Genealogische website Warsage

Gerard van Weers, geboren in 1931, was een muzikaal man. Hij speelde in allerlei kwintetten en was tot zijn dood in 1989 20 jaar dirigent van het Delfts Symphonie Orkest.

Hij speelde in verschillende groepen. Negentien jaar oud speelde hij in 1950 tijdens feestavonden accordeon. Een jaar later speelde hij toneel met het gezelschap De Spelewaghe in de Koninlijke Schouwburg. In 1958 was hij contrabassist bij het Groninger Quintet Joop Verbeke, en ook bij Kwintet Martin Vijver. Een jaar later zat hij bij het Friese kwartet Peter de Jong, waar bovenstaande Joop Verbeke ook deel van uit maakte. Gelijktijdig speelde hij ook als bassist bij het dansorkest de Sambrinco’s dat als vanaf 1946 voornamelijk Friese liedjes speelden en zongen. De Leeuwarder Courant schreef in 1959: Gerard Weers komt van Den Haag en hij is een waardevolle aanwinst voor de Sambrinco’s, die in Friesland geen goede „plukker” konden vinden.

Deze groep (foto) was in 1946 opgericht en speelde Friese liedjes.

Gerard  speelde ook bij het Fryske Orkest. Soms samen met zijn broer Leo. Die kreeg echter geen vaste aanstelling waar Gerard die wel kreeg.

 

gerard van weers
sambrinco

Huwelijk

Gedurende zijn jaren in Friesland ontmoette hij Tiny Pietjou waarmee hij trouwde en drie kinderen kreeg.

tiny pietjouGerard en zijn vrouw vertrokken uit Friesland en gingen terug naar Den Haag waar hij eind zestiger jaren contrabassist werd bij het Residentie Orkest. Daarnaast gaf hij les op de muziekschool in Delft. De school zat destijds op de Koornmarkt waar ook het Delfts Symphonie Orkest repeteerde. Hij rekruteerde – zeker in het begin – bij zijn collega muziekleraren nog wat leerlingen voor het orkest. Ten slotte leidde hij een jeugdorkest (Jeugd en Muziek) in Den Haag (repetities op zondagmiddag), maar daar is hij na een aantal jaren mee gestopt. Het orkest is een aantal jaren ter ziele gegaan.

 

Na een dirigentenopleiding werd hij in 1969 dirigent van het Delfts Symphonie Orkest. Cruciaal was het jaar 1969, toen Gerard van Weers, contrabassist bij het Residentie Orkest, aantrad als dirigent van het orkest. In de twintig jaar dat hij voor het orkest stond, wist hij het tot grote bloei te brengen.
Bron: Het programmaboekje Delfts Symphonie Orkest 2009, terugblik op het Orkest.

 

Omroep West: In 1969 dreigt het DSO alsnog te verdwijnen, omdat de kwaliteit te wensen overlaat en er nog geen twintig leden zijn overgebleven. De nieuwe dirigent grijpt volgens Kotting hard in: ‘Gerard van Weers constateerde dat teveel leden niet het gewenste peil haalden. Hij was van mening dat als hij die zou behouden, dan zou hij geen nieuwe, goede spelers er bij krijgen. Dus hij heeft een groot deel naar huis gestuurd.’
Met succes want daarna groeit het orkest weer tot zo’n 75 leden. Kotting: ‘Het zijn allemaal amateurs die dat naast hun werk of studie doen. Maar als je rondkijkt naar de ongeveer 250 amateurorkesten die Nederland heeft, dan is DSO in kwaliteit absoluut behoorlijk boven het gemiddelde.’

 

Hij had al proefgedraaid bij het strijkorkest van de Delftse muziekschool. Ook leidde hij een aantal jaren het jeugdorkest Jeugd en Muziek uit Den Haag.

 

In 2019 vierde het Delfts Symphonie Orkest haar 100-jarig bestaan. De krant vermeldde: In 1969 kwam Gerard van Weers er bij als dirigent. Hij constateerde dat teveel leden niet het gewenste peil haalden. Hij was van mening dat als hij die zou behouden, er geen nieuwe, goede spelers bij zouden komen. Dus stuurde hij een groot deel naar huis. Met succes want daarna groeide het orkest weer tot zo’n 75 leden.

1960

Frysk OrkestGerard van WeersTAAK VAN FRYSK ORKEST
Als ex-lid van het Frysk Orkest zou ik over de desbetreffende ingezonden stukken graag iets willen zeggen. Als dr. A. Wadman schrijft „Fryslan is syn Frysk’ Orkest net wurdich” moet ik dat althans na het lezen van het ingezonden artikel van de heer de Vlugt helaas volmondig beamen. Met stijgende verbazing over zoveel onbegrip heb ik zijn ingezonden stukken gelezen. Onbegrip over de taak van een orkest in het algemeen onbegrip over muziek maken in het bijzonder.

 

Om met het laatste te beginnen. Ik heb eens in Sneek zo’n concert bijgewoond waar „volkscultuur van de eerste orde”, zoals hij dat noemt, werd geboden, en heb daar ook de subliem spelende klarinettist van het stedelijk muziekkorps enige solotrekjes horen blazen. Met alle bewondering en respect voor wat deze man en de leden van het corps in hun vrije tijd hebben weten te bereiken op hun instrumenten, moet men hier toch heus niet over volkscultuur van de eerste orde praten. Als dit zo was, zou het muziekleven in Nederland niet veel te betekenen hebben.

 

De heer de V. spreekt van wederzijds begrip. Het enige wat hij van zijn kant doet is kijken of ze wel begrip voor zijn standpunt hebben; n.l. of er wel concerten voor koper- of houtblazers worden gespeeld. „Wat doet het F. O. met ons?” Gezien het voor de musici veelal saaie repertoire en de vervelende tochten naar de provincieplaatsen is er maar één antwoord: opvoeden! De taak van een orkest is het ten gehore brengen van muziek van vroegere componisten en componisten van onze tijd, om zodoende te laten horen wat onze muziekcultuur heeft voortgebracht, en dus niet alleen maar werkjes, en concerten voor hout- en koperblazers brengen en zodoende in een klein en heel bekrompen kringetje blijven ronddraaien.

 

Laten inzenders voorstellen over „bekwame” dilettant-blazers en dirigenten (die ik helaas(!) ook heb moeten meemaken) dus voorstellen blijven en nimmer worden uitgevoerd. Daar zou niets en niemand mee gebaat zijn. Als hij zich tegen de schenen getrapt voelt is dat een gunstig teken en ik hoop, dat hij en vele „liefhebbers” met hem, er door zijn wakker geschrokken. Dat is ongetwijfeld de bedoeling van dr. Wadman geweest.
Den Haag. G. van Weers, (lid Residentie-orkest).
Bron: Leeuwarden Courant 21 maart 1960

Een paar dagen later schreef de bovengenoemde  de heer de V (P. de Vlugt) zijn repliek

 

FRIESLAND EN ZIJN ORKEST

De heren Verhey en Gerard van Weers reppen met praktisch geen woord over het probleem waar het hier om gaat, n.l. het stimuleren van het concertbezoek. Blijkbaar is dit voor deze heren een probleem van ondergeschikt belang. De heren willen blijkbaar niets anders dan het dilettantisme een trap geven. Dhr. Verhey wil één onzer beste jonge dilettanten wel een ochtend gebruiken om „pleizer mee te maken”. Een zeer verheven standpunt van een „kultuurdrager”: arm mens, die z’n pleizer moet zoeken ten koste van een ander.

 

Dhr. Van Weers meent, dat onze hoogtijdagen op het platteland, onze muziekfeesten, weinig of niets met kultuur hebben te maken. Heren, wees gerust, we weten nu waar we aan toe zijn, u had onze jonge begaafde mensen kunnen helpen, hun bij hun studie de weg kunnen wyzen, met uiteindelijk als resultaat meer begrip en waardering voor elkaar. U had de begaafde jongelui naar voren kunnen halen en hen kunnen adviseren omtrent verdere studie. Het zal niet zo zijn, we zullen na uw ontboezeming niet meer aankloppen aan het heilig huisje van de heren vakmensen, we weten nu, dat u op een geweldig hoog voetstuk staat met aan uw voeten, diep in het slijk, de duizenden dilettanten. Maar we lachen er heel hard om, we gaan rustig onze gang met onze zeer gebrekkige opleidingsmogelijkheden, wij blijven onze vrije tijd wel opofferen aan de vrijetijdsbesteding van onze plattelandsjeugd in zang en muziek.

Mogelijk, dat er voor de heren Van Weers in Den Haag en Lachman in A’dam op dat gebied nog werk aan de winkel is om de nozems en asphaltjeugd nog iets by te brengen…
P. de Vlugt jr
 Bron: Leeuwarder Courant 28 maart 1960

Finale

Triest was de dag dat hij geheel onverwacht tijdens zijn vakantie in Workum in 1989  op 58-jarige leeftijd overleed. In het Delfia Batavorum Jaarboek 1994 staat over Gerard van Weers: Toen hij in 1989 plotseling overleed leek het DSO in niets meer op het vroegere ‘Piep en Kras’. Dit sloeg op hun leeftijden en op de muziek. 

Zijn vrouw Tiny Pietjouw was werkzaam bij de Nationale Ombudsman dr. J.F. Rang en later bij mr. drs. Oosting.

Klik hier voor Gerard van Weers in de Haagse Tak.

error: