Genealogische website Warsage

Aspecten uit de geschiedenis van kasteel Meezenbroek
A.H.C. VAN WERSCH

Op 15 november 1479 was het feest op de Hof van Weerst, gelegen in de Voerstreek. Daar trouwde, in het huis van haar vader, Catharina, dochter van Jan II van Werst met Leonard II van den Ellenbampt. Jan van Werst, heer van Gerdingen en Nieuwstad, was tevens bezitter van de in Brunssum gelegen grote laathof genaamd het Rosgoed.[1]

 

Bij die gelegenheid werd, in aanwezigheid van familie en vrienden, een uitgebreid huwelijkscontract opgemaakt tussen haar vader en Leonard wiens ouders reeds overleden waren. In deze overeenkomst bracht Leonard al zijn erfgoederen mee, waaronder zijn helft van het bij Heerlen gelegen landgoed Meezenbroek met alle landerijen en toebehoren zoals onder meer het ‘panhuys’ [brouwerij]. Verder zijn derde deel van het riddermatig goed Ter Worm en zijn goederen gelegen te Ghenholt.

 

Als bruidsschat schonk Jan van Werst het paar een jaarlijkse, levenslange uitkering van zestig mud rogge. Hij bepaalde hierbij dat de levering geschieden moest door de halfwinner van de laathof het Rosgoed en voor de helft geleverd moest worden naar Aken, waar het bruidspaar in de Gaystrasse ook een woning had. De andere helft kon, indien gewenst, jaarlijks betaald worden in dertig Rijnse gulden. Voorts bepaalde Jan van Werst dat deze verstrekking na zijn overlijden in de boedel gebracht moest worden om, samen met zijn andere goederen, gelijkelijk tussen zijn erfgenamen te verdelen.[2]

 

Na hun huwelijk woonden Leonard en Catharina aanvankelijk op kasteel Meezenbroek, waar in 1481 hun zoon Leonard III geboren werd. Op Meezenbroek verbleef ook een familielid, eveneens Leonard van de Ellenbampt genaamd. Deze voerde eveneens het wapen van de hoofdstam Ellenbampt, echter met een bristure [breuk of schuinbalk] hetgeen aanduidt dat de eigenaar een bastaard was. Hij was gehuwd met Lysgen, dochter van de Akense schepen Adam von Haren. Deze Leonard verhief op 2 oktober 1495, na het vroegtijdig overlijden van Leonard II, als voogd en in de naam van de minderjarige Leonard III het landgoed Meezenbroek met alle toebehoren.[3]

Leonard III van den Ellenbampt
Leonard III huwde op 9 januari 1505 Maria von Hochkirchen. Het huwelijkscontract werd door hem opgemaakt, zijn ouders waren inmiddels overleden, samen met zijn schoonmoeder Anna van Gulpen, weduwe van Hendrik von Hochkirchen. Leonard III bracht in het huwelijk zijn door erfenis verkregen huis en hof Meezenbroek in, met de akkerlanden, beemden, weiden en met alle rechten. Op dit goed rustte toen de verplichting om aan zijn neef Willem van Schaesberg jaarlijks een rente van vijf vaten en achttien mud rogge te leveren. Zijn oom, jonker Daniël van Werst, stelde zich borg voor deze levering, voor het geval dat Leonard in gebreke zou blijven. Verder bracht Leonard in het huwelijk onder meer in de jaarlijkse opbrengst van 36 mud rogge afkomstig van de Hof van Holt [Ghenholt].

 

Van de zijde van Anna van Gulpen ontving het bruidspaar onder andere het goed Soerser Hochkirchen bij Aken. In het contract werd verder vastgelegd dat, indien Leonard in financiële problemen zou komen, hij beschikken kon over een kapitale erfrente van 200 mud spelt [soort tarwe]. Deze rente moest geleverd worden door de Hof van W(e)erst, het stamgoed van de landjonkers Van Werst.

Leonard III kon deze rente in eigendom verkrijgen als zijn oom Daniël in ongehuwde staat overleed.[4]

 

In Aken, waar Leonard III en zijn echtgenote woonden, werden hun dochters Anna en Catharina geboren. Door toedoen van zijn schoonfamilie Von Hochkirchen werd hij in 1507 voorgedragen als schepen van de Rijksstad. Deze functie vervulde hij tot 1552. Tussentijds werd hij enkele malen gekozen tot burgemeester.[5]

 

Op 3 januari 1538 behandelde het Rijkskamergerecht in Wetzlar een geschil, dat ontstaan was tussen Leonard III en Maria van Elderen, weduwe van Daniël II van Werst, zoon van zijn oom Daniël. Dit betrof de interpretatie van de tekst uit het huwelijkscontract uit 1505 inzake de genoemde, jaarlijkse rente van 200 mud spelt. De waarde hiervan was inmiddels gestegen tot 8500 gulden Brabants. De uiteindelijke afwikkeling van dit langdurig proces vond plaats voor het gerecht van ‘s-Gravenvoeren, Mortroux en Neufchateau.[6]

Hrl_Meesenbroek_kasteel_00140_300
Huis [kasteel] Meezenbroek rond 1920. Het statige pand werd rond 1750 in opdracht van mr. Adriaan Vignon, toen onder meer vice-schout van Heerlen, gebouwd . In 1935 is het afgebroken Bron: Stads archief Heerlen

Catharina van den Ellenbampt
Catharina, Leonards dochter, erfde na het overlijden van haar ouders de helft van het landgoed Meezenbroek. De andere helft, in bezit van Diederik van Leeck, werd in 1579 gekocht door haar echtgenoot Hendrik van Tzevel, heer van Puth. Daardoor werd hij eigenaar van geheel Meezenbroek met alle toebehoren. Op dit landgoed [her]bouwde hij omstreeks 1576 kasteel Meezenbroek, waar hij in 1590 nog woonde.[7]


Hun dochter Anna van Tzevel huwde op 3 december 1565 met Jan, vrijheer Dobbelsteyn, heer tot Eyenburg. Hun kinderen, Dirk, Hendrik en Catharina werden op het kasteel geboren. In 1650 verkocht Jean Charles, zoon van Dirk, het kasteel met alle toebehoren aan Jan en Daniël Buirette uit Aken. Anna Buirette, dochter van Daniël en Esther Heldevier trouwde in 1630 met Henri Vignon uit Aken. Zij erfde kort daarna het adellijk goed Meezenbroek met 69 bunder land. Dit landgoed bleef gedurende de volgende 140 jaar in bezit van nakomelingen en aanverwanten van het geslacht Vignon. Jan Willem Heldevier, geboren te Maastricht op 9 januari 1740 en omstreeks 1770 gehuwd met Jeanne Sybille Vignon, verkocht in 1792 het familiebezit Meezenbroek voor 110.000  Luikse guldens aan de uit Frankrijk geëmigreerde bisschop van Auxerre, Baptiste Marie Champion de Cicé. Deze en zijn zuster Elisabeth woonden tot 1794 op kasteel Meezenbroek Als tegenstander van de Franse Revolutie was de bisschop genoodzaakt naar Duitsland te vluchten. Zijn bezittingen werden geconfisqueerd.

Op www.rijckheyt.nl staat nog:

In de 19e eeuw waren landhuis en boerderij in bezit van verschillende eigenaren. In 1935 werd het landhuis gesloopt. De kasteelhoeve werd door de familie Erens uit Schaesberg aan de gemeente Heerlen verkocht. Een deel van de hoeve was in gebruik als restaurant Buirette. Het in 1935 gesloopte landhuis bestond uit een niet meer omgracht, in baksteen, opgetrokken blokvormig huis. Boven de kelder bevonden zich twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een schilddak. De kasteelhoeve was omgracht. Het meest in het oog springende gedeelte vormt het poortgebouw, dat als enig origineel onderdeel van de hoeve behouden is gebleven. De rest van de hoeve is in de jaren zeventig van de 20e eeuw gesloopt. Alleen de stalvleugels aan beide zijden van het poortgebouw werd ten behoeve van het restaurant in 1978 gereconstrueerd.

Klik hier voor de korte geschiedenis van kasteel Meezenbroek.

Eigenaren van Meezenbroek
12e/13e eeuw: Aartsbisschop van Keulen
1371: Ridder Scheffert van Meysenbroeck
1478:Familie Van Holtzen
1479: voor de helft van Leonard van den Ellenbampt (getrouwd met Catharina van Werst). De andere helft was van Diederik van Leeck.
1579: Hele kasteel van Hendrik van Tzevel en herbouw.
begin 17e eeuw: Jan Dobbelsteyn
1650: Jan en Daniël Bruinette
1670: Henri Vignon
1789: Jan Heldevier
1792: Bisschop Champion de Cicé van Auxerre
1803 -1935: een heleboel verschillende eigenaren.
 
In 1660 liet Jan Bruinette een poortgebouw bouwen. Dit gebouw bestaat vandaag de dag nog steeds. Jaren geleden zat hier restaurant Buirette in. tegenwoordig is Meezenbroek een wijk in Heerlen.
 
poortgebouw meezenbroek
 

[1] . A. VAN WERSCH, Van Wersch 8oo jaar, een historisch-genealogisch verslag uit het leven en werken van een Zuidlimburgs geslacht, hun nazaten, verwanten en de streken waar zij woonden. [Alphen aan den Rijn 1992], 138; RA Limburg, archief LvO, inv.nr. 1124, Cijnsregister Brunssum, fol. 5. De naam van het in Brunssum gelegen Rosgoed veranderde later in Rozengaard en Cluttenleen.

[2]  RA Limburg, archief van kasteel De Geloes, inv.nr . 878, akte d.d. 14.11.1475

[3] LUISE FREIIN VON COELS VON DER BRÜGGHEN , ‘Die Schöffen des königlichen Stuhls von Aachen von der frühesten Zeit bis zur endgültigen Aufhebung der reichsstädtischen Verfassung 1798 ‘  in: ZAGV 50 [1928], 189 , 228.

[4]  RA Limburg , archief van kasteel De Geloes, inv.nr. 879, akt e d.d. 9.1.1505

[5] LUISE FREIIN VON COELS VON DER BRÜGGHEN, ‘Die Aachener Bürgermeister von 1251 bis 1798’ , in: ZAGV 55 [1933/34], 58, 6o

[6] . LUISE FREIIN VON COELS VON DER BRÜGGHEN, in: ZAGV 50 [1928], 230; VAN WERSCH, 144/14 6 en 148 geeft een beknopte beschrijving van dit proces.

[7] L. DE CRASSIER , ‘ Dictionnaire historique du Limbourg Néerlandais , de la période féodale à nos jours’ , in: PSHAL 68 [1932], 172. In 1939 werd dit historisch kasteel gesloopt , zie J. BELON JE , ‘Meysenbroeck ‘ , in: LvH 4 [1954 ] , 82 noot 3.