni en de Amarapoora op 29 juni, gemiddeld aan boord 1500 man. Trouw schreef: Tussen 9 juni en 16 juli kwamen in Rotterdam 15.000 man terug uit Indonesië waarvan 6000 burgers en 9000 militairen.
Sjef ging officieel op 22 juli 1950 met groot verlof. Hij was toen uit dienst. Vreemd is het dan dat op zijn Staat van Dienst te lezen valt dat hij ontslagen was wegens diensteindiging miv 011062.

Sjef van Wersch thuis

thuiskomst
Sjef (r) werd thuis ook onthaald door Sjeng Meijs van de Schweiberg.

Bij aankomst werden de mannen toegesproken door de kapitein namens de koningin, door de staatssecretaris van oorlog namens het kabinet en door een luitenant-kolonel namens de inspecteur-generaal van de Koninklijke Landmacht prins Bernhard. Tijdens de demarcatie speelde het muziekkorps van de tweede kaderschool Infanterie uit Weert. Op 23 juni 1950 vertrok de Waterman weer naar Jakarta om nieuwe soldaten op te halen.

Aan boord waren twee Mechelse jongens: Sjef van Wersch en Sjef Thijssen. Alleen kwam Sjef van Wersch drie uur eerder in Simpelveld aan dan Sjef Thijssen. Bij de ontscheping kreeg Sjef van Wersch de bus naar de Veluwe aangewezen, maar op het laatste nippertje wisselde hij toch en vond de bus naar Maastricht.
Sjef Tijssen kreeg de bus naar de Mijnstreek aangewezen. Vandaar dat Van Wersch drie uur eerder in Simpelveld was waar zijn ouders en broers en zussen hem opwachtten. Zij bleven nog twee uur op de andere Sjef wachten maar vertrokken tenslotte naar Mechelen.

 

Hier staat hij met Sjeng Meijs op de foto bij zijn terugkomst bij zijn ouderlijke huis Ten Hove. Sjeng Meijs was niet in Indië geweest. Samen met Sjef was hij lid van de organisatie Jonge Boeren. De Katholieke Jonge Boeren en Tuinders deden ook liefdewerk voor armlastige gezinnen. Bijvoorbeeld zamelden zij aardappelen of fruit in. Ook hielden zij toneelavonden en lezingen om op de hoogte te zijn van de nieuwste landbouw en veeteelt technieken.

Terugkerende soldaten werden als helden in hun dorpen door de plaatselijke harmonie of fanfare van het station of de dorpsgrens afgehaald en naar huis begeleid. Het huis was versierd, de jonkheid was aanwezig en de geestelijkheid kwam ook langs. Na een week of twee moesten de jongens gewoon weer meedraaien in de wereld. Van nazorg was toen geen sprake. Zij troffen een andere maatschappij aan dan toen zij vertrokken.

Medaille

Sjef kreeg net als alle andere soldaten uit Indië, in april 1949, uiteindelijk het Ereteken voor Orde en Vrede. Dit ereteken was eind 1947 door koningin Wilhelmina ingesteld voor de militairen die tussen 1945 en 1951 ten minste drie maanden daar in dient waren geweest. Op het zijden lint werden in zijn geval twee gespen aangebracht met de jaartallen van zijn diensttijd. De toestemming was al eerder verleend. Ingevolg besluit Luitenant Gouveneur Generaal van Nederlandsch Indië, d.d. 8.3.48, No 8, door de Commandant v.h. Leger in Ind. machtiging verleend tot het dragen van het Ereteken voor Orde en Vrede op 30.4.49.

jeff van wersch
jeff van wersch

Bij het ontschepen van de Waterman ontving Sjef ƒ 170,- bestaand uit ƒ 100,- premie en ƒ 70 kleedgeld, waarna hij weer bij zijn vader op de boerderij ging werken.  In Indië kregen de soldaten ongeveer ƒ 1,25 – per dag aan soldij.

De ss Waterman

 

ss de waterman

De ss Waterman was in 1944 als de ss La Grande Victory in Amerika gebouwd. Haar tewaterlating was in januari 1945. Na de oorlog werd het schip in 1947 door de Nederlandse Staat gekocht en tot troepentransportschip voor zo’n 1600 man verbouwd voor reizen naar Nederlands-Indië en terug.
In 1951 werd het schip weer omgebouwd tot emigrantenschip. Er was tenslotte geen strijd meer in Indonesië. Van 1600 soldaten ging het terug naar een kleine 900 passagiers.

Foto’s uit zijn diensttijd

Emigratie naar Canada

Terug in Nederland vroeg Sjef zich af: hoe nu verder. De kans dat hij de boerderij van zijn ouders kon overnemen was er niet. Omdat Sjef diverse oudere broers had die de boerderij wilden overnemen en er in Limburg geen boerderijen te koop waren, dacht Sjef aan emigreren. Toevallig verscheen er op 8 juli 1950 het volgende bericht in het Limburgs Dagblad:
… dat Canada voor de Nederlanders nog ongekende mogelijkheden biedt. Het is gebleken, dat de Nederlanders zich het gemakkelijkst aanpassen. Men hoort er over de Nederlanders maar één klacht: dat er zo weinig zijn. De Canadezen, die goed op de hoogte zijn van het Nederlandse bevolkingsvraagstuk, vragen zich af, hoe het mogelijk kan zijn, dat het emigrantenschip ..Volendam” maar voor helft volgeboekt was. In Canada is grote vraag naar Nederlanders. Het zal van de hier tussenstaande emigratie-instanties, waarvan dikwijls een weinig stimulerende invloed uitgaat, afhangen, in hoeverre beide partijen bevredigd kunnen worden.

Jeff van Wersch
Jeff van Wersch aan boord de Volendam naar Canada

Canada had tot juli 1951 een financiële regeling voor Nederlandse immigranten die van boerenafkomst waren. Misschien las Sjef (Jeff) ook het Limburgs Dagblad van mei 1950. Want toen schreef het dagblad onder andere over een hulpplan voor de Nederlandse boeren: Het belangrijkste is wel, dat de raad (Catholic Immigrant Aid Society) voor de vestiging op het land van Nieuw-Schotland aan de immigranten een som zal lenen, gelijk aan twee derde deel van de som, nodig voor het kopen van een boerderij en verder een bedrag gelijk aan 50 procent van de prijs van vee en de nodige landbouwmachines. De rest van het nodige geld zal de boer of andere belanghebbende partijen zélf moeten opbrengen.

Het Limburgs Dagblad van 11 januari 1951 publiceerde een artikel met de kop: Belangstelling voor emigratie neemt in Nederland toe.
Over Canada schreef de krant:  Canada is 300 maal zo groot als Nederland en telt slechts 12 millioen inwoners. Nederlandse boeren en landarbeiders kunnen er in onbeperkte mate binnenkomen. Iedere Nederlander moet eerst bij een Canadese boer gaan werken. Door sparen kan hij na enkele jaren de kans krijgen een eigen bedrijf te vestigen. De bank geeft echter alleen crediet, wanneer hlj goede getuigschriften van zijn werkgever kan overleggen. Op het ogenblik bestaat er ook de mogelijkheid, dat vaklieden, die in Nederland bij voorkeur op het platteland werkzaam zijn geweest, naar Canada te emigreren.

Dat was natuurlijk wel interessant voor Sjef. Want na juli 1951 mocht iedereen immigreren en was er geen sponsoring meer van gelden. Dus hij moest snel reageren. Er werd contact gelegd met de Canadese organisatie die in Sjef’s geval de heer Wells Coates (1924-2016) uit East Angus Quebec bereid vond dat Sjef bij hem kwam werken.
Sjef emigreerde de maand daarop, in februari 1951 naar Canada.

Toevallig vertrok hij weer met de Volendam van de Holland-Amerika lijn, hetzelfde schip dat hem drie jaar daarvoor naar Indië had gebracht. Het was de eerste keer dat de Volendam weer grote groepen emigranten naar Canada bracht. Zij vertrok, natuurlijk vanuit Rotterdam, op 13 februari 1951 met aan boord 1300 mannen, vrouwen en kinderen. Een andere krant had het over 1520 emigranten en weer een ander 1400 mensen. Het museum van Pier 21 in Halifax Canada vermeldde dat het om 1431 passagiers ging.

 

Aan boord was ook Catrinus Mak, gereformeerd dominee uit Leeuwarden en vader van de toen vierjarige Geert Mak, later een gevierd schrijver.

 

Onderweg onderging het schip drie stormen, volgens het dagboek van Theodore Ferwerda die dezelfde reis met zijn gezin maakte. Al die mensen aan boord konden overdag nergens zitten. Er was slechts plaats voor 400 mensen om te zitten. Er waren drie klassen aan boord. 263 passagiers in de eerste klasse, 436 in de tweede klasse en rond de 1200 passagiers in de derde klasse.


Negen dagen later kwam het schip in Canada aan. Het Vaderland van 24 februari 1951 schreef: De grootste groep Nederlandse immigranten die ooit in Canada aan land is gegaan, is met de Volendam te Halifax aangekomen.

pier 21

In 1950 vertrokken 10.000 Nederlanders naar Canada. De Volendam bracht in 1951 met tien reizen zo’n 15.000 mensen naar Canada. In 1952 werd zij gesloopt.


Het schip kwam op 22 februari 1951 aan bij Pier 21, de immigranten pier, in het Canadese Halifax aan waar de net benoemde Nederlandse ambassadeur A. Lovink ze verwelkomde. Aan de muur hing een bord: Welcome home to Canada. De emigranten werden met de klaarstaande treinen naar hun doel gebracht. Het was een totaal ander soort reis dan Sjef drie jaar eerder op de Volendam maakte. Op 15 maart 1951 vertrok de Volendam weer van Rotterdam met weer zo’n 1300 emigranten aan boord voor Canada.

 

Aangezien zijn reis indirect door Wells Coates gesponsord was, begon hij hier eerst te werken. Coates was een boer met uitgebreide landerijen waarop hij onder andere klaver en haver verbouwde. Hij was tevens leraar aan de agrarische school die Jeff daar volgde. Later schreef Wells Coates in zijn biografie over Sjef: On a dairy farm one always needs helpers. I had quite a few hired men during the forty years I was farming, and they were all great workers. These helpers lived with us, ate at the same table and had their own room at our house.
One of the first ones was a fellow from Holland, Joe Van Wersch. He knew more about agriculture than I did and was with us for nearly two years. He eventually had a farm of his own at St. François Xavier de Brompton.  

Sjef paste zijn naam aan naar het Engels en dat werd dus Jeff.

Jeff van Wersch vond daarna werk in Windsor Mills bij de Canada Paper Company Inc, sinds 1965 Domtar Inc. Hier ontmoette hij zijn aanstaande vrouw Rollande de Blois waarmee hij in 1956 trouwde.
Samen kochten zij in 1960 een langgewenste boerderij in het 6 km verderop gelegen Saint-François-Xavier-de-Brompton ongeveer 200 km zuidelijk van Québec. Hier hadden zij 39 koeien en 90 hectare land.

 

the farm

Na gezondheidsproblemen besloten zij in augustus 1977 de boerderij te verkopen. Via een advertentie in de krant kon je zien wat zij verkochten: 39 Holstein koeien waarvan 27 melkkoeien, elf vaarzen en een stier, een tweejarig paard, drie tractoren, melkgereedschap en ander apparatuur om te hooien.

 

In 1977 verhuisden zij naar Richmond, 22 km westelijk van de boerderij. Jeff was 50 geworden.
Hier kochten zij een schoenenwinkel aan de Rue Principal Nord 171 in het Engels Main Street,  waar al gauw kleding bij kwam. Deze winkel hadden zij tien jaar, tot hun pensionering.
In 1979 adverteerde hij met Jeff’s Enrg, Sport cloths – Shoes, For all the family. In 1981 adverteerde hij met Jeff ENR. In 1983 adverteerden zij met Chez Jeff Enr., in  1985: Jeff’s.

Eind 2020 stond dit pand te koop voor 119.000 Canadese dollars.

171, Main Street
De winkel zoals die er in 2020 uit ziet. Foto: Esther Healy
jeff's store
1982
jeff's stores
1982
ten hove
Jeff en Rollande op bezoek bij het ouderlijk huis Ten Hove in Mechelen
Familie Jeff en Rollande
Het gezin van Jeff en Rollande in 1971

Tenslotte

Er is veel verzwegen en veel gezwegen over inzet van Nederlandse jongens in Indië. Ook Jeff sprak er niet meer over. Het 5e bataljon van het 11e regiment werd in 1950 opgeheven en ging deel uit maken van andere regimenten Limburgse Jagers.

Samen waren ze actief in het sociale leven van Richmond. Jeff was lid en penningmeester van de Indepent Order of Odd Fellows die rollande de blois

Rollande van Wersch-de Blois. The Record 21 februari 1997

zich al 30 jaar terug bezighielden met het milieu. Rollande was lid van de Richmond Hill’s (Young) Woman’s Institute. En sinds 2001 voorzitter van de vrijwilligers waaronder Richmond Meals on Wheels. In het Frans: La Legion à la popote roulante. Zij was al sinds de jaren 80 zelf vrijwilliger.

Later schreef zijn vrouw Rollande: He did very well in Canada as a farmer and we were able to have all our children well educated.

Jeff van Wersch overleed in april 2015, 87 jaar oud. Zijn vrouw Rollande de Blois, overleed in maart 2016, 85 jaar oud.  Zij lieten zeven kinderen achter.

Bronnen

  • Familie Jeff van Wersch
  • Marlie Koonen-Vincken, Bijna vergeten, Mechelse jongens gingen naar Indië, Heemkundige Kring Mechelen 2011
  • https://www.indie-1945-1950.nl/web/5-11ri.htm
  • www.delpher.nl
  • NIMH-collectie 509 Dekolonisatie van Nederlands-Indië (1945-1950). Hierin bevinden zich zeer veel gevechtsverslagen en -rapporten van nagenoeg alle eenheden. Deze verslagen zijn digitaal raadpleegbaar via deze link
  • Scriptie van Thomas Hendrix over de nasleep van de oorlog in Indië en het Indiëmonument in Roermond 2016. Klik hier.
  • Twee foto’s uit het fotoalbum van A. Bakermans, staf 5-11 (Archief Limburgse Jagers, Oirschot)
  • Canadese kranten
  • Mrs. Esther Healy

Klik hier voor Jeff van Wersch in de Kerkraadse Tak.

error: