De Dorphof, die oorspronkelijk Hof ten Dorp genaamd werd, ligt vandaag de dag in Epen. De hof is als enige, overgebleven van de grote herenhoven die vroeger in Ten Dorp lagen. Verdwenen zijn de Hof ten Hove, de Grote Hof, de Hof ter Graet en het Weyergoed. Rondom deze herenhoven waren de landarbeiders als vrije lieden gevestigd in eigen boerderijen. Zij werkten niet uitsluitend als halfwinners voor de herenhoven, maar voerden zelf ook een klein bedrijf. De helft moesten zij aan de heer afstaan en de andere helft mochten zij houden. Onderlinge transacties van goederen en land en het slechten van geschillen geschiedden voor de schepenbank van Epen.
Een van die hoven was de Grote Hof, destijds eigendom van de familie Van Werst. De hof lag in het Sinnigerdal in inmiddels verdwenen gehucht Ten Dorp bij Epen. De kinderen erfden steeds deze boerderij. Meestal waren de eigenaren schepen (soort wethouder) van Epen.
De eerste bewoners van de Grote Hof waren Jan (Ia) van Werst en zijn broers Gillis en Hans. Zeer waarschijnlijk is deze hof door hen destijds gebouwd. Jan, als oudste, was al vanuit Weerst rond 1558 naar Epen verhuisd. Hij was met Maria Brouwers getrouwd. Zij waren niet de enigen die verhuisden.
Omdat, vanwege de onrustige oorlogsjaren, er in de registers van Epen over de periode 1565-1575 geen inschrijvingen hadden plaatsgevonden, is niet na te gaan welke gezinnen uit de Voerstreek naar de Vrije Rijksheerlijkheid Wittem immigreerden. Na 1575 verschijnen nog de namen van Jan Nijsen uit Weerst, Peter Brouwers, de zoon van de goltsmit uit Weerst, Hans Swart en Merten Puts uit Weerst, Steven van Voeren en Jan van Voeren.
Jan van Werst en zijn broers Gillis en Hans hadden zich gevestigd in Ten Dorp, vroeger een buurtschap van Epen. Dit werd begrensd door de beide bossen, de Dorphof en de plaatsen Resydt (nu Terziet) en Beusdal. In het midden liep de Korengaardweg (nu Sinnigerdalweg). Deze streek lag in een glooiend landschap met authentieke vakwerkhuizen, die nu met steun van Monumentenzorg, zo gaaf mogelijk behouden blijven. Hier is de landelijke sfeer van vroegere tijden bewaard gebleven. De vierde broer Tilman van Werst was al voor 1577 overleden.
Jan en zijn broers hadden hun landerijen in Weerst verkocht en kochten van dat geld en ruilden ook, grond in en rondom Ten Dorp. Gillis overleed rond 1582 op de Grote Hof. Zijn broer Hans werd de voogd van Gillis kinderen: Paulus en Peter.
Paulus van Werst werd vervolgens de nieuwe eigenaar van de Grote Hof. Hij verkocht en ruilde contant of meestal tegen een jaarlijkse rente, een deel van de landerijen van de Grote Hof met zijn ooms Jan en Hans en eveneens met hun zonen. Op 30 oktober 1600 verkocht hij aan Gillis Syberichs een stuk land in den Vlensbroeck, grenzend aan de Dorphof. En een weiland voor 15 daalder. Paulus overleed omstreeks 1610. Van Paulus’ broer Peter zijn geen overdrachten bekend. In 1604 werd hij in de registers van Epen al als ‘afwezig’ vermeld. Hij overleed in Sippenaken in 1634.
Van de drie broers Van Werst, Jan, Gillis en Hans, was Hans, de jongste, degene die naast het beheer van zijn eigen- en pachtgoederen, actief en veelvuldig aan het bestuurlijk leven in de Vrije Rijksheerlijkheid Wittem deelnam.
Voor de schepenbank van Epen, waaronder Ten Dorp ressorteerde, trad hij regelmatig op als gemachtigde voor zijn dorpsgenoten en voor elders wonende grondbezitters. Zo ook voor de hoofdbank van Mechelen, waarvan hij een van de schepenen was. Bij het leenhof van Wittem, zetelend op het kasteel, behartigde hij als gezworen leenman, de belangen van Epen en zijn inwoners.
Van het optreden van Hans van Werst, Wittemse stamvader van de huidige Van Wersch familie, in de periode van 1581 tot 1617 voor de schepenbank van Epen en Mechelen en voor het leenhof van Wittem, zijn vele door hem behandelde zaken bekend die in het boek Van Wersch 800 Jaar (blz 214-228) besproken worden. Deze geven tevens een indruk van het maatschappelijk- en rechtsleven in deze streek. Deze gegevens zijn van belang voor plaatselijk genealogisch onderzoek omdat de oudste kerkregisters van Epen en Mechelen eerst in 1692 resp. 1697 beginnen.
Hans van Werst bezat en woonde met zijn gezin op de Grote Hof in Ten Dorp waar hij ook de Hof ten Hove in pacht had. Hij overleed op hoge leeftijd in 1622 op de Grote Hof . Hans was de laatste van zijn in Epen woonachtige familie die geboren werd in Weerst (Warsage): de plaats in de Voerstreek waar zijn voorvaderen ruim 400 jaar verbleven.
Hans kreeg vijf zonen: Peter, Jan (II), Hein, Herren en Claes. Hein werd op 20 januari 1600 benoemd tot een van de twee keurmeesters van Epen. In deze functie rapporteerde Hein dat op de zondag van de Epener kermis Mettel, de vrouw van Andries, hem toestemming had gevraagd om bier te mogen tappen. Zij had verklaard geen cleyn bier in huis te hebben. Toen Hein dit met zijn collega Jacob Frundt onderzocht, vonden zij in haar kelder toch een vat bier. Over de herkomst van dit vat was er tussen Mettel en Jacob een twistgesprek ontstaan. Mettel had zich bij de thuiskomst van haar man hierover beklaagd. Die had zich toen dusdanig opgewonden dat hij Jacob Frundt met een hooivork aan zijn linkerbeen verwond had. Op een volgende rechtszitting rapporteerden de keurmeesters dat zij ook in de kelder van Joost Hondt cleyn bier hadden gevonden.
Hein van Werst overleed op jonge leeftijd in 1604. Zijn weduwe Tryneke deed toen voor de schepenbank van Epen afstand van twee stukken land genaamd de Epenerhof en een stuk land bij de Breederborn toen gunste van haar zoon Labeur uit haar eerste huwelijk met Goes van Aubel.
Paulus van Werst, zoon van Gillis woonde in 1593 nog steeds op de Grote Hof.Maar enkele jaren later overleed hij zonder kinderen na te laten. Zijn weduwe Margret van Ulvent bleef alleen achter op de Grote Hof. Rond 1620 trok Peter, de oudste zoon van Hans en neef van Paulus, met zijn gezin in de Grote Hof. Peter was net als zijn vader verbonden aan de rechtbank van Epen. Hij overleed omstreeks 1631 en liet drie kinderen na Jan (III), Catharina en Hans. Peter was twee keer getrouwd. De eerste keer met Agnes Puts waarbij hij zijn kinderen kreeg. Helaas overleed zij veel te jong waardoor hij kort daarna met Teisse Engelen trouwde.
Als oudste zoon erfde Jan (III) de Grote Hof en breidde de landerijen uit. Enkele stukken land die hij kocht lagen naast het land van de Dorphof. Ook Jan werd schepen aan de rechtbank van Epen. Hij overleed in 1638, 50 jaar oud en liet voor zover bekend, vier kinderen na. Twee jongens en twee meisjes. De oudste heette uiteraard Jan (IV). Die werd rond 1618 op de Grote Hof geboren.
Deze Jan (IV), zoon van Jan (III), betrok dus ook de Grote Hof waar hij met zijn vrouw en zussen Agnes en Anna maar ook hun oudoom Claes van Werst woonde.
Op 13 september 1676 verklaarde Agnes ( Neeske) van Werst voor de schepenbank dat zij de weg, die liep van hun hof tot aan de Hoogstraat, op verzoek van haar buren wilde openen, mits de gemeente haar een stuk land van dezelfde maten beschikbaar stelde . Neeske van Werst van de Groote Hof verkocht op 28 september 1674 aan Laurens Lennards een stuk land aan de Couwecoul, grenzend aan de hof van Andries Stas en aan het land van Derick Sinck aan de Hoogstraat. Zij verkocht dat land voor 24 gulden Maastrichter koers, met als onderpand haar overige bezittingen. Neeske verkocht voorts voor 12 pattacon een halve morgen land, gelegen van de voorzijde van de Grote Hof tot aan de Gemeene straat. Hierbij stelde zij als conditie dat zij de voorzijde levenslang zou mogen blijven gebruiken. Haar broer Jan was behalve schepen, ook de belastinginner van Epen. Jan trouwde helaas drie keer. Zijn eerste bruid overleed vrij snel in 1674, zijn tweede bruid, Catharina Driessen was in 1695 helaas het zelfde lot beschoren waarna hij met de weduwe Maria Huyschen trouwde. Zij overleefde haar man en stierf in 1726.
Ook Jan werd schepen van Epen. Hij werd in 1671 benoemd.
Tijdens de bezetting door de Fransen in 1672 en de belegering van Maastricht door het Staatse leger in 1676 heerste er voedselschaarste en ontstonden verscheidene epidemieën in deze streken waaraan vele honderden ingezetenen overleden. In meerdere plaatsen vonden vorderingen van levensmiddelen en vee plaats. Van Jan (IV) van Werst staat geregistreerd dat hij Maastricht twee hamels (gecastreerde schaapsrammen) en een paard had geleverd . Ook verloor Jan (IV) tijdens de epidemieën zijn eerste vrouw. Met haar had hij, zover bekend, vier zonen, te weten: Peter, Jan (V), Herman en Lins en een dochter genaamd Anna.
Jan bleef de landerijen rondom de Grote Hof uitbreiden. Aan inkomen had hij geen gebrek.
Jan (IV) de Oude overleed plots op 9 december 1704.
De laatste bewoners van de Grote Hof waren locoburgemeester en schepen van Epen Jan (V) en zijn vrouw Catharina Kerris met hun kinderen Jan (V!), Catharina, Elisabeth en Nicolaas. In een tweede huwelijk met Elisabeth Merckelbach, de dochter van de stadhouder van Vijlen, kreeg hij ook vier kinderen. De laatste in 1704. Jan (V) overleed hier op de Grote Hof 22 februari 1747. De pastoor schreef zijn naam als Joannes von Wesch.
Zijn zoon was inmiddels naar Wahlwiller vertrokken.
En de Grote Hof? Die verdween in de golven der tijden.
bron: Samenvatting uit het boek van Albert van Wersch: Van Wersch, 800 Jaar.