Genealogische website Warsage

nico-23-dec-1966Brieven van lezers

Superdemocratie in KVP

Het systeem van kandidaat-stelling van Kamerleden van de Katholieke Volkspartij is door de heer Aalberse onlangs superdemocratisch genoemd, aldus het vrijmoedig commentaar van 14 dec. Waaruit bestaat dat superdemocratische dan wel? Is dat soms het geval wanneer leden en afdelingen de heer van Doorn practisch niet candidaat stellen en hij door démarches van het partijbestuur middels een aangewezen zetel toch weer toegang zal krijgen tot de volksvertegenwoordiging?

 

Of wordt het superdemocratisch geacht wanneer de heer Kolfschoten, die volgens Uw commentator een kundig kamerlid wordt genoemd, en die door 53 afdelingen candidaat werd gesteld, door een hogere macht in de K.V.P. — de groepsadviescommissie — op de twintigste en daarmede op een onhaalbare plaats wordt gezet? Zijn er meer dan twee van de 19 die vóór de heer Kolfschoten geplaatst zijn, die op zoveel candidaatstellingen kunnen bogen? Dank zij de vele protesten van de vele afdelingen die hem candidaat stelden was de verkiezingsraad wel gedwongen om de heer Kolfschoten een betere plaats te geven. Ik hoop dat deze 15de plaats op 15 februari een verkiesbare zal blijken te zijn, dan zal de K.V.P. tenminste loon naar werken krijgen. Is het nu zo verwonderlijk dat de vele afdelingen, die de heer Kolfschoten gesteld hebben, -hun democratisch recht voelen aangetast en thans een kiescomité voor hem vormen?

 

Of moet het superdemocratisch geacht worden wanneer in uw „vrijmoedig commentaar” een lans gebroken wordt voor candidaten die toevallig meer tot de „groep” behoren waartoe de commentator zich gedrongen voelt? Voor de heer Aarden behoeft zich dan ook geen groep meer te vormen, zoals werd bepleit, want een dergelijke greep zou geen beter resultaat kunnen bereiken dan het onderhavige vrijmoedig commentaar.

 

Groeps- en streekbelangen verdringen het totale partijbelang, schrijft commentator. Het geval van Doorn was er volgens hem een voorbeeld van. Maandag 12 dec. j.l. schrijft hij evenwel: „Het siert de Brabanders en de verkiezingsraad, dat daarmede de schijn is weggenomen dat er in de K.V.P.-fractie geen plaats zou zijn voor iemand die ruimte wil hebben bij het verwezenlijken van zijn verantwoordelijkheid als hoofd van een communicatiemedium”. Is dit wel een totaal belang? Zo zullen er nog wel meer „hoofden” zijn die over een zodanige ruimte zouden willen beschikken.

 

Was de heer van Doorn zich meer bewust geweest van zijn verantwoordelijkheid bij de uitzendingen van zijn omroep na de kabinetscrisis en vooral over de houding van de K.V.P.-fractie, dan waren de-K.V.P.-leden (en zeker de K.R.0.-leden onder hen) hem bij de candidaatstelllng beter gezind geweest. Net zo min als De Tijd de heer Kolfschoten wil dwarsbomen, wil ik de heren Aarden en van Doom voor de voeten lopen. Zij bezitten kwaliteiten, die rechtvaardigen, dat zij wederom deel zullen uitmaken van de Volksvertegenwoordiging.

 

Het commentaar doet mij pleiten voor een waarborg van de democratische rechten van de leden binnen de partij. Zolang deze niet in strijd zijn met het landsbelang, het algemeen welzijn, of het partijbelang, dienen zij volledig tot gelding te komen en niet gefrustreerd te worden door „machten” binnen de partij. De candidaatstelllng van de heer Kolfschoten door de leden kan toch niet in strijd genoemd worden met die belangen. Hij voldoet aan alle voorwaarden die het reglement van de K.V.P. aan dei te stellen candidaten stelt, en zeker aan de voorwaarde dat „de Tweede Kamerfractie over leden moet beschikken die deskundig zijn op belangrijke gebieden van het staatkundige en openbare leven”.

Nu Drs. Bogaers te kennen heeft gegeven niet in aanmerking te willen komen voor een plaats in de Volksvertegenwoordiging dient in de K.V.P.-fractie dringend voorzien te worden in de deskundigheid op het belangrijke terrein van de ruimtelijke ordening. De heer Kolfschoten is op dat terrein bijzonder goed thuis. Ook van verkeer en waterstaat, binnenlands bestuur, landbouw en visserij, maatschappelijk werk en defensie heeft hij getoond veel af te weten en met deskundigheid ook die belangen te behartigen.

 

Wanneer nu een zodanige candidaat door zoveel afdelingen candidaat gesteld wordt dan dient hij ook volgens de democratische beginselen van zijn partij een verkiesbare plaats te verkrijgen. Superdemocratie — wat het dan ook moge zijn — behoeft dan niet meer op te treden. Ik begrijp niet van welke elementen de vrijmoedige commentator de kandidaatstelling in de K.V.P. wil ontdoen om de meest waardevolle figuren in de Kamer te kunnen krijgen

Natuurlijk heeft het lidmaatschap van de K.V.P. nog andere waarden. Wanneer echter hogere „machten” in die partij doorgaan met het verkrachten van democratische rechten van de leden, zullen toch velen van hen om die reden ook het nut niet meer inzien van het lidmaatschap.

 HAARLEM, drs. N.H.M.W. van Wersch

 

NASCHRIFT:. De waarde van de heer Kolfschoten als kamerlid is door ons niet in twijfel getrokken. Als zijn kiescomité, dat weer andere kiescomités verwerkte, het resultaat zou hebben gehad, dat de heer Aarden onverkiesbaar geworden was, zouden wij dat betreurd hebben. De uiteindelijke uitslag van de kandidaatstelling stemt ons niet ontevreden. De heer Van Wersch waarschijnlijk ook niet. Over de wijze waarop deze bereikt moest worden zullen zowel hij als wij onze bezwaren behouden. Het antwoord op de vraag: „Wat is superdemocratie?” wijze waarop deze bereikt moest worden zullen zowel hij als wij onze bezwaren behouden. Het antwoord op de vraag: „Wat. is superdemocratie?” mag dus wellicht luiden: een wijze van kandidaatstelling die zowel de heer van Wersch als ons ontevreden zou stemmen als er niet achteraf met kunst- en vliegwerk nog wat aan gesleuteld kon worden. Redactie.

bron: De Tijd Maasbode, december 1966

error: