Genealogische website Warsage

Wahlwiller is een gehucht in Zuid Limburg. Hier staan diverse oude gebouwen. Een van die gebouwen is La Ferme Lanterne, stamhuis van een deel van de Heerlense Tak, dat aan de Oude Baan ligt, de Romeinse hoofdweg van Maastricht naar Aken.

 

De vermelding van het goed Lanterne is oud. In het Latijnsboek wordt het in de 14e eeuw genoemd. In 1442 werd het goed in leen gegeven aan Jan III van Cosselaer, Heer van Wittem. Een jaar later verkoopt Jan III van Cosselaer de hoeve weer door aan de familie Van Pallant, de latere Heren van Wittem die het in bezit houden tot 1608. In dat jaar verpandde Floris II van Wittem de hof aan de drost van Wittem, Adolf van Belven.

 

In 1660 was de pachter Gerard Wertz die met Maria Hagelstein gehuwd was. De pachtsom was toen 550 Brabantse gulden. In 1666 was de huur opgelopen tot 675 Brabantse gulden. In 1680 werd hun zoon Nicolaus Wertz de nieuwe pachter tegen een huursom van 700 Brabantse gulden. Wellicht zijn Gerard en Nicolaus Wertz verwant aan de Van Werst stam. In de 18e  eeuw zou ook een Van Wersch de hoeve pachten.

 

Eind 18e eeuw pachtte Jan van Werst de hoeve waardoor het stamhuis ontstond van een deel van de Heerlense Tak van de familie Van Wersch.
Van de oorspronkelijke hoeve is niets meer te zien, het huidige woonhuis is nieuwbouw uit 1813. Dat jaartal blijkt uit de inscriptie in de steen boven de ingang van het woonhuis. De rest van het complex is iets ouder ondanks verbouwingen en restauraties uitgevoerd in de 18e eeuw. Een klein deel van de hoeve stamt nog uit de 15e eeuw.

ferme lanterne wahlwiller
ferme lanterne
ferme lanterne

In 2005 had de gemeente Gulpen totaal andere plannen met de hoeve Lanterne getuige de 3D-tekeningen die toen gemaakt waren voor een gedeeltelijke verbouw/restauratie. De gemeente had het plan opgevat om hier een centrum te bouwen voor lichamelijke en geestelijke ontspanning. Het binnengedeelte zou dan gesloopt worden en er zou een gebouw verrijzen met staal en ijzer dat zogenaamd aansloot bij het oude gedeelte. Gelukkig gingen die plannen niet door.
De architect Jeroen Paumen had daarvoor een eervolle vermelding gekregen voor zijn plannen met La Ferme Lanterne.

La Ferme Lanterne, Stamhuis

Jan van Werst had aan de andere kant van het dorp, aan de Oude Baan in Wahlwiller grond van zijn vader geërfd. In 1784 bouwde hij daar een huisje dat in 1787 voor 500 Brabantse gulden getaxeerd werd. Tezamen met zijn andere bezittingen had Jan 4432 Brabantse gulden. 

 

Voor de schepenbank van Mechelen pachtte Jan van Werst op 63-jarige leeftijd, als meestbiedende van vier gegadigden, op 20 november 1786 van de rentmeester Isfordt een groot deel (24 ha) van de hoeve Lanterne in Wahlwiller. De akte is echter van 27 februari 1787.

 

Deze Isfordt was de rentmeester van de graven Von Plettenberg, heren van Wittem die in 1722 de Heerlijkheid Wittem gekocht hadden. De Heerlijkheid bestond uit de dorpen Wittem, Mechelen, Epen, Wahlwiller en Nijswiller. In 1768 overleed Franz Joseph von Plettenberg. Zijn vrouw was toen in verwachting van baby Max Friedrich von Plettenberg. Door zijn vroegtijdig overlijden werd Max de nieuwe graaf. In 1786 was hij 18 jaar en dus minderjarig. Voor hem trad onder andere zijn tante de barones von Mersfeldt op als een van zijn voogden.

Goedgekeurd

Rentmeester Isfordt meldde op 9 december 1786 vervolgens bij de voogden van de pachtgever graaf Max Ferdinand van Plettenberg uit Westfalen, toekomstig raadgever van de Duitse keizer Karel VI,  dat hij aannam ..dat zulks door Uwe Excellentie kan worden goedgekeurd, wanneer men overweegt dat de toekomstige halfwinner (= pachter die de helft van de opbrengsten moet afstaan) Jan van Werst, vooreerst niet alleen een goede en rechtschapen persoon is, maar ook volgens bijgaande verklaring, een voldoende waarborg stellen kan, welke waarborg ik met schepen Schijns ook nader onderzocht en aannemelijk bevonden heb.

 

De pachtsom bedroeg 1530 Brabantse gulden en moest in twee termijnen betaald worden. De ene helft in goud en de andere helft in zilveren munten. De pachter moest voor de armen van Wahlwiller en Mechelen jaarlijks zes vaten rogge geven, zelf het onderhoud aan gebouwen, strodaken en afrasteringen van de hoeve bekostigen en de kost en inwoning van de werklieden. Volgens een oud gebruik diende hij ieder jaar twaalf fruitbomen te planten en nieuwe weilanden aan te leggen. Langs de beken diende hij wilgen te planten. Hij moest de grensstenen en de doorgaande wegen onderhouden. Jan had zelf ook eisen: zo moest de verhuurder de schuren opnieuw opbouwen en de daken en vloeren vernieuwen, hetgeen geschiedde.

Leningen

Uit twee akten (1784 en 1787) bleek dat Jan een nieuw huis gebouwd had in Party, onder Wittem. In 1784 leende hij van schepen Werner Leonard Warnier van Gulpen 400 Maastrichter guldens tegen 5% rente. Als onderpand  gaf hij dit nieuwe huis met schuur en stalling, met tuin, en landerijen van ongeveer vier hectare groot aan nu de Oude Baan in Wahlwylre. Op 6  januari 1787 had Jan het bedrag terugbetaald. Op 9 januari 1787 sloot Jan echter weer een lening af, nu bij prior Antonius Hullenkramer van het Karmelietenklooster in Aken tegen 5% rente. En weer gaf hij zijn huis in Party als onderpand. Dit klooster werd in 1907 gesloopt voor de bouw van een politiebureau.

 

Zijn dochter Anna Maria, gehuwd met Jan Beucken, woonde in dit huisje (Huyske) aan het begin van de Oude Baan, tegenover restaurant ’t Clauwes. Deze naam Oude Baan is ontstaan omdat er begin 1900 hier een trambaan was van Maastricht naar Vaals. Het huis op nummer 2 heet nog steeds Huyske. Het is alleen niet meer het huis waar de familie Jan van Werst woonde.

 

In 1787 betrok Jan het huis. Het jaar daarop stierf zijn vrouw Maria Schroeders. In 1790 kwam hun zoon Jan Willem met zijn vrouw op de hoeve wonen. De schuren werden pas in 1792 opnieuw opgebouwd. Jan van Werst bezat naast de uitgestrekte landerijen en huizen, zes paarden, zestien koeien, 94 schapen en nogal wat varkens.

Testament

Op 24 april 1802 vroeg Joannes Van Weers, zoals de notaris schreef, weduwnaar van Maria Schröders, woonagtig op de Lanteerne onder de Gemeente Wittem, oud in de taggentig Jaeren, notaris Kemmerling uit Gulpen of hij bij hem thuis in de slaapkamer wilde komen. Jan lag daar gesond van Lighaem egter door ouderdom verswakt in bed. Hij wilde niet willende van dese wereld scheijden voor en aleer over sijne goeders gedisponeert hedde. Met andere woorden: hij wilde zijn testament op laten maken en ging zijn bed uit.

Zijn zoon Jan Willem Van Weers, gehuwd met Anna Maria Van de Bennett was inmiddels de hoofdpachter van de Hoff Lanteerne. Hij had enkele meubels van zijn vader gekregen en die wilde dat die buiten het testament bleven. De twee andere kinderen bevestigden dat.


De testateur wil verder dat zijn zoon Jan Willem een koe zou erven met de waarde van 20 kronen want hij had zijn twee dochters bij hun huwelijk ook een koe gegeven. Jan hield ook rekening met het feit dat zijn zoon Jan Willem 12 jaar bij hem  op de boerderij had gewerkt zonder dat hij daar loon voor kreeg. Om hem tegemoet te komen had hij met afgesproken dat hij jaarlijks 25 Franse kronen zou krijgen. Ondanks dat vader helemaal geen geld had om hem uit te betalen. Dus Jan Willem zou nog 12 x 25 = 300 Kronen moeten krijgen. Dit bedrag moest uit zijn vaders nalatenschap betaald worden.


Zijn schoonzoon Pieter Beuken had een schuld aan zijn schoonvader van 150 pattacons wegens verschillende leningen. Hij in sijn goet gewoont heeft, en nog eventueel woont. Hij zei dat hij dat bedrag in de boedel zou inbrengen of anders in korting op de nalatenschap gebracht zal worden.

 

De testateur laat vervolgens zijn zoon Jan Willem een vierde deel na van al zijn bezittingen na aftrek van de schulden. Ook de achterstallige pachtsom moet aan de Nationale Domeinen betaald worden.

Een jaar later, op 17 maart 1803 ging Jan naar notaris Vanderhouven in Valkenburg. Zoals toen gebruikelijk was werd de notariële akte in zowel het Frans als in het Nederlands opgemaakt. Het was tenslotte de periode van de Franse bezetting van Nederland. Jan was boer (in het Frans staat er Fermier en in het Nederlands: halfwijn) op de Hof Lanteerne geweest en woonde daar nog steeds. Hij verklaarde dat hij in het jaar 9 (1800/1801) aan Domeinen nog steeds een bedrag schuldig was van 4.931 francs en 70 centimes wegens achterstallige pacht die voorheen aan de burger Plettenburg toebehoorde. Jan Van Weers had de hoeve nog tot 15 maart 1799 in gebruik gehad. Die pacht moest en zou betaald worden hiertoe gedwongen door een gerechtelijk bevel (bij wegen van commandement), zozeer zelfs dat zijn meubels in beslag werden genomen en te koop werden aangeboden.(sijne mobiliaire bij executie geproclameerd waeren). Jan had geen geld tot zijn beschikking en zei dat zijn zoon Jan Willem Vanwers, momenteel boer (in het Frans: fermier, in het Nederlands: pagter) op de hof was. Hij had alle moeite gedaan om geld te genereren ten eijnde de opgemaekte somme af te betaalen.


In een overeenkomst was besloten dat in mindering op dit bedrag van francs 4.931,70 de helft van de opbrengst van de oogst gebruikt zou worden (heeft seven en sestig francs en vijftig centimes genoten de halve schaare als doen te veld staande geevalueerd ad elf hondertagthien francs).
Vader Jan wilde voor zijn overlijden het een en ander goed geregeld hebben (begeerende voor sijne afleevigheid voor te komen alle moijelijkheden die welke daer door tusschen sijne erfgenaamen souden konnen ontstaan). Het restant zou door zijn zoon voorgeschoten worden. Daartoe had Jan destijds zijn zoon de meubelen en de volgende dieren en goederen waar af den comparant de volle meesterschap heeft gegeven. Te weten vijf paarden, een veulen, tien koeien, vier runderen, veertig schapen, vijf paarden hamen, twee achterhamen, twee zadels, kettingen, tomen, een kussentje (cousinet), drie karren, een slagkar (un clichet), twee ploegen, twee eggen, een wals en tenslotte vijf varkens met een graanmolen (eene vrugte Molen en Schouffel) en een machine  om zaden te winnen (machine à Vanner). Dit vertegenwoordigde een waarde van 3.741,44 francs. Samen met de eerder genoemd bedrag van 1.118 francs was dat gelijk aan het verschuldigde bedrag van 4.859 francs en 44 centimes.

Jan was op hof Lanterne op 11 mei 1803 overleden. Maar zijn dochters (en/of hun partners) waren niet tevreden over de verdeling van de erfenis. Omdat een vrouw in die tijd geen enkel recht had konden zij pas met toestemming van hun man naar de notaris. Samen met hun broer Jan Willem gingen zij dus op 30 mei 1804 naar de notaris.

Zij stelden een vraag over de verdeling van de roerende goederen tussen hun vader en hun broer Joan Wilhelm Van Weerss. Zij wilden dat de nalatenschap in drie gelijke delen werd verdeeld. Hun broer Jan Willem zei echter dat per testament de verdeling was bepaald.

 

prickartzEr werden twee arbiters aangesteld. De heren Visschers, procureur in Maastricht en Andreas Willemse, homme de Loi in Wittem voor de zussen en de heer Vossen oud-commissaris uit Aken. Mochten deze arbiters het niet eens worden dan werd er gekozen voor een vierde arbiter, de heer Pelser, advocaat uit Aken die een beslissende uitspraak kan doen. Alle drie (zussen en broer) legden zich hierbij neer aen welck uiijtspraek partijen beloven sig te sullen gedraegen soo in betreft de saak principael als kosten hierover te impenderen.

 

Pieter Beucken, de man van Anna Maria en haar zus Anna Elisabeth van Weers konden niet schrijven, dus ook niet tekenen., Hun broer en Jan Prickartz wel.

Zoon Jan

landerijen lanterne
1820

Zijn zoon Jan Willem van Werst, gedoopt Wahlwiller 13 augustus 1758, was ook landbouwer op de La Ferme Lanterne. Hij woonde al meer dan twaalf jaar met zijn gezin op de hoeve. Na de dood van hun vader waren de zussen van Jan Willem (of liever hun echtgenoten) niet blij met de erfenis en Jan Willem moest voor het gerecht komen. Uiteindelijk besliste de rechter dat hij zijn zussen meer geld moest geven dan dat hun vader aan hen in het testament beslist had. Dat was zuur. Ook omdat er nog steeds geen goede tijden waren aangebroken op de hoeve. In 1804 en 1805 moest Jan Willem een deel van zijn landerijen verkopen en een deel van zijn veestapel.

Daarna kwam in 1817 een beslaglegging op zijn goederen in Nijswiller door de familie van zijn vrouw Anna Maria van de Bennet. Ondertussen van de achternaam al veranderd naar Van Wersch, Von Werst en Van Weers. In 1817 woonde Jan Willem met zijn gezin in Nijswiller waar hij in 1820 overleed. Na zijn overlijden werd een Memorie van Successie opgemaakt waarin de bezittingen van de overledene stonden waarover belasting betaald moest worden.
Wellicht dankzij het proces van zijn zussen en de slechte tijden, liet de weduwe noteren: Il ne m’est echu ni meuble ni immeuble: Hij heeft mij noch roerende goederen noch onroerende goederen nagelaten.

Of hij de nieuwbouw van het huis Lanterne in 1813 meegemaakt heeft of niet is ook onbekend. Ter herinnering aan die verbouwing werd een steen boven de deur bevestigd. De eigenaar van de hoeve: Jozef Dewildt, had de hoeve in 1808, na de Franse bezetting gekocht van het Rijk. Hij had zijn geld tijdens die Franse overheersing meer dan ruim verdiend. Vandaar dat hij een echte francofiel was. Dus de boerderij Lanterne kreeg de Franse naam La Ferme Lanterne.

journal-limbourg-1817
In de krant van 1817 werd bekend gemaakt dat er beslag op de landerijen van Jan-Willem van Weers werd gelegd.

Hun oudste zoon Jan Sebastiaan van Wersch was ten tijde van zijn  huwelijk in 1820 knecht op La Ferme Lanterne die zijn vader verlaten had. Blijkbaar was hij in dienst gegaan bij de nieuwe pachter Jan Beckers. Een broer van Jan Sebastiaan, Jan Michiel van Wersch, werd ook op 24 juli 1796 op de hoeve Lanterne geboren. Toen bezat de hoeve 24 ha. in Nijswiller, waar hij met zijn ouders naar toe verhuisd was. Enkele jaren voor de dood van zijn vader waren er alweer misoogsten. Jan Michiel vertrok daarom rond 1820 naar Aken. Waarschijnlijk had zijn vader de laatste jaren op de hoeve Lanterne een soort gasthuis voor koetsiers met hun paarden gehad. Jan Michiel begon wellicht daarom in Aken een stalhouderij.

Van Wers

De naam Van Wers is dus ongeveer 27 jaar verbonden geweest aan La Ferme Lanterne. In 1830 komt nogmaals de naam Van Wersch voor. De toenmalige pachter Peter Henssen kocht van Raymond Frans van Werst (geboren in 1781) uit Mechelen een stuk grond die hij in Wahlwiller had voor ƒ 81,-. Raymond behoort tot de Wittemse Tak, terwijl bovengenoemde Jan en diens zoon Willem tot de Heerlense Tak behoren. Deze grond had Raymond in 1821 gekocht. Hun vader had een schuld achtergelaten, die onder andere op deze manier deels werd afgelost.

La Ferme Lanterne, nu

Sinds 2005 rust er geen boerderijbestemming meer op de Ferme Lanterne. Dit rijksmonument werd in 2008 verbouwd tot een Bed en Breakfast onder de naam Viva Lanterne. Ben je geïnteresseerd in de bouwgeschiedenis van de Ferme Lanterne? Koop dat het jaarboek nr 5 uit 2008 van de Heemkundige Kring Wahlwiller.

Doordat de buren over overlast van de gasten van Viva Lanterne bleven klagen, werd in april 2020 de horecabestemming van het pand gehaald. De eigenaar gaat er nu totaal elf appartementen in bouwen die verkocht worden. In mei 2020 was het huis en één appartement al verkocht.

 

De Pachters

1654: Joachim van den Beuken
1660: Gerard Wertz
1680: zijn zoon Nicolaas Wertz
1733: Pascua Maurau
1735: De Honeux
1739: Laurens Bretzmoor
1781: Arnold Limpens
1786: Jan van Wers
1799: zijn zoon Jan van Wers
1809: Jan Zeevaert
1820: Johannes Beckers
1829: Peter Henssen (40 jaar)
1869: zijn zoon Hubert Henssen
1884: Anna Maria Frijns-Ahn
1896: Johan van der Linden
1926: Peter Baenen
1938: Christiaan Vandenbooren, eigenaar was Mr. Schreinemacher, wethouder in Maastricht.
1958: Er waren geen pachters meer. Christiaan werd eigenaar van de Hoeve Lanterne.
1961: zijn zoon Jan Vandenbooren
1995: Rene Vandenbooren (neef)
2005: Antoon de Louw
2020: Diverse eigenaren.

bronnen: Albert van Wersch: Van Wersch 800 Jaar, 1992,
Heemkunde Wahlwiller, jaarboek 2, 2005.

Klik hier voor Jan van Werst in de Heerlense Tak.

error: